wordt door owen »de marsupiale leeuw”, geheeten —* hij was zoo
groot als een leeuw. Zijn tandstelsel was niet gelijk aan dat van de
vleescketende buideldieren van den tegenwoordigen tijd, maar het was
zoo krachtig en zoo sterk ontwikkeld, dat het onweersprekelijk bewijst
, dat de Thylacoleo een verscheurend roofdier moet zijn geweest.
De wombats worden vertegenwoordigd door fossiele soorten, die gedeeltelijk
even groot waren als de hedendaagschen, maar waarbij er
ook zijn die de laatsten in grootte ver overtroffen. Het Nothothevïum,
bij voorbeeld, was veel grooter van gestalte dan eenige levende soort
van wombat, en onderscheidde zich door een zeer leelijken schedel,
bijna even breed als lang.
De thans levende buideldieren van Australië zijn derhalve klaarblijkelijk
slechts verminderde en achteruitgegane overblijvers of overlevenden
van de marsupiale dieren van voorheen. En bovendien, alle
fossiele, buideldieren komen voor in de jongste aardlagen, in die van
de laatste geologische periode. Leichhard verzamelde op de Darling
Downs beenderen, die zoo weinig op fossiele beenderen geleken, dat
hij de hoop koesterde, levende voorwerpen van de zelfde diersoorten
verder in het binnenland van Australië te zullen vinden.
Uit dit alles leiden sommige schrijvers af, dat in Australië de marsupiale
dieren geen mededingers hadden in den strijd voor het bestaan ,
en dat de natuurkeus hier dus geen rol speelde. Daar, in Australië,
was geen ijstijd, die in Europa zooveel diersoorten heeft gedood. Sedert
de post-tertiaire tijden is het in Australië gegaan zooals het er nu
gaat. Zelfs de mensch is waarschijnlijk eerst in lateren tijd een bewoner
van dit vijfde deel der aarde geworden. De mensch verschijnt
daar in den ruwsten en meest primitieven staat; hij was zelfs onbekwaam
om den verminderden kangoeroe van den tegenwoordigen tijd
uit te roeien. En hieruit blijkt het, zooals wij boven reeds opmerkten
, dat er moet zijn een wet, die den duur der soort beheerscht.
Gelijk de mensch kan sterven door een toeval of door een ziekte na
een langer of korter leven, doch ten laatste moet sterven door ouderdom
, zóó schijnt het ook te gaan met soorten en zelfs met orden
van dieren. Zij kunnen vroegtijdig, prematuur, vernietigd worden
door ijstijden of door het uitdrogen van moerassen of door over-
stroomingen van de zee, maar als zij niet blootgesteld zijn aan de
mogelijkheid om te sterven door uitwendige toevallen, dan sterven
de soorten uit door ouderdom.
De - liberaal-conservatieve dieren — als 't geoorloofd is hier dien
politieken term te gebruiken — schijnen de meeste kans te hebben
op een betrekkelijk langdurig bestaan, de dieren namelijk die niet
te schielijk en niet te langzaam veranderen. De kikvorsch heeft den
Deinosmrus, het hoogste type ooit door een reptiel bereikt, overleefd,
en de olifant heeft langer bestaan dan de veel grootere en van krachtiger
tanden voorziene mammout.
Wij hebben gezien dat de marsupiale dieren van Australië uitstierven
of afnamen, niettegenstaande zij elk denkbaar voorrecht hadden
in den strijd voor het bestaan; wij willen nu zien hoe het gegaan
is met de s 1 u r f d i e r e n , Proboscideae, waarvan de eenige thans levende
vertegenwoordigers xle twee zeer nauw verwante soorten van den
hedendaagschen olifant zijn. Zeer zeker bestaat er geen dier, beter geschikt
dan een olifant om overwinnaar te zijn in den strijd voor het
bestaan. Verre de meeste fossiele olifanten waren zeer groote dieren,
met een zeer krachtig gebit en met een zoo dikke huid, dat zij
bijna onkwetsbaar waren. Hun groote, breede kiezen vielen niet uit,
maar als zij van voren afsleten, groeiden zij van achteren aan , en
dienden het dier dus zoolang als het leefde. Hun voedsel, uit planten,
bladeren en takken van boomen bestaande, was in overvloed aanwezig
en ontbrak nooit. En echter leven er heden ten dage slechts
een paar soorten als. overlevenden van die vele voorvaders. De ijstijd
wordt gewoonlijk beschouwd als de oorzaak van het uitsterven van
den mammout, hoewel het schijnt dat hij dien tijd wel heeft kunnen
doorstaan, daar hij, tot model heeft gediend voor een teekening, in
een been gekrast door den een of anderen primitieven mensch. Doch
toegestaan dat de mammout stierf, misschien wel uit verdriet dat
de ijstijd ophield, wat deed den Mastodon en het Deinotherium sterven ?
De mastodon leefde tot in de post-pliocene tijden , en het Deinotherium
bestond nog in het miocene tijdperk, en zonder twijfel zou het moerassen
genoeg hebben gehad om in te leven tot in onzen tegenwoordigen
tijd. Waarom stierven zij dan uit? Drie soorten van uitgestorven
olifanten vindt men in het opper-mioeeen van Indie, en daar was
zeker geen klimatologische oorzaak, geen ijstijd, die verstorend kon
werken op hun bestaan. Olifanten waren verspreid over Europa, Azië
en Noord-Amerika. Er worden er gevonden van elke gestalte; sommigen
waren niet grooter dan ezels of geiten. De kleine olifant van
Malta was vier.en een halve voet hoog, en Elephas Falconeri was nog
kleiner, gemiddeld niet meer dan twee en een half tot drie voet