
Zodra er weer een 100-jarige gesignaleerd was schreef
Pieter een brief aan de jarige. ‘Gisteren las ik in de courant,
dat gij Uw lOOste verjaardag vierde’, zo begonnen
de meeste brieven. Hij verontschuldigde zieh als volko-
men onbekende zomaar met een brief in huis te vallen en
bood daarna zijn felicitaties aan met het behalen van
deze hoge leeftijd. Meestal ging hij dan in op enkele bij-
zonderheden over de gezondheid, die hij in de krant had
gelezen. ‘Naar ik vemeem zijt gij nog opgewekt van geest
en vrij krachtig naar het hchaam’, schreef Dyserinck in
een brief uit 1901. Vervolgens vroeg hij zonder veel
Im 102180 3abre, noch lehend.
Grub aus Osifriesland.
D ie ä lte s te O s tfr ie s in 3 ant|emoij a u s U o sb a rg b e i 5 trad?hoIt
g e b . 1 8 0 3 . Iro S o n n ia g sg em an d . Nr. i
Afb. 7. Prentbriefkaart met de foto van Jantjemoy, te r gelegenheid van
haar 102de verjaardag in 1905. Zij werd geboren in Vosbarg, Duits-
land in 1803.
plichtplegingen of er een portretfoto van de feesteling
bestond en zo ja, of men hem er een wilde sturen, uiter-
aard geheel voor zijn rekening. Buitenlandse 100-jarigen
kregen als vergoeding voor het zenden van hun foto een
pakket bloembollen thuisbezorgd.
Het is opmerkelijk dat, te oordelen naar de bewaard ge-
bleven kopieen, alleen Pieter de brieven schreef. Er zijn
wel kaarten van Hendrik in Den Haag aan zijn broer in
Haarlem, maar er is geen brief van zijn hand aan een 100-
jarige. Wat in de door Pieter gestuurde brieven overigens
opvalt, is dat hij nadrukkelijk in alle correspondentie ver-
meldde, de foto niet voor zichzelf te vragen, maar ‘voor
een goede vriend, die een groote verzameling portretten
bezit van personen van 90 jaaren oud en daarboven’. On-
danks het feit dat de broers toch in de jaren rond 1900
met kennelijk plezier aan de collectie werkten, lijken ze
zieh er enigszins voor te schämen.
Waarschijnlijk het Hendrik de briefschrijverij aan Pieter
over, omdat hij een hoge positie in Den Haag bekleedde.
Hij vond het misschien ongepast om als minister 100-jarige
landgenoten aan te schrijven. Ook na zijn pensione-
ring bleef hij namelijk in het openbaar aktief, onder meer
door lezingen te houden over krijgskundige onderwer-
pen.
Pieter, de Haarlemse zakenman, deed dus het meeste
werk, zoals het afhandelen van de correspondentie. Hij
verschuilde zieh weer achter de rug van ‘een goede
vriend’, zijn broer. Mogelijk wilde hij als bekend zakenman
toch ook niet met deze liefhebberij vereenzelvigd
worden. Uiteindelijk werden 100-jarigen soms als een
soort ‘curiosa’ onder de mensen beschouwd, aan wie iets
kermisachtigs kleefde, omdat zij zeldzaam waren.
In de meeste gevahen kreeg Pieter Dyserinck vroeger of
later niet alleen de gevraagde foto toegestuurd, maar ook
een, dikwijls uitgebreid, antwoord op zijn brief. Af en toe
schreef een eeuweling zelf een briefj e terug, maar meestal
kwamen de antwoorden van verwanten of verzorgers. De
brieven en kaarten van kinderen, kleinkinderen en büren,
maar ook van dorpsonderwijzers, burgemeesters en
fotografen vormen een welkome aanvulling op de foto’s,
omdat ze een kijkje bieden in het leven van bejaarde
mensen omstreeks 1900.
