
voor het gelaat, zit op den wechgenomen Stadhoudersstoel,
met den eenen voet op het leger, met den anderen op
de vloot. Zijne haren zijn adders, die de titels van
anti-oranjegezinde pamfletten uitspuwen; in zijne linker-
hand houdt hij een geessel van schorpioenen. Links een
man met een Politycken veerkijcker in de linker- en een
boek, waarin afbeeldingen van den dood • van Oldenbar-
neveld en van de De Witten, in de rechterhand. Rechts
wijst Lodewijk X IV met een degen op de kaart van Nederland.
In de lucht zweeft de Vrijheid, met speer en
schild, waarop het wapen van den Prins v. Oranje.
Gray. znd. nm. d. (R. de Hooghe), met uitvoerige ver-
klaring in 3 kol. Hg. 25, met de verklaring 32 • br
36 c. (M.. 2523).
2 7 5 4 - 1674. 2 Feb r. Zinneprent op den ondergang der partij
van de W itt. Zinnepr. als boven en op de erfelijk verklaring
van het Stadhouderschap. De Doot v. h. Eeuwigh
Edict, geboren den 8 Augusti 1667. Gegrav. opschr. eener
plaat, voorstellende: het sterfbed van een man (het
Eeuwig Edict). Hij wordt omringd door een menigte
doctoren, waarvan er een, een oud man : Seclusie, vöor
het bed zit.
Boven deze voorst. het volgend opschr.:
, Wert U. E. ter Begraffenis Gebeden met Anticu-
rius van Loevestein gesworen Edict van ’t Afgesette
Hof, sieck geworden op den Dag va n't Capiteyn-gene-
raelschap, verärgert op die van het Stadhouderschap
heeft gelegen sonder Spreken sedert de Doot' van de
Heeren de Wit, is gestorven van de Survivance.
Links liggen : Fransch gesinden, Vrijgeesten, Socinus en
Carthesins geknield, wier namen sullen gelesen werden.
Rechts een vos, als apotheker, op een kooktoestel een
drank bereidende, waarbij de Nijd, geknield liggende op
de Afgeworpen wapens van Orangien. Grav. znd. nm.
d. (R. de Hooghe, 1674), met afzonderl. verklaring in 2
kol. met opschr.: De Doodt v. h. Eeuwig Edict, veroor
saeckt door ’t Erfstadhouderschap van sijn Hoogh. en
mannel. successeurs, vastgestelt den 2 Febr. 1674. Hg.
24, mdt verkl. 52; br. 34.5 c. (M. 2524, a).
2733. 1674? Spotpr. op de De Written. Ondersoeckt de Gees-
ten ofse van den Duyvel syn of niet. Opschr. boven eene
plaat, waarin twee monsters, de een met masker en
sleutel (Johan), de ander met dolk en manteltje van ge-
veindsheid voorzien(Cornelis), boven den Holl. tuin zweven,
waarin zieh Willem III bevindt, die het woord schijnt
te richten tot de, buiten den tuin staande, provinciën
Utrecht en Gelderland en tot eenige officieren; terwijl
de Holl, leeuw eenige varkens (de Franschen) uit zijn
tuin verdrijft. Voorts nog eene menigte figuren op de
gebeurtenissen van 1672 tot ’74 zinspelende. Grav.
n. en d. Jacob de VAmbre. Hg. 25, br. 32 c. Behoort
in een pamflet getiteld : Het onderzoek der Geesten d.
Jacob de VAmbre, volgens Muller vermoedelijk uitgegeven
15 Febr. 1675. (M. 2425).
Xi 7