
Ikan
Vinteri.
S°4
rüg doorgaat, en die donker-Hemels-
---blaeuw is , bezet. Beneden is de kop
Zee-groen en w i t , met eenige donker-
groene ftrekcn ’er op, hebbende een Purpren
zoom, met fyne zwarte ftreepkens
by een fyne zwarte fchey-zoom.
Het oog is rood en wit , de appel
zwart en wit, en de buiten-kring zwart.
Het geheel ly f is verdeeld, ende rechte
grond deszelfs beftaat uit witte } Zee-
groene , en Purpre blokjcns tegen. een,
en dat vervolgens zoo van den kop tot de
Haart toe, hoedanige drie reyen men ziet,
dog pas onder die donker-Hemels-blaeuwe
zoom van de rüg loopt eerft een Citroen
geele zeer breede zoom van den kop
tot de Haart 9 met drie, vier , en twee
roode fchrapkens boven een, en dat zoo
mede tot den Haart toe. Na dezen geelcn
zoom komt zoo een ftreek van blokjens,
dog wcer een geele middel- ftreep , met
een enkel fchrapje overlangs, en dat tot
de Haart toe, dan weer een geele ftreek,
even eens als de tweede, en dan weer een
ftreek met die voornoemde blokjens} dog
onder längs den buik heeft men, byna van
de kop af tot de ftaart toe, een zoom van
Citroen-geele en Purperagtige blokjens.
By de kop beneden , ontrent de middel
-viq, is een graeuw veldje, waar op
zig de Purpere en wit gebandeerde middel
vin , die tegen ’t ly f rood, zwart ge-
zoomd, en blaeuw is, vertoond.
De vin ’er onder is Purper , en zwart
Vangraaten , de agter-beneden-vin rood,
en de boven-vin licht-Zee-grocn, en wit
gebandeerd.
De ftaart is Zee-groèn èri w it, met zes
fmalle overlangze roode banden, aanwel-
kers einde men een rood bolleken by ieder,
en beneden ’er ook een tuflchen ieder
twee ftreepen, ziet. De bovenfte bollekens
komen voor aan op een òvaal-ronden
zwarten grond, die wel een pink breed
is, en die boven een Zee-groenen zoom,
en Citroen-geele fraanje heeft. Het is
een Vifchje, dat pas een fpan lang is.
N°. foy. Doet ons den Ikan Vinteri,
dat is, de Vinteri-Vifch , die ontrent een
voetlang is , zien. Hy heeft een Dol-
fyns kop, een Purpren bek, en ’er pas beneden
een laqge blaeuwe neergaande en
ver uitftekende doorn, met nog een klee?
ne ontrent de fcheiding van den kop.
Het oog is Zee-groen, de appel zwart
en wit, en de buiten-kring zwart.
De kop en ’t ly f is licht-blaeuw j dog
pas beneden den rug komt van den kop, tot
een weinig van den ftaart af., een Purpre
ftreep, en daar tegen aan weer een breede
licht-Zee-groene, waar na in ’t midden
een veel breeder witte ftreep volgd,
(lie aan de andre zyde, o f ’er beneden nog
een Zee-groene , die wat fmaller dan de
vorige is, heeft.
De middel-vin is Purper en wit gebari-
deerd, met zwarte gràaten, ook is de vin
’er onder mede Purper-ver Wig , gelyk
ook de twee - klüftige ftaart, die mede
zwart van graaten is.
Dit is een» zeer aangename blanke en
vafte Vifch j dog hÿ valt wat aan dedroo-
ge kant, zynde anders byna als een Schel-
viich} maar men ziet hem zeer weinig.
N°. fo6. Vertoond ons de zeldzame rv
-»liegende Vifch; * : ¿ame
Deze Vifch, van grootte als een Ha- vliegende
ring, heeft een bek, uit drie Zee-gfoéne Vifth’
en drie Purpre banden naaft malkandren
beftaande, aie eerft met e'ën Zee-grofene
begind, en aan ieder zyde, by de beneden ftè
twee banden een Citroen-geele bol heeft
Zyn kop, en ly f , zyn licht-blaeuw,
zynde ’t laatfte vol witte agter-iiîtftaandc
doomen met zwarte zoomen , eri over’t
zelve loopt, van ’t regter oog af tôt de
ftaart toe, ook een Purpre ftreep met. witte
banderi.
