
Maar wat ftaat ’er op. deze-trouwlooze
fchelmcn tc maaken was, hecft men zoo
in ’tvervöle, alstevooren, gezien.
Zy hadden al zedert den, iq4«> Au-
guftus 1609, een zeer naauw verbond'
met de Nederlanders aangegaan , waar
by zy. zicb onder de beicherming van
haar Hoog Mog: g e ftd t, en belooft
hadden geen fpeceryen aan iemant dan
alleen aan de Nederlanders tegen een ge-
zette prys , te leveren,mits dat die hen
tegen de Portugezen, hun beider vyan-
den, befchermen zouden.
Deze beloften quamen zy zoo lang na,
a k ’tin hunne kraam diende, en hebben
zieh niet gefchaamt, dit verbond trouw-
loos te breken , hunne fpeceryen aan
anderen te verkoopen , onze comptoi-
ren fchelmagtig a f te loopen, ons volk,
zoo zy niet Moorfch worden wilden,
iammerlyk te vermoorden , en aldus alles,
’tgeenvolflagefchelmen enverbond-
brekers paftte, te bedryven.
Zy overtraden, en braken niet alleen
weder dit verbond , maar zelf ook een
nieuw , in ’t jaar HS17. raet den derden
opperlandvoogt, de Heer Laure»s Reaal,
aangegaan, laatende zieh geduurig door
de Engelfchen opruyen, die de eilanden
van Banda , tegen ons in oorlog zynde,
van levensmiddelen , gefchut, oorlogs-
voorraad, volk, enichepen, verzagen,
en hen de behulpzaame hand boden.
In deze moetwil hielden de Bandane-
zen nog aan , tot dat in Junii rdzo. te
Jakatra op de Engelfche, en op de Ne-
derlandfcne vloot , aldaar ter reede leg-
£ende, het tra&aat, vanjulii idip. te
ionden tuflehen den koning van Engeland,
en haar Hoog Mog:, tot vereeni-
ging der Engelfche en Nederlandfche
Öoftindifche Maatfchappyen gefloten,
afgekondigt wiert.
Dit tractaat hielt in, dat de handel in
de Moluccos, in Ämboina en Banda ook
aan de Engelfche Natie wiert toegeftaan,
endaar by dan alle gefchillen milchen de
Engelfche en onze Öoftindifche Maat-
fchappy volkomen weggenomen. wier-
den. Als mede,, dat men voortaan met
een gemeene magt van oorlogichepen,
tot beicherming,van den handel van beide
deze Maatfchappyen, alle die hen hier in
eenigzins benadeelen wilden , zou tegen-
gaan.
De onzen hadden wel getragt de trouw-
looze Bandanezen al eer te ft raffen j doch
’t was hun belet, zoo door feitelykheden
van de Engelfchen zedert ’t jaar 1616.
in Banda aangeregt, als door veel moeje-
lykheden , den onzen door de Javaanen
en Engelfchen in de jaarem di 8. en 161p.
opja va , ontrent Jakatra, Bantam, en
ter zee, aangedaart geduurende welken
tyd de Bandanezen zeer ftout , geworden
waren, en zieh van onder ’t kafteeli&tc
Naffau zoo onbevreeft. onttrokken hadden,,
dat zynu niet alleen aan de Engel*
;fcheh, en aanverfcheidelpdiaanfche Na*
tien, maar zelf ook aan de Portugeezen,
hunne en onzevyanden,; onderftaan.hadden
fpeceryen te verkoopen , en zieh- met
die laatlte weder te bevredigen, waar op
reeds al yooftfo Portugeezen op ’t Hooge
Land waren gekomen , die by meerder
hulp ’t regt tot deze fpeceryen volflagen,
en zonder hoope van heritelling, aan de
Engelfchen , en aan ons , zouden hebben
können benemen.
Om dit quaad dan verder te ftuiten,
vont de vierde opperlandvoogt van Ne-
derlands Indien , de dappere Heer Jan
Pteterszw» Coen goed,om in den gemeenen
Raad van Defenfie , uit Engelfchen en
Nederlanders beftaande, de reduttie van-
Banda , als mede de herftelling ., en da
verzekering van die quartieren , en van
den handel in Amboina en de Moluccos,
voor te {teilen,. toonende, hoe beide de
Maatfchappyen volgens dit tra&aat. ge*
houden waren yder haare gemeene magt
en middelen zamen tevoegen, aangezien
de behoudenis van alle deze plaatzen,
zoo verre den handel betreff, beide deze
Compagnien even veel raakte.
