»Het is niets meer dan billijk over dubois en zijn voortreffeljjken
arbeid te zeggen, dat hij voor de wetenschap bewezen heeft het
bestaan van een nieuwen, vóórhistorischen, anthropoïden vorm, wel
is waar niet een menschelijken vorm, maar in grootte, hersens-vermogen
en opgerichte houding veel dichter bij den mensch staande,
dan eenig ander tot hiertoe ontdekt levend of uitgestorven dier. Welk
licht toekomstige nasporingen en onderzoekingen ook mogen werpen
op de verwantschappen van dezen nieuwen vorm, die zijn overblijfselen
achter gelaten heeft in de vulkanische afzetsels van Java, gedurende
het tertiaire tijdperk, er kan geen twijfel bestaan of de ontdekking
zelve is een gebeurtenis, in belangrijkheid gelijk staande
met die van den schedel uit het Neanderthal.
»Die mensch uit het Neanderthal werd niet geëerd, zelfs in zijn
eigen land n ie t, gedurende meer dan een vierde van een eeuw, hij
werd nog steeds betwijfeld en gesmaad, toen zijn bloedverwant, de
mensch van Spy, opstond tot zijn verdediging, en er een nieuw
hoofdstuk gevoegd werd in de vroegste geschiedenis van het mensch-
dom. De aap-mensch, Pithecanthropus, van Java verschijnt op een
»unstiger tijd, nu de onderzoekings-ijver zoo groot is, dat het ontdekken
van andere overblijfselen weldra mag worden verwacht. Dat
er nog andere tusschenvormen aan het licht zullen worden gebracht,
kan door iemand, die met het onderwerp bekend is , niet betwijfeld
worden.
»Evenwel, de ontdekking van dubois werd in de meeste wetenschappelijke
kringen, zoowel van Europa als van Amerika, gansch
niet welwillend of goedgunstig ontvangen, en de feiten en besluiten
van zijn geschrift werden streng gecritiseerd. In de twintig of meer
beoordeelingen van zijn zorgvuldig bewerkte verhandeling, die na
mijn overzicht in ’t licht verschenen, herinner ik mij piet één, die
het groote belang van de ontdekking van dubois erkende. De eerste
conclusiën schenen te zijn , dat de verschillende overblijfselen die van een
mensch waren, maar niet van hoogen ouderdom ; dat zij niet tot het
zelfde individu behoorden; dat de schedel duidelijk wees op een idioot;
en dat zoowel de schedel als het dijbeen ziekelijke trekken vertoonden.
Inderdaad, de oude geschiedenis van het wantrouwen, zich uitend
bij de ontdekking van den Neanderthal-sehedel, ongeveer veertig jaar
geleden, werd herhaald, ofschoon in minder hevigen vorm. Dubois
heeft in een later opstel gezegd, d a t, met uitzondering van prof.
MANOUVRiER van Parijs en van mij zelven, niemand, tot voor korten
tijd, de door hem gevonden overblijfselen beschouwde als een bewijs
van een o v e r g a n g s v o rm tusschen den mensch en de apen.
»Het was ee,n geluk voor de wetenschap, dat de nederlandsche
regeering de belangrijkheid van de ontdekking op Java door dubois
gedaan, erkende, en hem in den vorigen zomer verlof gaf naar
Nederland te komen en de onschatbare overblijfselen, die hij gevonden
en zoo wel beschreven had, mede te nemen. En niet alleen
di t , ook werd hem toegestaan de zeer groote verzameling van fossiele
vertebraten mede te nemen, die hij op den zelfden horizon en in den
zelfden omtrek, waar de Pithecanthropus was ontdekt, had verzameld. 1
Al die voorwerpen werden vertoond op het internationale congres
van zoologen , dat in September 1.1. te Leiden is gehouden. Op den
2 laten yan die maand las dubois een doorwerkt opstel voor, over zijn
ontdekking en zijn latere onderzoekingen in dien omtrek. Deze lezing
was in vele opzichten de belangrijkste van die zitting , en zijn voordracht
met het vertoonen en verklaren van de voorwerpen zelven,
was een zeldzaam genot voor het talrijke auditorium , en wel vooral
voor die geleerden, welke in staat waren het voorgedragene te waar-
deeren. 2
»Prof. viRCHOW van Berlin was op dien dag president, en had vele
voorwerpen mede gebracht, om de opmerkingen, die hij zou maken
in de diseussiën, te verduidelijken. Ook het beroemde rijksmuseum
van Leiden was geplunderd, om een uitgestrekte reeks van specimina
van den mensch en de hoogere apen te verkrijgen, zoodat, als het
mogelijk was, de ware stelling van den Pithecanthropus eens voor al
zou kunnen worden bepaald. Bovendien noodigde dubois vriendelijk
uit prof. viRCHOW, sir william elower en mij zelven, een uur vóór
1 Dit gezegde van prof. MARSH is niet juist, en heeft zelfs reeds tot verkeerde gevolgtrekkingen
aanleiding gegeven: te Berlijn b.v. heeft men zich verbeeld, dat de N. I,
regeering de goedheid heeft gehad den heer DUBOIS met zijn fossielen naar Europa te
zendeu ter vervulling van den wensch der Anthropologische Gesellschaft 1 Neen, de heer
DUBOIS is door de regeering naar Europa gezonden om zijn collectie fossielen, waartoe
natuurlijk ook zijn Pithecanthropus behoort, te beschrijven.
Verder zijn de groote verzamelingen fossielen , waarvan prof. MARSH hier spreekt, wel
voor het grootste gedeelte afkomstig uit dez el f d e a a r d l a g e n , sirata, doch slechts
voor een veel kleiner gedeelte, de helft misschien, van den z e l f de n h o r i z o n en van
deze lf de v i n d p l a a t s waar de Pithecanthropus ontdekt is.
2 Zie: Comple-rendu des Séances du troisième ('ongris international de Zoologie, Leiden,
Sept. 1895, blz. 251—171, 1896; Transactions Royal Dublin Soc., Vol. VI, blz.
1—18, Februar 1896; Anatomischer Anzeiger Bd. XII blz. 1-—-22, 1896,