hij een kleine handbrandspuit, waarmee het
mogelijk was water op een brand te sproeien.
Die Van Marum-spuit bleek in de praktijk zeer
goed te voldoen. Een eerste demonstratie gaf
hij in 1797 op het Haarlemse Harmen Jansveld
waar een enorme hut van hout, compleet met
deuren en ramen, van binnen met teer inge-
smeerd, werd aangestoken en geblust met zijn
prototype spuit die minder dan drie emmers
met water nodig had (afb. 10). Een recensie in
de Haarlemsche Courant van 16 mei 1797 had
een enorm effect. Niet alleen de magistraat
van Middelharnis reageerde, maar 00k kwa-
men er brieven binnen uit onder meer Parijs
en München, die om meer informatie vroegen.
. Zelfs op een reis naar Gotha en Weimar in
1798 moest hij voor de hertog van Gotha een
demonstratie verzorgen die op de omstanders
een grote indruk maakte. Ook deze blusoefe-
ning haalde de pers. De Kaiserlich Privilegirter
Reichs-Anzeiger stak over Van Marums vinding
uitgebreid de loftrompet. Dat betekende dat bij
thuiskomst de productie gestart kon worden.
Dat gebeurde bij de Delftse instrumentmaker
J.H. Onderdewijngaart Canzius. Die kreeg er
in 1807 opeens een heleboel klanten bij toen
koning Lodewijk Napoleon bepaalde dat alle
plaatselijke besturen in het rijk draagbare
brandspuiten moesten aanschaffen, waarbij
de spuit naar het ontwerp van Van Marum
van harte werd aanbevolen!
Kwalijke dampen
Naast voeding en veiligheid maakte Van
Marum zieh ook zorgen over gezondheid. Als
medicus en chemicus was hij geinteresseerd
geraakt in schadelijke lucht, of zoals men toen
zei: kwalijke dampen. Want die waren er
genoeg met beerputten en grachten als open
riool, met weinig hygiene en geen ventilatie.
Al in 1779 wilde hij tijdens een openbare les
de vraag behandelen: “ Waarin het nut der
ademhaling bestaat en door welke middelen
de dampkring gezuiverd wordt”. Maar door
het ontbreken van muizen, die onder stolpen
met verschallende luchtsoorten geplaatst
moesten worden, werd de voordracht afgelast.
In 1783 beantwoordde hij met zijn collega en
vriend Adriaan Paets van Troostwijk de prijs-
vraag die het Bataafsch Genootschap te Rotterdam
had uitgeschreven over “de aart van
de verschillende schadelijke en verstikkende
Uitdampingen van Moerassen, Modderpoelen,
Secreeten, Riolen, Gast- of Zieken- en Gevan-
genhuizen, Mijnen, Putten, Graven, Wijn-
en Bierkelders”, etc. Daaraan was natuurlijk
de vraag toegevoegd met welke middelen de
schadelijkheid van al die dampen kon worden
bestreden om zo “de verstikten te redden.”
Beide auteurs kwamen tot de conclusie dat
ventilatie door schoorstenen waarin gestookt
wordt en het inblazen van zuurstof het meeste
effect zou hebben. Was het stoken onmogelijk
dan kon worden volstaan met een houten koker
door het dak als ventilatiekanaal.
Een ventilator
Nog later vond hij baat bij het plaatsen van een
lamp onder een blikken koker die tot onder het
dak of met een draaibare kap door het dak heen
liep. Dankzij zo’n constructie was Van Marum
erin geslaagd om binnen enkele minuten zijn
laboratorium van Teylers Stichting, dat hemelaal
gevuld was met rook van smeulende hout-
krullen, geheel te zuiveren. Een tweede exem-
plaar werd geplaatst in het gebouw waar de
Volksvergadering te Haarlem bijeenkwam,
het tegenwoordige politiebureau aan de Kou-
denhorn. De volgende stap was de toepassing
van ventilatie van tussendekken op “oorlog-,
Oostindische en andere schepen”, waarvoor
Van Marum proeven had gedaan op het schip
de Kortenaar. De Ventilator had prima gewerkt.
Er was echter een probleem: bij zware storm
liepen de openingen voor de frisse lucht vol
met water. Ook op de oorlogsbodem de Schrik-
verwekker werd in 1801 met succes door Van
Marum en zijn wetenschappelijke collega’s
geexperimenteerd.
