
Grav. d. C. van Dalen, geschilderd d. Baudringien, m.
adr. v. Jean Du Pré. Hg. 31.6, br. 23 c.
3532. P o lyan d e r a K erkho v en (Johannes). Borstb. links op
43-jarigen leeftijd, in ov. Hg. 15.5, br. 10.2 c. U it:
Alma Academia, Leid. 1614. Verz. Portr. v. Leidsche
Professoren, (v. S. 4276).
3 5 3 3 - Poppen (Henricus). Kniestuk rechts, zittende aan eene
tafel, waarop een crucifix. Phototyp. n. photo. Visite
form. Uit : Wereldkroniek 1897.
Poppen (Henricus), geb. te Wieringen 1816, overl. Amst. 1897. R . C.
kapelaan te Dordr. 1841— 1847, later pastoor-deken te Amst., Protono-
tarins Apostoiicus, huisprelaat van den Pans enz.
3 5 3 4 * -■------------- Borstb. rechts in med., waaronder zijn wapen.
Gedachtenisprentje. Phototyp. n. photo. Hg.
11.5, br. 8 c.
3 5 3 5 - Poppen-Tentoonstelling ten bäte v . h. Kinder-Zie-
kenhuis 1904. (Verkoopsters op de).
Groep van dames-verkoopsters op de Poppen-tentoon-
stelling, ten bäte van het Kinder-Ziekenhuis, gehouden
in Kunstmin, n — 13 Maart 1904. Twee en twintig per-
sonen, waarvan eenigen gecostumeerd in Nederl., Japan-
sche e. a. volksdrachten. Photo, znd. nm. Hg. 12.3,
br. 16.4 c.
Zie de ns. 2655 en ’56 hier voor.
3536- P oppius (Eduard). Borstb. met langen baard, aet. 42,
in ov. m. Lat. om- en 3-reg. Holl, onderschr. Grav. d.
W. J . Delff, n. een anoniem schilderij van 1618. Hg.
18.8, br. 12.1 c.
Poppius (Eduard), geb. te Enkhuizen c . 1577, overl. in 't slot Loeve-
steyn 1624. Herv. predikant te Gouda ; als Remonstrantsch gezind ge-
daagde op de Dordtsche Synode 1618)19, en gebannen. Later in ’t
geheim prediker bij de Remonstrantsche gemeente te Gouda; in 1623
veroordeeld en gevangen gezet op Loevesteyn.
3537. P rins (Isaäc). Borstb. rechts in ambtsgewaad. Silhouette
m. fac-sim. zijner handteek. Lith. znd. nm. Hg.
13.8, br. 9.4 c. (M. 4297).
Prins (Isaäc), geb. te Leiden 1781, overl. te Amst. 1879. Herv, predi-
kant te Dordr. 1822— 1825, daarna te Amst.
3538. Ra adt (Mr. Gerrit Adrianus de). Kniestuk v. voren,
zittende, de linkerarm op eene tafel geleund. Photo,
d. F . Carlebur (1863), Visite form. m. handteek. aan de
achterzijde.
Raadt (Mr. Gerrit Adrianus de), Heer v . Hendrik Ido Ambacht, geb.
te Barendrecht 1818, overl. te Dordr. 1883. Burgemeester v . Dordr.
1863— 1883. Lid van de Tweede-, later van de Eerste Kamer der
Stat. -Gen.
3539. Rademaker (Geurt Arend). Borstb. links met fac-sim.
zijner handteek. Lith. d. / . H. v. der Heyden, gedr. bij
F . Böger. Hg. 18.5, br. 15.2 c.
Rademaker (Geurt Arend), geb. te Barneveld 1834. Herv. predikant te
Dordr. 1875— 1877, daama in den Haag.
3540. R auw en h o ff (Dr. L od ew ijk W illem Ernst). Borstb.
recht v. voren, het hoofd links, in gewone kleeding met
fac-similé zijner handteek. Lith. d. L. de Koningh, gedr.
bij F . Böger, m. adr. v. P. K . Braat, Dordr. 1859. Hg.
25, br. 19 c.
Rauwenhoff (Dr. Lodewijk "Willem Ernst), geb. te Amst. 1828, overl. te
Meran 1889. Herv. predikant te Dordr. 1856— 1839: daama Theol.
Professor te Leiden.
3541. Regentenstuk c. 1650. Een vijftal Regenten of Overlieden
v a n ?, allen met breedgerande hoeden op, zit
aan eene met een Turksch kleed bedekte tafel, waarop
een bekerschroef, met Rhijnwijn glas, een tinnen inkt-
koker en een paar boeken ; de oudste, rechts aan het
eind der tafel gezeten, draagt een geplooiden kraag en
heeft een beschreven papier in de hand ; de tweede per-
soon van links, voert eene pen, rechts achteraan Staat
de bode of gildeknecht met hoed in de hand. Lichtdruk
vàn Clement & Co., n. Photo, van Braun, m. onderschr. :
Albert Cuyp. Le Bourgemestre et les Conseillers de Dort
(Collection Sir Frederick Cook) [Richmond, Engeland]. Hg.
23.4, br. 27.3. Uit : Les Arts 1905 — Août. — n°. 44,
Paris.
De titel, waaronder dit stuk doorgaat, is klaarblijkelijk onjuist. Vermoe-
delijk zijn de voorgestelden : Regenten van een of ander liefdadigheids-
gesticht of Overlieden van een gild. Jammer genoeg, bevat het stuk
geen enkel herkenningsteeken. Het beschreven stuk papier geeft geen
licht, want is volgens Dr. C. Hofstede de Groot, die het origineel kent,
onleesbaar. Ook is volgens dezen kunstkenner het stuk beslist niet van
A . Cuyp.
I I 16