
2310. 1 0 4 9 ) J 4 Jan- Dood van Graa f Dirk IV . De moord van
Graaf Dirk IV . Siechte navolging der voorg. prent. Lith.
v. F . Boger. Hg. 12, br. 11.5 c. Titelprent van / . Sels
Beschr. der Stad Dordr. 1854. Zie n°. 223 a.
2311. 1200, Februari. V o o r re ch tsb r ie f van Dirk VII. Voor-
rechtsbrief van Graaf Dirk V I I aan het Wandsnijders
Gilde ie Dordr. gegeven in Februari A°. 1200. Facsimile
van den oorspronkelijken, perkamenten, brief in het
Gemeente-archief van Dordrecht. Lith. znd. nm. Hg. 17,
br. 24 c. Uit : Smits en Schotel, Beschr. van Dordr. Zie
n°. 222.
Graaf Dirk VII en Gravin Aleida, vergunnen aan die van het Wandsnij-
snijdersgilde te Dordr., met uitsluiting van een ieder, die daar niet toe
behoort, lakens te verkoopen.
2312. 1203. Huwelijk van Gravin Ada. Huwelijksvereeniging
van Ada met den Graaf van Loon (te Dordrecht). Grav.
d. J. W. Kaiser n. R. Crayvanger. Hg. 13.4, br. 18.5 c.
Uit : Arend, Algem. Geschied. des Vaderl. (M. 147).
2313 . ---------------- :------ Hetz. Andere voorstelling. Grav. d.
S. Fokke. Hg. 7.5, br. 10.2 c.
2314. 1220, Juli. V o o r re ch ts -b r ie f van W illem I. Charta
Wilhelmi Comitis Hollandiae data mense Julio 1220 ?
Photo van eenige fragmenten van een’ , .bij den brand
van 1332, grootendeels vemietigden perkamenten voorrechtsbrief,
door Graaf Willem I van Holland aan die
van Dordrecht verleend, aanwezig in het Gemeente-
archief. Hg. 16, br. 31.5 c.
De inhoud van dit charter is niet meer na te gaan.
Zie Inventaris v. h. Archief d. Mr. P . van den Brandeler 1862, I nQ. 2.
2315. 1336. Justitie van G ra a f W illem III. Justiti over den
Baeliuw van Zuyt-Hollant, door Willem de Goede, Graaf
van Hollandt etc. Opschrift, in witte letters op zwarten
grond, boven eene br. fol. prent, met voorstelling, hoe
Graaf Willem III, te Valenciennes ziek te bed liggende,
zelf den scherprechter het zwaard in de hand geeft, om
recht te doen over den Baljuw van Zuid-Holland, die aan
een boer, (volgens overlevering) in de gemeente Oude-
lands-Ambacht, eene schoone koe had ontnomen en hem
3
daarvoor eene minderwaardige in de plaats had gegeven ;
rechts vooraan, een monnik, die aan den geknield liggenden
Baljuw de biecht afneemt. Rond deze plaat behooren een
aantal kleinere prentjes, de verschallende phasen dezer
gebeurtenis voorstellende, t. w. drie aan weerszijden,
allen van een onderschr. en 16-reg. vers in 2 kol. voorzien.
Links :
1. ’t I s de Rijckste die daer leeft, Die ghenoeght met dat
hij heeft.
De Baljuw wil den boer de koe afkoopen.
2. Kon gheweldt bestaen voor Recht, Soo was ’t beter Heer
als knecht.
De koe wordt weggevoerd.
3. Wanneer de overlast geschiet, Soo klaeght het vrij maer
wreeckt het niet.
De boer beklaagt zieh bij den Graaf.
Rechts :
4. De stem van eenigh Prins of Heer, Heeft groot geluyt
men hoort hem veer.
De Schout van Dordr. met den Baljuw, zijn neef,
worden bij den Graaf opontboden.
5. Hoe seer men moet-wil doch verschoont, Hel quaet sijn
eyghen Meester loont. *
De Graaf te bed liggende wijst het vonnis.
7. Eerst ghedaen en nae bedacht, Heeft menigh Man in
lij gebracht.
De Schout betaalt den boer, volgens het vonnis, eene
geldsom u i t ; de verwanten treuren bij het lijk van
den onthoofden Baljuw.
Van onder in het midden eene plaat, met de afb. van
Justitia, ter weerszijden waarvan, de helft van een gedieht,
in ’t geheel uit 86 reg. bestaande, met opschr:
6. Een goet begin een kranck behagen, Wanneer het eyndt
de last moet dragen.
en daaronder een : Verhael deser geschiedenisse uyt d’oude
Hollantsche Cronijck int 22 Div. c. 32.
Om het geheel loopt een zwart-wit randwerk. De groote
pl. is gegraveerd n. en d. Bartholomeus Dolendo. (c. 1628)
m. later adres van G. Valck. (Toch zijn er geene met vroeger
adres bekend). De 7 kleine plaatjes zijn gegrav. d. J. de