In tegenstelling tot de fantastische recensies
die Van Marums brandspuit kreeg, werd in
1802 al in de Vaderlandsche Letteroefeningen
met zijn vinding op de Schrikverwekker afgere-
kend: “Dit werktuig is zeer eenvoudig, en in
hetzelve wordt de bedorvene lucht, door mid-
del eener Engelsche lamp met drie pitten, met
groote snelheid uitgedreeven. De hier medege-
deelde proeven schynen ook ongemeen wel vol-
daan te hebben. Dan dit schynt ook maar voor
een tyd geweest te zyn: immers wy meenen van
goederhand onderricht te zyn, dat het werktuig
niet langer gebruikt wordt, en dat men hetzelve,
als eene onnutte, en in den dienst hinder-
lyke machine, reeds heeft laaten wegneemen.”
Een Van Marumventilator is dan ook nooit in
productie genomen.
Telegraferen zonder draad
In de collectie i9de-eeuwse natuurkundige
instrumenten komen veel meer apparaten
voor die een directe link hebben met gebruiks-
voorwerpen, zoals gloeilampen, telefoons en
fonografen. Ze zijn echter nooit verder ont-
wikkeld of aangepast door werknemers van
Teylers Museum. Conservatoren deden nog
wel wetenschappelijk onderzoek, maar zelden
tot nut van het algemeen. De meeste aanwin-
sten waren nog steeds ter demonstratie van
de nieuwste ontwikkelingen op natuurkundig
gebied. Hierbij speelde de aula of gehoorzaal
een belangrijke rol. Gezeten op paardenharen
zittingen konden ruim 150 toehoorders in de
zaal uit 1885 getuige zijn van de proefnemin-
gen. Als voorbeeld een demonstratie uit 1898
die in de Oprechte Haarlemsche Courant was
aangekondigd als “Telegrafeeren zonder draad
volgens het stelsel van den Italiaanschen tech-
nicus Marconi” (afb. 11). De krant vermeldde
verder dat de zaal nagenoeg geheel gevuld was
en dat toen de spreker, conservator Van der
Telefoon van de general
Telephone Agency
Company, Londen 1880
Coll. Teylers Museum
13
iPhone3g
14
Redamebeeld van
de viewmaster,
advertentie uit de
jaren vijftig
raten kennen een voorloper, die op de een of
andere manier deel uit maakt van de collectie
Fysisch Kabinet van Teylers Museum. Onder
meer zullen uit eigen collectie getoond worden
de fonograaf, de graphofoon, de spiegelstere-
oscoop, de Bell telefoon en de pot van Papin.
Elk thema krijgt een stamboom in foto’s.
Zoveel mogelijk worden ook de huidige door-
geevolueerde producten getoond. De bezoe-
kers kunnen met heel wat apparaten aan de
slag en ervaren dat het allemaal zo siecht
nog niet was.
Ven, de zaal betrad, hem een warm applaus ten
deel viel. Eerst hield hij een lezing over nieuwe
beschouwingen omtrent elektriciteit die allerlei
krachten zoals bewegingen en trillingen kon
overbrengen. Met het Hertz-instrumentarium
uit 1897 werden elektromagnetische golven
gedemonstreerd. Ook de proef van Marconi
lukte glansrijk. De morseseinen werden hoor-
baar en zichtbaar overgebracht, zelfs toen
de zender in een aanpalend vertrek werd
geplaatst. “De voordracht, dikwerf afgebroken
na het welslagen van een verrassende proef
door de toejuichingen der aanwezigen, werd
met grote aandacht gevolgd. Maar Van der
Ven wist de al te hoge verwachtingen over
de nieuwe wijze van telegraferen ook wat te
temperen: de ronding van de aarde zou het
gebruik danig kunnen beperken.
Maar in i9©o;kreeg Marconi zijn beroemde
‘four sevens’ octrooi voor een op een bepaalde
golflengte afstembare zender en ontvanger.
De eerste schepen en kuststations werden uit-
gerust met radio. Op 12 december 19 01 wist
hij voor de eerste keer de Atlantische Oceaan
van Engeland naar Canada, meer dan 2000
zeemijlen, te overbruggen met morseseinen.
De volgende stap was natuurlijk praten over
zo’n afstand. En na de praatjes kwamen de
plaatjes en samen noemen we dat skype. Dat
is in het kort de tentoonstelling in Teylers
Museum.
Voor de expositie is gekozen voor een tiental
thema’s, waaronder de telefoon (afb. 12 en
afb. 13), de typemachine, de bandrecorder,
de stencilmachine, de viewmaster (afb. 14),
de spelcomputer en de stofzuiger. Veel appa