
gevallen omdat ze voor hem bijzoridere betekenis
hadden, hetzij op grond van kwaliteit, dan wel van
onderwerp. Zo zijn er getekende portretten van
familieleden en vrienden en enkele zelfportretten; een
aantal favoriete tekeningen uit de periode op Bali;
landschappen en stadsgezichten, die herinneringen
opriepen aan bepaalde reizen en verblijven; en
tenslotte de tekeningen uit de interneringskampen op
Celebes. Met deze werken uit de ‘prive-collectie’ van
de kunstenaar zelf beoogt de tentoonstelling een
enigzins afwijkend, intiemer beeid van Willem Hofker
te geven dan men zieh gebruikelijk van hem vormt.
In de geexposeerde tekeningen en schilderijen komen
zijn grote artistieke begaafdheid en zijn scherpe
observatievermogen duidelijk naar voren. Vanaf het
begin was krijt zijn favoriete tekenmateriaal: vooral
zwart krijt, dikwijls aangevuld met wat rood of
roestbruin krijt en opgebracht in lichte, trefzekere
toetsen, soms ook zacht gedoezeld en uitgesmeerd om
een maximaal effect aan sfeer en diepte te bereiken.
De op Bali gemaakte tekeningen tonen een
gevarieerder en realistischer gebruik van kleur. Veel
van de portretten van Balische meisjes zijn met pastel
opgewerkt, waarbij vooral de kleurrijke details van
hun exotische kleding suggestief zijn weergegeven. In
het algemeen is Hofkers kleurgebruik echter niet
zozeer realistisch als wel interpretatief, met toetsen
van soms willekeurig gekozen kleur beoogt hij een
bepaalde sfeer op te roepen, niet een illustratie van de
werkelijkheid te geven. Opgegroeid in de kringen van
de Amsterdamse Impressionisten, behield hij zijn
leven lang hun voorliefde voor de treffende houding
of de verrassende blikrichting. Meer dan hen was hij
echter een romantisch-interpreterend tekenaar; de
subjectieve schoonheidsbeleving van de kunstenaar
speelt in zijn werken een veel grotere rol. Het was die
persoonlijke, intense beleving van wat hem in de
natuur of in de menselijke figuur raakte en boeide,
die Hofker steeds weer trachtte vast te leggen en over
te dragen op de beschouwer van zijn werk.
Carel van Tuyll
Noten
i . B. Carpenter, P.E.M. Hammann en R.L. Hössen,
Willem Hofker, schilder van Bali/Painter o f Bali,
Pictures Publishers, Wijk en Aalburg 1993.
1 31 Willem Gerard
H ofker (1902-1981),
Balischejonge vrouw
met ceremoniële
hoofdtooi, 1940.
Potlood, zwart en
gekleurd k rijt op oker
gekleurd papier.
Amsterdamse tekeningen werden in een drietal
succesvolle uitgaven gebundeld, met tekst van de
historicus Ton Koot, en ook van het Balische werk
verscheen een boek onder de titel B ali gezien door
Willem Hofker (1978). De talrijke uitgaven van zijn
tekeningen op kalenderbladen en ansichtkaarten
zorgden ervoor dat Hofkers bekendheid in de latere
jaren van zijn leven-weer sterk toenam. Willem
Hofker overleed in Amsterdam op 30 aprii 1-981.
Tijdens zijn latere leven heeft Hofker vrij veel
geëxposeerd. De huidige tentoonstelling is
samengesteld uit werken die behoren tot datgene wat
de kunstenaar voor zichzelf wilde bewaren, in veel
'De gelijkenis van een schouwtoneel'
Petrus Kiers: Stil leven met wijnkan, 1830
Tussen alle portretten, landschappen en historieschilderijen in de Tweede
Schilderijenzaal van Teylers Museum hangt een opvallend stilleven. Het
betreft een schilderij uit 1830 van de kunstenaar Petrus Kiers (Nieuwveen bij
Meppel 1807-1875 Amsterdam).1 (afb. 14) Het opvallende aan het werk ligt
niet zozeer in de soort voorwerpen die men ziet; dit zijn immers 'traditionele'
elementen uit stillevens, onder andere een kan, een glas, een pijp, een brood
en een schaal met vruchten. Ook de compositie is niet opzienbarend. Het is
vooral het eigentijdse karakter van deze voorwerpen die het schilderij
interessant maakt.
