Tevens werden bij deze beschikking hunne wapening en kleeding1)
nader geregeld.
V a an d e l v an d e v r ijw illig e flan k eu r comp agn ie de r
G ron in g er Studenten. 1830—1831.
De compagnie, die den 8en November door generaal-majoor
Everts geinstalleerd was, ontving, den 25en daaraanvolgende,
') Het gekleed model van een Student-flankeur, uit de jaren 1830— ’31, is geex-
poseerd in het Museum van Oudheden alhier.
op de pui van het Stadhuis, van wege 92 jonge dames uit de
stad, een met eigen hand geborduurd vaandel. Dienzelfden
avond hield prof Hofstede de Groot een toespraak in de Martini-
kerk, en zeer indrukwekkend moet het geweest zijn, toen aan
het einde daarvan, door de flankeurs allien, staande, de vol-
gende regels gezongen werden van Gezang 18:
Zoo ziet Gij ons, zoo blijft Gij voor ons waken,
Met eene trouw, die alles wel zal maken;
Zoo leidt Gij ons, zelfs door den grootsten nood,
Tot aan, tot in, tot over graf en dood.
Den volgenden dag vertrok de Compagnie over Harlingen
naar Amsterdam, om vandaar hare nieuwe bestemming te
volgen.
Van de verdere lotgevallen der Groninger Flankeur-Com-
pagnie kunnen wij in dit beknopte overzicht geen verslag doen. l)
Den i5en September 1831 konden de Studenten zieh voor
den terugkeer naar hun Academie-stad gereed maken. Eenige
dagen later, den 20en September, trok de Compagnie, begeleid
door de schutterij en voorafgegaan door muziek, onder grooten
toeloop, onze stad binnen. Op de Groote Markt werden de
flankeurs door den geheelen Senaat opgewacht en door den
Rector Magnificus toegesproken, waarna het vaandel door eenige
jonge dames met lauweren werd bekranst. Den volgenden dag
werd op de Area der Academie, aan den commandant der
compagnie, den kapitein W. van der Brugghen, aan den i sten
luitenant A. W. van Pallandt en aan de 16 Franeker studen-
*) Wij verwijzen den belangstellenden lezer naar het „Gedenkboek der Vrijwillige
Flankeur-Compagnie Groninger en Franeker Studenten” , uitgegeven te Groningen in
1832 , — en naar het artikel van P. H. Craandijk „De vrijwillige Jagercorpsen van
1830-1831” , voorkomende in Eigen Haard, jaargang 1890, pag. 568 en volgende.