
der aanbevelenswaardige woonplaats schijnt’. De verza-
meling die daama sterk werd uitgebreid met foto’s en
knipseis betreffende langlevenden uit binnen- en buiten-
landse tijdschriften, is nog steeds in particulier bezit. Een
tweede grote collectie uit het begin van de negentiende
eeuw werd aangelegd door de Haarlemse geschiedkun-
dige en verzamelaar Adriaan van der Willigen (1766-
1841), wiens neef de verzameling ovemam en uitbreidde.
Zijn schoonzoon Hendrik Dyserinck (1838-1906) en
diens broer Pieter (1837-1907) vergrootten de collectie
met ondermeer eigentijdse foto’s, die zij van Neder-
landse honderdjarigen lieten maken. Deze verzameling
met ca. 60 foto’s, compleet met bijbehorende correspon-
dentie, vele knipsels, een tiental tekeningen, ruim hon-
derd prenten, begrafenisbriefjes en gelegenheidsdruk-
werk werd onlangs uit het Van der Willigen-bezit aan
Teylers Musernn te Haarlem geschonken. Met vele andere
bruiklenen is daar vanaf 9 december voor het eerst
een tentoonstelling samengesteld rond het verschijnsel
‘honderdjarige’, zowel uit Nederland als daarbuiten. Het
zijn uit drie eeuwen indringende portretten van mensen
die bijna driemaal de gemiddelde leeftijd van hun tijdge-
noten haalden, zonder ingrepen van de medische weten-
schap.
Bezoek van de burgemeester
Dit jaar woonden in Nederland ongeveer 850 mensen
van honderd jaar en ouder. In 1990 zullen dat er al meer
dan 1000 zijn. De kans om die magische leeftijd te beha-
len wordt steeds groter. Verwacht wordt dat er in het jaar
2010 vijfmaal zoveel honderdjarigen zullen zijn dan de
550 die.begin 1985 werden geteld. Slechts den procent
zal tot het mannelijk geslacht behoren. Iemand die tegen-
woordig de honderd haalt, is nog verzekerd van het bezoek
van de burgemeester en een artikel in de krant.
Maar hun aantal neemt zo snel toe dat dit verschijnsel de-
valueert van iets heel bijzonders tot iets dat velen in hun
omgeving zullen gaan meemaken.
Aubades, erehagen, vlagvertoon
Toen Geertje van den Berg-Mooij uit Callantsoog op 10
april 1913 haar honderdste veijaardag vierde, stond het
hele dorp op zijn kop: zang door de schoolkinderen, rij-
roer in een landauer, receptie, optocht met versierde rij-
wielen, bioscoopvoorstellingen en in beide cafe’s muziek
om te dansen. Op strooibiljetten werden de festiviteiten
kenbaar gemaakt. Steeds was er sprake van aubades, erehagen,
vlagvertoon en cadeaus, waaronder de populaire
leunstoel. Dag- en weekbladen maakten reportages in de
trant van: ‘De oude dame geniet nog een uitstekende ge-
zondheid en heeft nog een goed gezicht en een scherp ge-
hoor. Zij zal dus in Staat zijn de gelukwenschen, die haar
vandaag, ook van de zijde van de autoriteiten, zullen geworden,
zelf in ontvangst te nemen. Het zal de jarige aan
belangstelling niet ontbreken.’ Ook werd aandacht be-
steed aan de historische feiten die de honderdjarige had
beleefd: van oorlogen, extreem strenge winters of mis-
lukte oogsten. Maar ook van de ondervonden armoede,
lange werktijden en läge Ionen werd melding gemaakt.
Het leek wel of de läge levensstandaard tot de hoge leeftijd
had bijgedragen. Daarentegen werd meestal ook
trots vermeld dat de persoon in kwestie nog altijd
pruimde of dagelijks zijn pijp op stak. Toch viel het op
wanneer een beter gesitueerde de honderdjarige leeftijd
haalde. Toen Anna Noe in 1818 op haar buitenplaats
Rhijnhoff bij Leiden overleed, schreef de Konst- en Letterbode:
‘Zij is een bewijs dat niet alleen aan personen die
van hunner handenarbeid leven eene hoogen ouderdom
te beurt valt, maar dat ook lieden van aanzien somwijlen
meer dan eene eeuw kunnen leven.’
Dien acht’bren gryzen man
Het is nog niet zo lang geleden dat ter gelegenheid van
een dergelijke gebeurtenis speciale gedichten versehenen,
penningen werden geslagen of dat de ‘centinarissen’
door kunstenaars werden geportretteerd. Alleen al in
Nederland zijn voor 1880, toen de fotografie algemeen
gebruikelijk werd voor het vervaardigen van portretten,
bijna 115 afbeeldingen van ruim 50 verschillende honderdjarigen
bekend. Soms was het portret voorzien van
een levensschets, wat duidt op een commerciele opzet er-
; i‘*r | tr ( 4 I I
I mfcmwpk pplilillpllliilii®! 1111 I j j 'i'l
. 1 i..,,- ..:••• r- ., . . . . ^ gy Lll<i A
Afb. 2. Cornelis van N oorde, Elisabeth Precies, een Haarlemse appel-
verkoopster die in 1781 haar honderdste verjaardag vierde (ets, 1781,
Teylers Museum).
