belooft te worden, als het belangrijke van het onderwerp beter bekend
zal zijn. Onder de door hem geciteerde autoriteiten mogen genoemd
worden: cunningham , keith , lydekker , turner , manouvrier ,
P E T T IT , TOP1NARD, VERNEAU, HAECKEL, KRAUSE, MARTIN, TEN KATE,
virchow , die allen deel genomen hebben aan de discussie te Leiden.
Prof. marsh besluit zijn opstel in the American Journal of Science
met de volgende woorden:
»Na een zorgvuldige studie van alle overblijfselen van den Pithecanthropus
en van wat de oorspronkelijke ontdekking, de positie waarin
de overblijfselen zijn gevonden en de vergezellende' fossielen hebben
aangetoond, zijn mijn eigene conclusiën in het kort de volgenden:
1. De thans bekende overblijfselen van Pithecanthropus zijn van
pliocenen ouderdom , en de vergezellende vertebraten-fauna gelijkt op
die van de Siwalik-heuvels van Indie.
2. De verschillende deelen van Pithecanthropus behooren klaarblijkelijk
tot één individu.
3. Dit individu was geen mensch, maar vertegenwoordigde een
vorm tusschen den mensch en de hoogere apen.
»Als het waar is, zooals sommigen hebben beweerd, dat de verschillende
overblijfselen geen verwantschap met elkander hadden,
dan bewijst dit eenvoudig dat dubois onderscheidene belangrijke ontdekkingen
heeft gedaan, in plaats van een enkele. Alle overblijfselen
zijn zekerlijk anthropoid, en als sommigen er van menschelijk zijn,
dan strekt de oudheid van den mensch zich uit tot in het tertiaire
tijdperk, en zjjn verwantschap, affiniteit, met de hoogere apen wordt
veel nauwer dan tot hiertoe is ondersteld. Eén ding is zeker: de ontdekking
van den Pithecanthropus is een gebeurtenis van het hoogste
belang in de wetenschappelijke wereld.”
Het is een eer voor ons Nederland, dat die zoo belangrijke vondst
van de overblijfselen van den Pithecanthropus, gedaan is door een
Nederlander, en gebeurd is in een bodem aan Nederland behoorende,
en dat de nederlandsche regeering op vele wijzen toont, dat het
werk van dubois door haar wordt ondersteund. Wenschelijk is het
dat ook de voorwerpen zelven in Nederland mogen blijven, ad majorem
patriae gloriam.