De oogen zyn rood , èn de appels wit
met zwarte kringetjes, hoedanig ook de
buiten-kring is. van ieder oog loopt na
beneden toe een Citroen-geele ipits-uit-
loopende ftreek , die een halven vinger
lang, en een ftroo breed is.
Aan weerzyden van den kop ziet meri
een lange ter zyden over de vleogels he-
nen uitftekende doorn , die boven na de
buiten-kant blaeuw, efl van binnen Purper-
rodd, dog beneden van buiten ook Pür-
per-rood, en van binnen blaeuw is', zynde
aan weerzyden tegen ’t lyf pas boven
de vleugel licht-rood.
De vleugels zyn licht-Z e e -groen en
geelagtig, vry breed na agtercn, en lang,
zynde verder door negen fyne zwarte
banden in overlangze perken verdeeld, en
tuflchen de zelve in, in ieder perk , dap
eens met drie Hemels-blaeuwe bollekens,
dan eens met een met twee Purpre vläm-
mckens , dan met vier zulke bollekens,
dan met vier Purpre vlammekens, dart
J weer met vyf bollekens, en dan weer met
vyf vlammekens , dan weer met vyf bollekens,
en op ’t laatft met vier vlammekens
geteekend.
De ftaart is Puper-verwig j en deze
Vifch zeer lekker en vet j dog zoo van
teekening ziet men hem zelden.
N°. 707. Doet ons den Ikan Sengadji
Molukko , dat is , den Molukzen Hartog _
zien , een ongemeene fraeje Vifch : van Mofukko
teekening , en die niet minder van
fmaak is.
De bek is als die van een Vogel ,
Purper van binnen, met twee groote roode
tanden boven. De kop, en ’t ly f, is
Citroen-geel in ’t midden, en Goud-geei
aan de kanten boven en beneden. ;
Op deh kop ziet inen een kleen half-
. * rond
rond Purper bolleken pas boven den bek,
en daar tegen een breche blaeuwe ftreek,
die van binnen wit is , en zig verder aan
de eene kant met zoo een blaeuwe dwars-
band , die over ’t lyf loopt, vermengdj
en aan de andre kant tegen ’t blaeuw oog,
dat na de ftaart toe een breede halve roode
kring heeft, loópt.
Boven ’t oog ziet men een halve ovale
Purpre ftreek , met blaeuw en Wit in ’t
midden, die van dé rug begind , en zoo
tegen ’t oog aan rondom weer nà de rug
loopt.
Verder heeft men van de rug af tot by
de middel-vin een breede Purpre zwarte
ovçrlangs gefpikkelde dwars-band, die
aan weerzyden met zoo een breede blaeuwe
en witte gezoomd is ; waar na meri
verder een blaeuwe doorgaande band met
breede Purpre zoomen , dan weer een
blaeuwe en Purpre tegen een, dan vervolgens
een blaeuwe, die in ’t midden
wit is , dan twee Purpre banden, ieder
met een blaeuwe van binnen in ’er tegen,
daar na een Purpre, dan weer een blaeuwe
en Purpre tegen een, en eindelyk nog
twée blaeuwe met een Purpre dwars-band
in ’t midden zoodanig verdeeld ziet, dat
tuflchen ieder band een geele van ’t lyf
’er tuflchen beiden in komt.
De middel-vin is licht-rood en w i t ,
met zwarte graaten.
De vin ’ey onder is ook rood en wit,
met een blaeuwen , en eenige zwarte
doorns.
De boven-voor-vinislicht-Purper, en
vol groote zwarte doorns.
De agter-vin is rondagtig, .donker-
bruin, rood en graeuw gemarmerd, van
grond, met èen Citroen-geele breede
zoom daar om , en dan nog een breeder
Zee-groene buiten-zoom met Citroen-
geele en zwarte fraanje ’er buiten om tot
aan de ftaart.