Op dit voorzjgtig. voorftel van dezen'
Heer verklaarden de Engelfche Gevol-
magtigden tot deze vergadering opden:
i ftcu Januari i6 z i. (gelyk by een A fte,
van ’tgene toen verhandelt is ,. blykt y
dat hen de nood der. zaaken wel bekenc.
was , en dat zy wel genegen waren iec
in hetgemeen nevens ons teondernemen j
doch dat zy , wegens gebrek van magt,
fchepen, volk, enz. met in ftaat waren,
omdaar toe iets by te brengenj waar op
deHeerCfl«; verkfaarde!,. dat hy dan met
de byzondere magt der Nederlandfche
Maatfchappy die zaak gaan bevorderen,
en zien zou , wat zegen God Almagtig
hem daar op zou gelieven te verleenen;
Daar op is hy den<t:}‘len Januari 162. r.
van Jakatra; vertrok ken , den 14?1“ Fe«
bruari in Amboina, en vervolgens den
Z7Äen dito in Banda, gekomen 5 maar
een der Engelfche Leden van den Raad
van Defenfie, die den i ßen Januari mede
in die vergadering gezeten had , en in
Amboina lag, als de Heer.'Coen van: daar
vertrok , had met onze fchepen brieven
aaade Engelfchen , op Poelo Rhun,
mede gegeven , waar-in zy hen onzen<
ganfchen aanflag tegen ’tHoogLandvan
Banda, en die dat weer aan de Bandane*
zen , bekent maaktenj waar door zy dan
ook gelegenheid hadden;, om zieht daar
tegen klaar te maaken.
De opperlandvoogt van Indien ver-
ftont ook jby zynaankomftvbor ’t kafteel
Naflau, dat de Engelfchen van Poelo -
Rhun
Rhun die van Lonthoir 4 ftukken byge-
zet, enhendus in ftaat gebragt hadden,
om , by aldien hen maar wat meer tyd
overig wasgeweeft, het inkomen in ’t gat
van Lonthoir voor hem vry gevaarlyk te
maaken , en mogelyk wel geheel te be-
letten.
Ook hoorde zyn Edelhd, hoe eenige
Engelfchen, op Lonthoir, de Bandanezen,
onze en , uit kragte van *t voor-
noemde tra&aat van Defenfie, ook hunne
yyanden , met raad en daad byftonden,
en aanmoedigden , en niet tegen-
ftaande zyn Edelhd hen om boven-
gemelde redenen verzogt van Lonthoir
te vertrekken, zyn zy egter by de Ban«
danezen gebleven > waar op die Heer tegen
hen opentlyk betuigde, geendeel ’er
aan te hebben, nog fchuldig te zyn, zoo
hen eenige fchade , o f ongemak , hier
door overquam.
De Heer Coen had voorgenomen eerft
aan de Zuidzyde van het Hoog Land, op
een plaats, Luchuy genaamt, te landen,
waarom hy het fchip het Hert, daar
ontrent deed ten anker komen } maar
*t had ’er niet lang gelegen , o f ’t wiert
met een ftuk der Engelfchen zoo getroffen,
dat de onzen genoodzaakt wierden
het met een Coracora van de wal af te
roejen, entwee ankers met tweetouwen
te laaten ftasin , o f ’t zou gevaar geloo-
pen hebben , om te zinken, o f te ver-
verbranden. Ook verklaarden de onzen,
dat zy duidelyk gezien hadden , dat die
fchootdoor een Engelfchen konftapel ge-
daan was j hoewel de Engelfchen dit wel
•ßyf loochenden.