van. Zoals in het geval van Jacob Jansz die in 1808 op
110-jarige leeftijd te Wormer overleed. Daar was hij van-
wege zijn leeftijd zo’n bezienswaardigheid geworden dat
men na zijn dood aan belangstellenden zijn portret met
een vers verkocht, dat eindigde met: ‘Herkent in dezen
prent, geachte Landgenooten!/Naar waarheid U ge-
schetst, dien acht’bren gryzen Man,/Die Huflands kunst
verstand en ’t aanzien kan vergrooten,/Van Wormer, dat
weleer een grooten naam gewan.’ Hieruit blijkt dat portretten
ook ‘tot een gedachtenissse’ werden vervaardigd,
uit een soort trots dat de stad of het huis een dergeüjk
‘wonder’ binnen haar muren had gehad. Zo hangen in de
regentenkamer van het Haarlemse Zuiderhofje nog
steeds drie portretten van stokoude dames die daar ooit
hebben gewoond. De eveneens geportretteerde Josina
Keuse uit het Haarlemse Bruiningshofje kreeg in 1773
op haar honderste veijaardag van de regenten een feest-
maal aangeboden. Voor 34 gülden werd wijn, varkens-
vlees, schapenbout en amandeltaart aangerukt. Ook toen
zij twee jaar later overleed zorgden de regenten voor een
waardige begrafenis met veertien dragers. In 1745 be-
sloot het bestuur van het Utrechtse Sint Jobsgasthuis hun
‘disgenoot’, de 105-jarige Jan Gerritsz Kuijper, alias Jan
Praktiseer, ter herinnering door een goed Schilder te laten
afbeelden. Kort na het gereedkomen van het portret
Afb. 3. J.W. Caspari, De 110-jarige Jacob Janse uit Wormerveer (ge-
mengde techniek, 1808, coll. Van d e r Willigen/Teylers Museum).
door J.H. Quinkhardt werd het door de graveur Houbra-
ken in prent gebracht. Deze prent moet nog tijdens zijn
leven een meer dan lokale bekendheid hebben gegeven
aan de hoge ouderdom die hij genoot.
Ter ondersteuning van het oudje
Een andere categorie bestaat uit prentwerk dat ter ondersteuning
van het ‘oudje’ werd vervaardigd. Zo te-
kende en lithografeerde Aleander VerHuell in 1857 de
112-jarige Thomas Peters. Bij de uitgave van de prent
deelde hij mee dat de opbrengst van het portret voor Peters
onderstand bestemd was. ‘En edelmoedig droegen
de families, met wie ik bekend was, daartoe bij. Men zegt
dat een uitgeleefde ooftboom, hoe rijkelijk met mest be-
streken, nog eens weelderig bloeit, en dan sterft. De laat-
ste maal dat ik den grijsaard bezocht, vond ik hem om-
ringd van hulpvaardige vriendinnen, en was hij blijkbaar
opgefleurd — niet lang daarna evenwel, dood. De over-
blijvende gelden, fl80,-, kregen de Gereformeerde en
Roomsche Armen.’ Daamaast was een groot aantal portretten
gemaakt als nieuwswaarde. De Haarlemse kun-
stenaar Cornelis van Noorde (1736-1795) vervaardigde
maar liefst vijf portretten van honderdj arigen die vast een
commercieel doel moesten dienen. Zijn coEega’s Herma-
nus van Brussel, Hendrik Schwegman, Wybrand Hendriks
en Abraham Vallenduuk waren in dit genre zijn
waardige opvolgers.
Wonderbare trouw
Vooral in de zeventiende en achttiende eeuw met een gemiddelde
levensduur van respectievelijk 34 en 36 jaar
was een honderdjarige leeftijd een sensatie. Naast hun
gezondheid en verstandelijke Vermögens sprak toen ook
hun potentie tot de verbeelding van tijdgenoten. Die
werd bezongen in menig gedieht, zoals over de zestiende-
eeuwse Haarlemse Dirck Janssen Bleser die op 111-ja-
rige leeftijd nog zou zijn getrouwd, twintig jaar hebben
geleefd en een dochter hebben gekregen. Ook bestaat er
een gedieht op het huwelijk in 1660 van het Amster-
damse echtpaar Reinier Bolswaart en Biedes Jans, respectievelijk
95 en 93 jaar oud, waarin leeftijdsgenoten
worden opgewekt als nog in het huwelijk te treden. Andere
echtparen werden soms meer dan honderd waarvan
75 jaar getrouwd, zoals in 1793 Paulus Vincent en Bara-
bara Jansen uit Sassenheim. Zij werden in 1793 afge-
beeld door Wybrand Hendriks, waarnaar Izaak de Wit
de prent maakte met het onderschrift: Een oud dragon-
der van vier meer dan honderd jaar;/die onbezeerd ont-
snapte aan menig doods-gevaar;/een vrouw, op twee jaar
naa zoo oud als bestevaer;/die al haar kinderen zag zetten
op de baar;/drie vierden van eene eeuw zijn deeze
twee een paar;/zijn nog gezond en frisch, nog vrolijk,
kant- en klaar;/zij leeven tot dit uur genoeglijk met el-
kaer.-/zeg, leezer! is dit niet van alle kanten raar?
Jacob van Hoorn (1638-1738) trouwde op 97-jarige
leeftijd, voor de vierde maal, te Amsterdam met de 23-ja