De beneden-agter-vin is Citroen-geel
van grond,.die mede met een groothalf-
rond tot aan de ftaart uitloopt,, en een
blaeuwen krom-gebogen band tegen ’t lyf
vertoond, gelyk men ’er wat verder nog
zoo een, dog wyder uitgebogen, dan weer
èen Purpre , en tot een buiten-band ’er
drie tegen een, twee Purpre met een
blaeuwe in ’t midden , ieder een halve
ftroo breed, verneemd, hoedanig ook al
de banden op ’t ly f zyn, en die ook rondom
Citroen-geele] fraanje als de bovenfte
N°. f 08. - Doet ons de Kóningin der j ) e
Kreeften, een òngemeen fchoon ? ftulc, JConingia
befchouwen.. Zy is een Berg o f Làndr h«J£rcef-
Kreeft, hoewel zy zieh ook in ’t Water tcn*
houdj en men heeft deze in ’t Zagoe- Bofch
op Loehoe gevangen. Zy is vier a .vy f voe-.
ten lang bevonden, en z.y legt haar blaeuwe
agter-vin, hebben.
De ftaart, die een Purpre fchey-band
heeft, is geel, met zwarte fyne graaten
bezet.
Deze Vifch vertoond zig in ’t Water
òngemeen heerlyk, fchitterende het geel,
ïfts het fchoonfte Goud , tegen het fterk
Purper, blaeuw, en wit aan.
eyeren , die zoo groòt als duiverir
eyeren, en roodgefpikkeldzyn, totthieri
a twaalf ftuks toe, in ’t zarid. ;
. Zy is wel drie vierde van een voet breed
bevonden, en heeft aan weder-zyden Zee-
groene dikke voor uitftekende ¡ftangen,
met Vyf geele ovale verdeelingen o f banden
,«• waar onder een blaeuwe b o l, en
waar boven op een blaeuwe doom,. die
van binnen wit is , gezien werd. Ook
zyn ’er aan weerzyden der -ftangen groote
halve blinde blaeuwe bollen, en zulke
doorns ,. aan ieder zyde vier a vyf ftuks'.
Het ly f is Goud-geel, .hebbende vorn:
aan, aan ieder zyde zes pooten, dielever-
verwig van grond, tegen’t lyf aan don-
ker-blaeuw, boven aan Purper, dog op
de verdeeling Zeergroen en geel van knuift
zyn, en zy heeft aan’t einde vari ieder der
zelve een blaeuwe en witte knyper.
Over’t ly f henen ziet men zeven breede
blaeuwe dwars-banden, met een roode
adering, en met een Purpren buiten , en
een fynen zwarten binneo-zóom, hebbende
aan weerzyden een donkerder grorid, en
daar na drie Purpre doorns:, die fcherp
uitloopen. I Ook vertoonen zig aan weerzyden
tuflchen. ieder twee banden een
groote ronde Zee-groene, en eenigzins
geele bol met een zwart bolleken in ’t
midden , en een Purpre doom ’er buiten
tegen aan j ook ziet men nog in’t midden
van ieder twee bänden een zwart ovaalt-
je, dat wit in ’t midden is j waar by aan
weerzyden van deze banden nog veel
zwarte bollekens , met witte. ftippen ,
blaeuwe breede doorns, en zullten ovaal
boVen j. nevens zeer veel fchoone breede
Purpre half-rondeh, drie-hoekeri, en andre
ftreeken, volgen.
. De flangetjes aan weerzyden boven by
de oogen zyn blaeuw en wit gefpikkeldl
. De ftaart is van ’t. lyf door .twee groote
Purpre bollen gefcheiden, gelyk zieh
Zee-groene en geelagtige in ’t midden ,
ftaande tegen twee geele j en op. ieder bol
een kleene zwarte met een witte ftippel
vertoonen. In ’t midden tegen die Zee-
groene bol ziet men een grooten breeden
geelen drie-hóek met çen roode zoom ter
rechter zyde, op welken drie-hock beneden
een diergelyke kieener blaeuwe eri
witte komt te volgen , die aan ieder zyde
van de groote geele . drie-hoek , nog
een blaeuwe en witte, met een rooderi zoom
ter rechter zyde heeft} dog die drie-hóek
ter linker zyde gelykt wel een ruit.'
S f f Dé