- Aangezien dit hier dan niet wel gelukt
was, befloot de Heer Coen met zyn geheel
leger aan de binnenkant, ofNoord-
zyde dezes eilands, te landen, aldaar
*t gebergte op te klimmen , en zyn gefehlt
te planten. n
Daar op trokken de onzen den oden
Maart met 17 vaandels, tuflehen Com-
bir en Orontattan geland, längs ftrand,
binnen ichoots van 3 ftukken gefchut,
die de Engelfchen aan de Bandanezen
.geleent, en die zy kort te vooren daar
geplant hadden , waar door de onzen
genoodzaakt wierden weder t’fcheep te
gaan, om niet al hun volk te verliezen,
behalven dat ook de w e g , daar zy drie
.jaaren te vooren op waren, over al door
de vyand met borftweringen bezet was.
Zy trokken derhalven, zonder van de
Bandanezen vervoigt te worden , hoewel
zy hen zeer befpotten, weer na de fchepen,
waar na de vyand , denkende dat
wy het daar nu by laaten zouden , de
meefte vrouwen en kinderen weer in de
ftadt Lonthoir bragt.
Na ’tmislukkendezer twee aanflagen,
enkelyk door ’t gefchut der Engelfchen
veroorzaakt , vond de Heer Coen goed, tf1**
dat de onzen een algemeinen aanval aan
beide zyden van ’t Hoog Land doen zouden,
teweten, aan de binnenkant met
6 , en aan deZuidkant met 10 vaandels,
zoodanig, dät die aan de binnenkant een
uur voor de andere landen zouden , ora
den vyand daar na toe te lokken, endus
aan de andere gelegenheyd tegeven, om
zoo veel te gemakkelyker aan de Zuid«
kant te landen, enop ’t gebergte te geräken
, ten welken einde ook een vaandel
vrywilligen, uitgelezen volk, aan de
Noordzyde voor af gaan zou , om ’t gebergte
van die kant te beklimmen , gelyk
meer anderen zulks’ op verfcheide
plaatzen van dit eiland doen zouden.
Drie hondert dertig koppen , waar
onder i fo musquettiers ,. waren tot be-
manning en verzekering van 30 Ting-
gangs (zekere vaartuigen) geftelt, om
die 1 o vaandels aan de Zuidzyde des eilands
te brengen.
Na dat de Heer Coen dan alles tot deze
onderneming wel beftelt had, zyn op den
1 idcn Maart de 6 vaandels met het aan-
breken van den dag tuflehen Combir en
Orontattan geland, gaande hier de wak-
kere hoofdman, Maarten Janszoon Vogel^
van welken wy hier na meer ipreken',
met een deel uitgelezene foldaten voor
u it , alwaar hy , in ’t opklimmen van
'tgebergte, meer tegenftant vont, dan
hy gedagt had, zoo dat hy , en alle de
zynen , vermits al hun kruit verfchoten
was, in groot gevaar waren j maar aangezien
hy van verfch volk zeer wel ge-
volgt, en onderfteunt wiert, moeft de
vyand eindelyk hand over hand wyken.
Terwyl men hier met deze 6 vaandels
bezig was , hadden die 10 vaandels aan
de Zuidzyde fraaje gelegenheid, niet al-
leen om uit de Tinggangs gelukkig in
een klein baaiken te landen 5 maar ook
eenige met, andere zonder, ladders, op het
voorgebergte tegen de klippen op , en
zoo verder tot boven toe te klimmen j
waar nazy van agierende ftadt Lonthoir,
zonder eenigen tegenftant, dan van een
i verloorentroep, introkken, verliezende
door eene chargie, van 10 o f zo musquettiers,
uit ae voornoemde troep ge-
aaan, maar een man , waar by zy nog
4 o f f gequetften kregen.
Lonthoir was door deze 10 vaandels al
lang ingenomen , terwyl die 6 andere Lonthoir
aan de Noordzyde nog wakker met de in‘tjaar
Bandanezen ftreden , doch dit eindelyk-’ ^
door hen gemerkt zynde , verlietendic neer
van Madiangi, Luchui, Orontattan en Coen
Sammer, ook aanftonts hunne Negryen, >
op dit zelve eiland. Zy hadden gedagc, verder
dat de 30 Tinggangs, het eiland nu aan ons
weer rondvaaren zouden, gelyk zy rpets overge-
driemaal hadden zien doen, - waarom zy 8even*
L z deze