Vervolg omschrift, ondgr:
• I —r lQ OCTOBER 1893 •
Brans 47 m.M,, door B e g e e r . Verz. Z.
Tijdschrift 1897, blz. 229, n°. 60.
1067. r893- 2 Oktober.
Penning door de vereeniging „die Haghe”
aangeboden aan J. K u i j p e r , te ’s-Gravenhage.
Vz. Binnen twee (geslagen) samengestrikte
lauwertakken, zijn aanziend iets naar links
ogfewend borstbeeld.
Kz. In het veld plattegrond van het oudste
gedeelte van ’s-Gravenhage, waarop met name
genoemd: V i j v e r , P l a a t s , B u i t e n h o f en P l e i n .
Onder (in veld en rand) het gekroonde wapen
van ’s-Gravenhage, omgeven door vier lauwertakken.
Omsehrift:
DE VEREENIGING „DIE HAGHE” AAN
JACOB KUIJPER 1893
Zilver, krans en daarom gelegen gedeelte
van de Vz. en Kz., behalve het omsehrift, ver-
guld, 50 m.M., door J. M. v a n K e m p e n & Z o n e n
(uniek).
Aan J a c o b K u ij p e r , oud-ontvanger der direkte belastingen, bekend
kaartteekenaar en „vader” der vereeniging „Eigen Hulp”, werd deze
penning aangeboden naar aanleiding van het vervaardigen eener historische
kaart van ’s-Gravenhage met takst, uitgegeven door „die
Hagbe” , (zie ffaagsch Jaarbotkje 1893, klz. 26).
De vereeniging „die Haghe”, werd opgericht 30 September 1890,
erkend bij K. B. dd. 15 December 1890, no. 36, en heeft tot doel
de geschiedenis van ’s-Gravenhage uit de bronnen te leeren kennen
en doen kennen, welk doel zij tracht te bereiken door het uitgeven
van geschriften (in het Haagsch Jaarboekje) en door het houden van
lezingen en voordrachten.
K u ij p e r werd geboren te Rotterdam, 17 September 1821, werd
benoemd tot surnumerair der direkte belastingen in 1839, tot kon-
troleur dier middelen in 184b en als zoodanig te Amsterdam I Maart
1851, tot hoofd-kontroleur aldaar I Oktober 1867, tot ontvanger te
’s-Gravenhage 1 Januari 1870, welke betrekking hij tot 15 Oktober
18.92 bekleedde, met ingang van welken datum hem eervol ontslag
werd verleend. Bij gelegenheid van zijn 50-jarigen dienst in 1889 werd
hij benoemd tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw.
1668. 1893-
Expeditie naar Tamiang.
Gesp als beschreven onder 11°. 127, met het
opschrift:
TAMIANG 1893
Ingesteld bij K. B. d.d. 26 Mei 1894, n°. 42.
Aanleiding tot de Tamiang-expeditie gaf het optreden sedert
Juli 1892 van vijandige benden Atjehers, onder aanvoering van den
partijganger N j a M a k a m , uit de staatjes ter oostkust van Atjeh,
die in de laatste helft van Januari 1893 opnieuw een inval deden
binnen de noordelijke grens der residentie Sumatra’s Oostkust, gesteund
door het atjehsche gedeelte der bevolking van die Streek.
Die benden maakten zelfs de streek in de buurt van onze aan de
Tamiangrivier gelegen nederzetting Seroewei onveilig en drongen tot
het zuidelijk gedeelte van het landschap Langkat door.
Het resultaat dezer expeditie (Januari —Juni 1893) was dat N j a
M a k a m en zijne rüedestrijders uit de residentie Sumatra’s Oostkust
verdreven werden.
In Juli 1893 deed N j a M a k a m met de atjehsche benden wederom