
162,4. ons fwart tc maken; waar mede zywel
niers woonen j maar egcer hunnen aard
volgdcn, zynde dit, dcwyl zy, na onfe
komft hier, zeer begonnen te verarmen,
het cenige, waar mede zy lignog wac
konden kittelen j hoewel henl de Koning
anders nu en dan wel openbaare
blyken van zyn ongenoegen, over’c on-
gelyk dat zy ons fomtyds deden , ge-
toond heeft, waar van geen geringe blyk
was, dat hy hen A°. 1624 met de wapens
dwong, om ’t Nederlands Jagt, ’tgeen
Don Fernando de Silva binnen de Siamfc
R i vier van ons genomen'had, aan ons
weer evcr te geven, waar op ook een
Oorlog tüffchen hem, en die van Manilha,
gevolgd is.
Wel is waar, dat de Portugeefcn eg-
ter hier nog bleven, en fig dit niet eens
aantrokken} maar zy zyn ledert by den
Koning, en de Grooten, zeer verdagt en
veragtjgeweeft, en hun Vicariskongeen
gehoor krygen.
Hier op volgdc, 4 jäareOaarna, de
vyandelyke daad, A°. 1628 met 2 Gal-
lioenen , onder Don Jan Akrajfa, ter
ordre van den Landvoogd en Raad van
Manilha, voor de Rivier van Siam be-
dreven, wanneer niet alleen des Konings
Canconfe Jonk verraderlyk genomen,
en, nadat.zy gcplunderd was, met man
en muis verbrand is; maar hetzelveheb-
beu zy 00k aan een Japanfche Jonk van
Nangafacki gedaan; al ’t welke dcnhaat
des Konings, en der Grooten, zoodanig
heeft doen tocnemen, dat zyn Majefteit
*t Galjoot, en de goederen van Gafpar
Suares, een Portugees, A°. 1630 met
eenige Waaren van Macao hier gekomen,
aangeflagen, verbeurd verklaard, enalle
die Portugeefen 3 jaaren lang zeernaauw
gevangen gehouden , en hen gedwongen
heeft , om hun koft längs de ftraten te
moeten gaan bedelen.
Die van Malakka zonden daar op, A*.
1633 in July Sebafliaan Mendes d* Avila,
als Gefant, die met 1 o Portugeefen, en
30 Inlanders hier met een fmal gefchenk
verfcheen, om de verlofling defer aanfehoudene
Portugeefen teverfoeken. Hy
reeg gehoor by den Koning, maar hem
•wierd zeer weinig eere beweien } 00k
wierd hem de vorige vriendfchap wel
weder toegefegt; maar even gelyk hem
*t omilag der gevangenen beloofd wierd,
dat is, zoo flaauw en geveinsd, dat hy
yeel redenen had, om te twyffelen, of
’er wel iet van komen zoude. Om dan
zeker te gaan, alfbo hy zag, dat hy maar
opgehouden en befpot wierd, nam hy
met zyn Vaartuig, en met al de gevangenen,
ftil de vlugt, en zakte de Rivier
gefwind af, en fchotJn de Koning, ’er ,
de lugt af gekregen hebbende, hem dede
vervolgcn, is hy cgter hct oatkomen}
het welk de Vorft zoo qualyk opnam,
dat hy daar .over zoo wel met de Portugeefen
j als met de Caftiliaanen, in
groote vyandfchap geraaktc, waar toe
zy nog een nieuwe aanleiding gegeven
hadden , met de Rivier van Tanaflery
met 2 Fregatten te befetten, en daar door
’t binnenkomen van ’s Konings Vaartui-
gen in Siam niet alleen te beletien, maar
00k verfcheide van die nog in dit zclvö
jaar weg te nemen.
Defe daad vcrtoornde den Koning by
uitnemendhcit} dog hy kreeg nog in dat
zelvc Noorder-faifoen gelegenheit, om
fig aan eenige CaiUliaanen te wreeken,
allöo zekcre Chineefche Wankang, met
eenige aanfienelyke Caftiliaanen (waar
onder fig Don Louis de Gufmany Sergeant
Majoor van de Spaanlche Vefting
op Formofa, als hun Hoofd, bevond)
van Kelang na Manilha vertrokken, door
een fwaren ftorm Maft- eru Roer-loos op
Ligoor vervalleri was, welke de Koning
liet gevangen nemen, en üevens de goederen,
(beltaandc in i2y pikorZyde, en
eenige andere Chineeiche Waaren) na
Judia voeren.
