en was een oud bewoner van Engeland. Zijn overblijfselen zijn gevonden
in de post-plioeene lagen van het Forest van Norfolk; maar
reeds vele eeuwen geleden is het in die streek volkomen als een
wilde soort uitgeroeid.
De thans levende herkauwende dieren , Ruminantia, worden verdeeld
in de groote familiün der runderen, schapen, antelopen en herten.
De typische herkauwers zijn hoog gespecialiseerd, zoowel in hun ledematen
als in hun tanden. Zij hebben geen snijtanden inde bovenkaak:
hun plaats wordt ingenomen door eèn eeltige strook van verhard
tandvleesch. Ook zijn er geen hondstanden in de bovenkaak; de eenige
tanden in de bovenkaak zijn zes kiezen aan eiken kant. Vooraan in
de onderkaak staat een onafgebroken rij van acht tanden, dan volgt
er een opene ruimte en daarop volgen zes kiezen. De tandformüle
van een typisch herkauwend dier is dus:
snijtanden hoektanden valsche kiezen ^ kiezen 3 'jj" j|f
Afwijkingen van dezen typischen vorm konten voor bij de kameelen ,
de muskusdieren en bij sommige herten. De muskusdieren zijn afstammelingen
van de miocene familie der Tragulidae. Zij onderscheiden
zich door een volkpmene afwezigheid van hoorns, door het bezit van
hondstanden in de bovenkaak en door andere bijzonderheden van structuur,
die hen tot een tusschenvorm-maken tusschen het zwijn en het
hert. Zij zijn de kleinsten en minst gespecialiseerden van de heden-
daagsche herkauwers. De echte herkauwers, ofschoon zij dieren zijn
van een bijzonder modern type, hebben, toch hun glorierijkste dagen
reeds beleefd. Het post-plioceen was het tijdperk waarin de echte
herten hun grootste gestalte en hun grootst getal bereikten. Hetiersche;
reuzenhert, Cervus megaceros, was merkwaardig wegens zijn grootte
en de ontzachlijke afmetingen van zijn wijd uitgespreid gewei, ’t welk
soms een vlucht verkreeg van tien voet. Dit dier verscheen en verdween
in het post-tertiaire tijdperk. En een ander merkwaardig type
van hert, met een zeer samengesteld gewei, is in het fprest-bed van
Norfolk gevonden.
Van de familie der holhoornigen, Cavicornig, (runderen, schapen,
geiten en antelopen) schijnt het schaap het jongste te zijn. Geen overblijfselen
van Ovidae worden in eenig afzetsel ouder dan de post-
pliocenen gevonden. Ook zijn zij niet verminderd in .grootte , ofschoon
dr fraaie Big-TTorn van de Rocky Mountains bedreigd schijnt te
worden met uitroeiing door den mensch, en de muskusos, Ovibos
moschatus, zijn laatste schuilplaats in arctisch Amerika heeft gevonden.
Voorheen zwierf dit merkwaardige rund-schaap rond op de quaternaire
afzetsels van Europa en Azië. Ongetwijfeld, ofschoon de schapen nog
niet verminderd zijn, de hand van het noodlot wijst duidelijk voor
deze dieren in de zelfde richting als voor andere soorten.
De runderen zijn veel ouder dan de schapen: uitgestorven soorten
van het hedendaagsch levende geslacht Bos zijn gevonden in het
opper-mioceen van Indie , te gelijk met de uitgestorvene geslachten
Hemibos en Amphibos. De bloeitijd van de runderen was de zelfde als
die van het hert, in het post-pliocene tijdperk. En waarschijnlijk is
het niet te veel gezegd als men beweert, dat, indien het rund niet
bij uitstek nuttig voor den mensch was geweest, het geslacht nu in
Europa zou zijn uitgeroeid; het zou verdwenen zijn zooals de ameri-
kaansche bison nu verdwijnt. Het wilde rund leefde tot in een laat
historisch tijdperk, het was een van de meest gevreesde wilde dieren
in Schotland. Walter Scott zingt hiervan:
Mightiest of all the beasts of chase
That roam in woody caledon :
Crashing the forest in his race,
The mountain buil comes thunderiug on.
Het is niet zeker dat de wilde runderen, die in Chillingham Park
in Schotland bewaard worden , ontaarde afstammelingen zijn van den
machtigen u r u s , Bos primigeniüs, dan wel slechts nakomelingen van
een verwilderd tam ras. 'Hun betrekkelijk kleine gestalte en duidelijke
neiging tot kleursverandering schijnen aan te toonen, dat het laatste
het waarschijnlijkste is. Een welsh ras, wit met roode ooren, gelijk
aan het chillingham-vee, bestond in de 1 Ode eeuw in Wales. Kronieken
verhalen dat de toorn van koning John eens bezworen werd
door een geschenk van 1400 stuks van dit witte vee; waaruit
dus bewezen wordt, dat deze dieren voldoende onder controle stonden,
om bijeengedreven en geleid te worden van het eene gedeelte der
streek naar de andere, in één woord, dat het ras te dien tijde als
een tam ras bestond.
De reusachtige urus, Bos primigeniüs, is naar alle waarschijnlijkheid
uitgestorven. Het schijnt, dat dit dier reeds door de paalhuttenbe-
woners van Zwitserland is getemd en dat het tot in historisehen