*
HULDE DER
RIDDERSCHAP
VAN
NOORD-BRABANT
AAN HAREN VOORZITTER
So JARF.N HD
1846-1696
Aangeboden in goud, zilver en brons, 50 m.M.
Verz. Z.
Tijdschrift 1898, n°. 23, Bijdragen 617,
afgebeeld in Wereldkroniek 31 Oktober 1896,
n°. 31. /
Jhr. J o h a n n e s B a p t i s t a A r n o l d ü s J o z e p h u s M a r i e V e r h e i j e n ,
werd geboren te ’s-Hertogenbosch, 18 Januari 1818, promoveerde in
1840 in de rechten, werd in 1842 hon. lid der prov. komm, van on-
derwijs in Noord-Brabant, later schoolopziener, 1 Juli 1843 gemeente-
sekretaris van ’s-Hertogenbosch, 1 Januari 1858 inspekteur van het
lager onderwijs, 1849 lid der prov. st. van Noord-Brabant, 1859 lid
v. d. gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch, 1866 —1880 lid der 2« kamer
voor Tilburg, wederotn inspekteur van het lager onderwijs, 1883 tot zijn
overlijden lid der ie kamer, 10 Mei 1892 Inj 50 jarigen dienst bij het
schooltoezicht benoemd tot kommandeur in de orde van den Ned.
Leeuw. Hij was kamerheer i. b. d. van wijlen Z. M. Koning W il l e m III
en overleed 11 Januari 1808 op zijn kasteel te Loon op Zand.
124«. 1896- 11 November
Mr. C. F ock gedurende 25 jaar Kommissaris
der Koningin in Zuid-Holland te
’s-Gravenhage.
Vz. Het met lauweren omkranste, gekroonde
wapen van Zuid-Holland, omgeven door de
gekroonde wapens van de provincifin: (beginnende
rechts boven) Limburg, Drente, Groningen,
Overijsel* Friesland, Utrecht, Zeeland,
Noord-Holland, Gelderland en Noord-
Brabant.
Kz- Tusschen lauwer- en eiketakken:
AAN
M*. C. FOCK
AANGEBODEN DOOR ZIJNE
AMBTGENOOTEN
BIJ GELEGENHEID VAN HET FEEST
ZIJNER 25JARIGE AMBTSVERVULLING
1871
I I NOVEMBER
1896
Beneden: b e g e e r u t r e c h t
Brons, 80 m.M. Verz. Z.
Bijdragen 2e druk n°. 619, Tijdschrift 1897,
blz 333, n°. 123.
Beschreven en afgebeeld in de Katholieke
Illustratie 30® j aargang n°. 40.
Den 22 November 1896 den jubilaris door zijne ambtgenooten bij
monde van den Kommissaris der Koningin in Noord-Holland, Jhr.
mr. J. M. W . S c h o r e r in zilver en brons aangeboden.'
C o r n e l is F o c k werd geboren te Amsterdam 29 November 1828,
studeerde eerst aldaar, later te Utrecht en promoveerde te Utrecht
Juni 1852. In Dec. 1853 werd hij benoemd tot burgemeester van
Vreeland en Nichtevecht, in Dec. 1854 tot burgemeester van Wijk
en Duin, in Dec. 1859 tot burgemeester van Haarlem; ^veldra ver-
kozen eerst tot lid der prov. staten van Noord-Holland, daarna
tevens tot lid van den gemeenteraad.
1 Mei 1866 trad hij als burgemeester van Amsterdam op, om
reeds 4 Juni 1868 dit ambt met de portefeuille van binnenl. zaken
te verwisselen, die hij tot 4 Janauri 1871 behield. Nog körten tijd
was hij lid van de 2e kamer voor Amsterdam, (hij was tevens voor
Haarlem gekozen), doch reeds 11 Nov. 1871 werd hij met ingang