DE ELORA VAN HET VERL EDEN.
DOOR
Dr. T. C. WINKLER.
• / £ ƒ / .
Langen tijd reeds hebben wjj uitgezien naar den geleerde, die voor
de botanie zou doen, wat door darwin , haeckel, hüxley en vele
anderen gedaan is voor de zoölogie. Wij missen nog altijd den man,
die den moed van e'en lamarck , een darwin en een haeckel zal hebben,
en ons een genealogische geschiedenis van het plantenrijk zal
geven. Prof. coulter zeide, in. een toespraak in de Indian Academy
o f Science, dat »het publiek de ooren spitst als het een discussie hoort
over de ontwikkeling van vogels, van zoogdieren of van den mensch,
maar geen het minste belang stelt in de wondervolle structuur van
gymnospermen en lycopoden, ofschoon deze laatsten vele onweér-
sprekelijke argumenten leveren ten gunste van een theorie, die een omwenteling
in de wetenschappelijke wereld heeft te weeg gebracht.” Wij
meenen onzen lezers genoegen te zullen doen, door hier een kort overzicht
te geven van den tegenwoordigen staat onzer kennis van de
plantenwereld van het verleden; een kennis d ie, op de onderzoekingen
van de saporta, brogniart, heer, göppert en andere europeesche
geleerden gebouwd, in den laatsten tijd zeer groote vorderingen gemaakt
heeft door geleerden in Amerika, zooals coulter , dawson en
anderen.
Wij weten niet wanneer het leven op aarde ontstaan is. Doch dit
is wel zeker, dat er in de eerst gevormde of oudste lagen van de
aardkorst, dat is in de l a u r e n t i a a n s c h e en h u r o n i a a n s c h e
g e s t e e n t e n , die met hun beiden een dikte hebben welke op vijftig
duizend voet wordt geschat, tot heden geen ontwijfelbare fossielen zijn