en van „de Heeren van de Stad” , dat de toestand zöö niet
langer kon blijven. Den 20en Februari 1717 zwichtte de Land-
dag en ging over tot de benoeming van een zes-tal nieuwe
hoogleeraren. De kwijnende Academie herstelde zieh, en al
wist zij den ouden luister niet geheel te herwinnen, toch nam
het aantal Studenten weer langzamerhand toe.
Doch al werden in het vervolg de vacatures onder de hoogleeraren
weer vrij geregeld door de Staten aangevuld, — toch
bleek het aantal leerstoelen op den duur veel te gering. In 1750
werd een poging gewaagd om hierin verbetering te brengen,
en richtte men een verzoek aan den stadhouder prins Willem IV,
om het aantal hoogleeraren in het vervolg tot 12 of 14 te ver-
meerderen. De prins, die meermalen blijk gegeven had van
zijne belangstelling in het welzijn der Hoogeschool, en door
herhaalde bezoeken aan Groningen een groote mate van popu-
lariteit had verkregen, was den i6en Mei 1748, op verzoek der
Studenten, door de Staten der provincie benoemd tot Rector
Magnificentissimus en Primus Curator der Groninger Academie.
In November 1749 werd de prins met groote plechtigheid inge-
haald en in zijn nieuwe waardigheid gei'naugureerd.
Kort daarop begonnen de onderhandelingen over de vermeer-
dering van het aantal hoogleeraren en de andere verbeteringen,
die men van den prins hoopte te verkrijgen. Zijn vroege dood,
in 1751, verhinderde hem echter zijne plannen ten uitvoer te
brengen. Doch zijne belangstelling voor de Groninger Hooge-
school bleek op zijne weduwe te zijn overgegaan: reeds in
het volgende jaar benoemde zij -zeven nieuwe hoogleeraren en
een lector, waardoor het getal professoren op dertien gebracht
we rd,—; een aantal dat te voren nog nimmer bereikt was.
Ook hun zoon, prins Willem V , die zijn vader in de waardigheid
van Rector Magnificentissimus was opgevolgd, toonde later
een bijzondere genegenheid voor de Groninger Hoogeschool.
Meer dan eens bracht hij hier een bezoek; den 7en Augustus
1773 was hij zelfs tegenwoordig bij een publieke promotie,
waarvan wij hier het officieele verslag u i t d eA c t a Senatu s
laten volgen:
„De Senatus Amplissimus ter bepaalder uure by een ge-
„komen en ook de Studenten op de Area Academiae vergadert
„zynde, is in de gewoone order, met het sceptrum voorop,
„en door de Studenten paar aan paar, alle met zydgeweer
„deftig uitgedost, met Manchetten, witte Koussen en Orange
„Coquarden om en op den arm gevolgd, terwyl eenige mili-
„taire a latere, om den drang des volks af te weeren, den
„train vergezelden, na het Stadhouderlijk hof gegaan. Aldaar
„gerecipieert zynde gingen de Studenten in eene Karner ter
„zijden, en bleeven aldaar wagten, terwyl de Senatus Amplis-
„simus op de Antichambre een oogenblik vertoefde, en
„vervolgens door den Heere Prince minsaam gerecipieert wierd,
„doende de Rector M. eene körte en gepaste aanspraak.
„Waarna de Vorst denzelven voortradt, en by de Karner daar
„zieh de Studiosi bevonden, door derzelver verkooren Höofd,
„Jonker Edzard Reint Alberda, met eene körte aanspraak,
„die zeer wel door Hem geconcipieert was, en in de Neder-
„duitsche Taal ge&cecuteert wierdt, gecomplimenteert, en
„door Zijn Doorl. Hoogheid vriendelyk beantwoort zynde,
„gingen de Studenten paar aan paar vooruit; de train geopent
„zijnde door de Hellebardiers, volgende op de Studenten de
„Edellieden van den Vorst. Hierop volgde de Pedel met het
„Steptrum, voorts Zijne Hoogheid, hebbende aan zijne linker-
„zyde den Rector Magrtificus, en ter wederzijden de twee
„oudste der PI.H. Curatoren, Borgemeester van Iddekinge en
„de Hr. Alberda van Bloemersma; gaande de overige Heeren
„Curatoren en Professoren paar aan paar, en ten laatsten de
„Bode der H.H. Curatoren; volgende wyders eenige Regeerings