A°. 163^ verviel ’er weer een Portugees
Kapitein, Francisco Cotring de Ma-
galano, met zyn Vaartuig op de Wal
van Tahaflery, van waar hy met 14 Portugeefen
, en ettelyken flaven, na Judia
gebragt, e n , even als de vorige zeer
elendig gehouden wierd, tot dat de Koning
hen allen naderhand, uit infigten
van Staat, goed vond te begenadigen ,
en hen A°. 1636 nevens eenige Gcfanten
Brieven, en Gefchenken, tcndeelenna
Malakka, en ten deelen na Manilha, te
zenden, met laft om de vorige vriendfchap
te herftellcn.
Het jaar daar aan is hier een Gefant
van Goa, en een van Manilha, mettref-
felyke Gefchenken, Zoo van den onder-
Koning, , als van den Landvoogd van Manilha
, vcrfcheenen , die alle de vorige
wonden. zoodanig hebben weten te zai-
ven, dat de vriendfchap daar door wel
eenigfips, maar meer in fchyn , dan in-
derdaad, ’vernieua dat in die volgen-
de tyden wat henen gefleurd heeft, al-
foo de Vorft dit niet zoo zeer om de
. Portugeefen, als wel om zyn andere verborgene
belangen, ingeichikt, hoewei hy
na dien tyd tot Zyn dood toe, zeer weinig
werk, van hen gemaakt heeft.
By de volgende Köningen is dit nu en
| dan wel een weinig veranderd, nadatzy
de hulp der Portugeefen, den eenen tyd
meer, dan den anderen, van nooden hadden}
maar zy hebben geen reden gehad,
om daar veel op te roemen , in welken
ftaat hct tot nog toe gcbleven, hoewel
’er nu en dan tuflehen beiden wel een
luchtje gekomen, maar ’t geen door-
gaans
V a n' 5 I A M ; 71 16fö. gaans van körten duur, en van weinig
belang geweeft is. En dit is wel ’t voor-
naamitc, ’t gene wy van de Portugeefen
weten te zeggen, die tot nog toe hier
hun byfonder quartier hebben.
I d«Ma- W y hebben bevorens 00k aangehaald,
caffaa- ’ ^ac Macafläaren hier mede een byfon-
ten. der quartier hebben; dog zullen nu ¿eggen
hoe, en wanneer, 'vj hier gekomen
zyn.
De Koning vanMacaflar, Crain Som-
bankoy dieontrent A°. 16fo leefde, heeft
een Broeder gehad, Dain Mangali ge-
naamd, (een naam, die ons in ’t verhaal
der Macaflaarfe. zaaken, onder de Vor-
ftenvanGoa , voorkomen zal) die van
Zyn Broeder zeer bemind, by alle de Ho-
velingen zeer ontfien , en een van zyne
voornaamfte Raadslieden was , vqlgens
Welker öritwcrp'en hy doorgaans gewoon
1vas zyne miaatregels vih Staat te nemen'.
Hoe yoorfigtig en Staatkundig nu
defe Heer weien mögt, had hy eg-
ter niet können beletten, dat de Koning
fig ten grootften deele aan ’t welgeval-
len vaneen van zyne bywyven, uie hy
uitnemend beminde, zoodanig overgege-
ven en als verilaafd had , dat zy hem door
haar grooten geeft, ongevöelif^~föt het
gene zy geerne had, wift te doen över-
nellen.
Defe Princes had al overlaqg befpeurd,
dat haar niemand meer, dan Dain Mangali
, -in de weg was} 00k had zy uit ’s
Konings eigen mond al vernomen, dat
hy de ftoutheit gehad hadde van den Koning
a f te raden, fich zoo verre aan haar i
over te geven.