14 Petrus Kiers
(Nieuwveen b ij M eppel
1,807.-1875
Amsterdam), stilleven,
olieverfóp doek,
f j j | | cm,
rechtsonder gesigneerd:
P K iers Fect 1 8 3 0 '
B lijkens een kwitantie
van de kunstenaar
gekocht op 13 maart
18 32 v o o r f 200,-.
(Teylers Museum)
Va n i tas-p ro n ks t i 1 le ve n
Op het eerste gezicht lijkt de kunstenaar met het werk
in de voetsporen te treden van zijn grote 1 7de-eeuwse
voorgangers als de stilleven-schilders Willem Kalf, Jan
Davidsz. de Heem, Willem Claesz. en Gerrit Heda.
Het schilderij van Kiers noemt men een stilleven met
een Vanitas(vergankelijkheids)- voorstelling. In dit
genre, in de 1 7de eeuw zeer populair, verwijzen
bepaalde elementen of combinaties hiervan naar de
ijdelheid van het leven en de onontkoombaarheid aan
de dood. De dikwijls kostbare objecten dragen een
verborgen boodschap in zieh, bijvoorbeeld dat men
zieh moet hoeden teveel te hechten aan rijke fraaie
voorwerpen, want het leven is eindig. Zo werden er in
deze stillevens dikwijls prächtige voorwerpen van
porselein, zilver en glas uitgebeeld, met daarnaast
bijvoorbeeld een schedel (verwijzend naar de dood),
een klok, een pijp of een kaars die zojuist uitgewaaid
is (de tijdelijkheid van het leven). Ook bij Kiers zien
we een aantal van dit soort voorwerpen terug; een
kostbare zilveren kan, een pijp en een horloge. De
Tijd (het horloge) drukt overal zijn Stempel (cachet) op
en tegenover het Rijke Leven (de zilveren wijnkan)
Staat zijn eindigheid (de rook voortbrengende pijp en
de in een schaduw staande parfumbrander.2). Op het
schilderij is voorts (uiterst links en uiterst rechts) een
stuk brood en een wijnfles te zien. Mogelijk kunnen
we dit opvatten in religieuze zin en is het een
verwijzing naar de eucharistie. Wat betreft de
compositie kan gesteld worden dat in het doek van
Kiers de korrorvacui (de angst voor de leegte)
ontbreekt, die op veel stillevens uit de Gouden Eeuw
wel valt waar te nemen.
De voorwerpen
Weliswaar vertoont het stilleven, zoals gezegd, wat
betreft de soort voorwerpen eén grote overeenkomst
met de 1 7de-eeuwse exemplaren, toch ademt het
i9de-eeuwse werk een geheel andere, oorspronkelijke
en eigentijdse sfeer. Verschillende voorwerpen
stammen uit de tijd van Kiers en zijn rond 1823 te
dateren.
Het kunstige in Kiers’ stilleven komt vooral tot uiting
in de uitbeelding van het centrale voorwerp in het
schilderij: de nieuwe, althans goed gepoetste zilveren
wijnkan, waarvan de enigszins harde glans
voortreffelijk is weergegeven. Het model van deze kan
werd al vanaf ongeveer 1770 in zilver gemaakt, eerst
in Frankrijk, later vooral in Engeland (afb. 15) en
daarna ook in ons land, (afb. 16) waar het tot kort na
1830, het jaar en ontstaan van Kiers’ stilleven, een
bloeiend bestaan heeft geleid. De hier afgebeelde kan
is vermoedelijk Amsterdams, ca. 1823, en mogelijk
door Th.G. Bentveld (voor Bonebakker) vervaardigd.
Deze kan is het zoveelste voorbeeld van de
moeiteloze overgang van Classicisme via Empire in
Biedermeier, althans wat Nederland betreft; in
Engeland was men in 1830 al enkele decennia bezig
met de eerste en het begin van de tweede
pre-Victoriaanse stijlherhalingen.
De weergave van de kan is een picturale tour de force
geworden, vooral door de toevoeging van een
spiegelende kerktoren (in de illustratie niet goed te
onderscheiden) aan het glanzende corpus van de kan:
Een kunststukje, dat al voorkomt bij een 1 ^de-eeuwse
meester als Memling.
Het tweede hoofd-voorwerp is minder prominent
weergegeven, zowel door zijn plaats links achter de