V O O R R E D E.
van Munt- en Penningkunde kortelijk pogen
u it een te zetten , en oordeelde dat eene daar
achter gevoegde lijs t van e enige, en wel van
de voornaamste werken, die over Munten en
Penningen geschreven z ijn , den lezer mijner
verhandeling niet onaangenaam, ja voor den
een o f ander misschien z e lf si nuttig zoude
kunnen zijn .
D e ze lijs t had nog v eel aanz ienlijker kun-
nen 'worden, indien w ij ons niet tot de opgave
der voornaamste hoeken bepaald hadden,
en z e lfs hebben w ij, ten einde nog meer eene
a l te groote uitvoerigheid te vermijden, de
werken over de oude Penningkunde en die
der middeleeuwen handelende, gezamenlijk dn
twee h o o f dofdeelingen opgeteld , hetgeen ech ter
b ij d ie der hedendaagsche volken., niet wel
mogelijk was.
Daar d it stukje over een onderwerp hand
e lt, waarover in onze taal nog weinig ge-r
schreven is > meenen w ij op b illijk e toegevend-*
heid te mogen rekenen.
B EKN O P TE
VERHANDELING
OVER ,
HET NUT DER BEOEFENING
VAN DE'
A L GE ME E N E ,
DAT? IS :
OUDE, MIDDELEEUWSCHE EN HEDENDAAGSCHE
v
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
H e t is ten allen, tijde, door alle beoefena—
ren, van kunsten en wetenschappen, en onder
déze inzonderheid door hen, die in .dezelve uitblonken,
als eene onwedersprekelijke waarheid
beschouwd en aangenomen, dat het gezegde van.
cicero niet geloochend kan worden, wanneer
hij, in de verdediging van den dichter archias,
aanvoerl, dat alle kunsten en wetenschappen door
eenen onderlingen band vereenigd en door eene
zekere bloedverwantschap als het ware verbonden
zijn.