Dit zette haar ten eerften tot Wraak
aan, en zy wift middel te vinden, om
hem by den Koning, Zynen Broeder, (
zo q verdagt te maken , voorgevende ,
dat hy na zyn Kroon en leven ftond ,
dat hy genoodfaakt was op fekeren nagt,
met 2 van zyn getroufte vrienden, en
zyn gereedfte fchatten, de vlugt na Java
te nemen, daar hy, zoo om zyn hooge
geboorte, als uit andere infichten, zeer
wel,ontfangen wierd, behalven dat hy
daar'00k met de Dochter van een Ja-
vaans Prins op Soerabaja quam te trouwen.
Men kreeg zoo ras op Batavia geen
bericht van ’t landen en neftclen vande-
fen Prins aldaar, o f haar Edelheden von-
den goed, dien Landheer te doen begry-
pen, dat zyn langer verblyf aldaar hen
niet aangenaam was, weshalven hy, ty-
delyk van de lagen, die men hem ley,
gewaarfchoud , en ondertuflehen door
den Koning van Siam verfogt zynde, om
fich in zyn Ryk te komen nederletten,
goedyona de groote voordeelcn1, hem
door dien Vorft meer dan eens aangebo-
den, aan te nemen.
De Koning, hier af bericht bekomen
I hebbende, zönd hem ontrent A» iSSa
een gropt Schip toe, om hen) en zyn
gevolg (da t nu al tot in de 60 huisgeßnnen
aangegroeid was) oycr tc voeren , en
pntfing hem met Zeer groote bewvfen
van agting.
% dede niet alleen ten eerften eeri
«aej huis voor hem bou'fren; maar hy
vereerde aan den Prins, en aan zyn Ge-
mahnnen, ook verfcheide heerlyke Diamanten,
en andere keurlyke Gefteenten,
mitsgaders zeer veel goude vaten, maar
c voprnaamfte was , dat hyiedervanheri
een inkomen ha hun ftaat gaf.
Ook maakte hy Dain Mangali, Dokja
Pal^di, o f groot Schatbewaarder des
Ryks, en gaf aan de Macafläaren in ’t
gemein zoo veel land ineigendom, als
zy van nooden hadden, om te bebou-
ötn daar van de thienden
aan hünnen Prins, even als ofhy hun Ko-
ning was, te geven.
Defe groote weldaden des Konings,
erkende Dain Mttngali veel jaaren aan den
anderen met daukbaarheit, doende in
veel gevallen aan den Koning blyken, hoe
zeer hy aan 2yne belangen gehegt was.
, ffffitykegICT vielen ’er nu verfchei-
de zaäEen VSoirraie hem andere maat-
regels deden nemen , waar onder ¿yne
rrieiters, dood-vyandeii van den Aino-
diichen dienft der Siammcrs, niet wei-
nig werkten, te meer, om dat de T a .
lapoins hen-zeer ilerkin ’t oeffenen van
hunnen Godsdienitvervolgdhadden, om
’t welke te wreeken, zy den Prins ook
ZOO verre buiten Ipoor willen te bren-
gen, dar hy met hen een ontwerp gemaakt
had, om fig tegen den Koning,
zynen weldoener, op te werpen, eniig
als Hoofd der Mooren, die fig nu al ?
jaaren regen defen Vorft aangtkant had-
den, te verklaaren. '%
Het eerfte bewys, dat hy daar van gaf,
was zyn agterbly ven,eo,na reden gevraagd
zynde, gaf hy voor, dat het verlies van
zyn lieftte Gemahn hem tot een eenfaam
leven overgehaäld had, en dat die alleen
de oorfaak was, dat hy niet meer zoo,
als wel voor henen, aan ’t Hof ver*
Xcheen.
De Koning, die wel beter wift, liet
fig geenfins hier medepaejen, alfoohem
berigt was, dat Dain Mangali, nevens
nog 3 andere voörname Maleyers, wel
20000 man hier en daar in ’t Ryk ver-
deeld, en het voornemen hadden, om
met f 000 Mooren den Kmiing in zyn
Paleis te overvallen, en fig zoo meefter
van zyn Kroon te maken.
Hy wift zeer wel, dat zyn gewoone
wagt niet in ftaat was, om zulkeen troep en
geweld te wederftaan j maar vermies defe
bommel zeer tydig uiibrak, vond hy gelegenheit,
om hier in door de zorge van
____________ Con