Wat in deze briefwisseling het meest opvalt is de ar-
moede van veel 100-jarigen en de afhankelijkheid van de
behulpzaamheid van kinderen, buren en bekenden. De
zorg voor hulpbehoevende mensen was toen overigens
een vanzelfsprekende zaak. Hoe ouder opa of oma, oom
of tante echter werd, hoe moeiüjker het soms was om de
verzorging vol te houden. Dikwijls waren de kinderen
van een 100-jarige zelf bejaard en siecht ter been en had-
den het ook niet breed. Het bereiken van het lOOste le-
vensjaar werd daarom vaak aangegrepen om wat extra
geld te krijgen. Gemeente en kerk, maar ook hofjes en
gasthuizen waar de eeuwelingen woonden, gaven van
hun kant dikwijls een geldelijke bijdrage voor het levens-
onderhoud.
Een populaire manier om geld in te zamelen was het ex-
ploiteren van het statieportret. De foto werd dan naar de
krant gestuurd en met een levensbeschrijving geplaatst.
Bijzonderheden, zoals het goede geheugen van een 100-
jarige die zieh allerlei historische gebeurtenissen kon
herinneren of het feit dat men in drie eeuwen had geleefd,
vulden deze nieuwsberichten. Gegevens over de gezond-
heidstoestand maakten deze berichten natuurlijk ook interessant.
Opmerkingen als: ‘De krasse grijsaard klom op
z’n 91 ste nog op het dak om den rietdekker te helperi, of:
‘Zij leest nog goed met bril en kookt haar eigen eten, het-
geen zij goed gebruiken kari, zijn enkele voorbeelden van
dit soort nieuws.
Afb. 8. Hendrikje Pruimsträ, geboren in 1801, uit Schoterland, Friesland.
De foto is d oor een plaatselijke amateur-fotograaf genomen in
1901.
Soms werd in zo’n bericht een oproep aan de lezers ge-
daan om hun menslievendheid te tonen door de armlas-
tige jarige met een gift te verblijden. Voor hetzelfde doel,
geld inzamelen, werd de foto wel afgedrukt als prentbriefkaart.
Het was een soort collecteren. De briefkaart
werd verkocht, de opbrengst kwam ten goede aan het
oudje op de foto.
Een andere manier om een extraatje voor de eeuweling
te krijgen was om de verzamelaars van de foto’s te bena-
deren. Familieleden of anderen die zieh het lot van de
arme hoogbejaarden aantrokken grepen de kans om Dyserinck
in hun antwoord aan hem de benarde levensom-
standigheden van de 100-jarige te schilderen. Zij vroe-
gen dan vaak ronduit om steun ‘voor ons arme oudje’.
Dyserinck ging altijd op een dergelijk verzoek in. Hij
maakte dan per postwissel een gift over of betaalde soms
wat extra’s voor de foto. Hoeveel hij gaf wordt uit de correspondentie
niet duidelijk, maar aan de bedankjes te
zien moeten zijn giften vrij royaal zijn geweest. Ook
schreef Dyserinck wel aan de familie hoe ze de geldinza-
meling het best konden aanpakken, door te adviseren dat
men de krant moest inschakelen of de notabelen uit de
buurt op het geval attent konden maken. Zo bedreef hij
liefdadigheid per post.
Dat het soms broodnodig was om een 100-jarige met
geld te steunen blijkt uit het geval van Hendrikje Pruim-
stra.
Afb. 9. G eert Anne Boomgaard op zijn 107de verjaardag in 1895. Hij
woonde in het Diakonie Gasthuis in Groningen, waar deze foto op verzoek
van Pieter Dyserinck werd gemaakt. Boomgaard heeft een pruik
op en ‘de gelegenheidsjas’ aan.
Hendrikje Pruimsträ was een arme vrouw uit Schoterland,
Friesland. Zij was in 1801 geboren en woonde in
‘bij een van haar vele kinderen’. Op zijn eerste brief kreeg
Dyserinck antwoord van ene Stelwagen, die namens de
familie het kontakt onderhield. ‘Er wonen hier geen foto-
graferi, schreef hij, maar hij was als amateur-fotograaf
wel bereid om haar te portretteren. Dit gebeurde wel va-
ker als er nog geen foto ter gelegenheid van de lOOste
verjaardag was gemaakt. Op verzoek van Dyserinck en
op zijn kosten, het de familie of bij voorbeeld het gasthuis
dan een fotograaf komen. Hij ontving dan na enige tijd
een afdruk van de foto.