
 
        
         
		een  aantal,  zelfs hedendaagsche  volkeïi,  gedurende  
 vele  eeuwen  op  munten  en  gedenkpenningen  
 genoegzaam  bij  uitsluiting  gebezigd  geworden-.  
 Dit  veroorzaakt  dat  hem,  die  deLatijnschetaalj  
 die  taal,  welke  zoo  schoon en zoo uitstekend  nut-  
 tig  is,  moet  of  wil  aanleereh,  en  bij  deze*studie  
 de beoefening'der Munt- en Penningkunde  voegt,  
 eene  veel  grootere  gemakkelijkheid  bij  dat  aan-  
 leeren.. te  beurt  valt,  dan  hem-,  die  -van  de gele-^  
 genheid  tot  dagelijksche  bezigtiging  en  beoefe-  
 N  ning  van  een  aantal  munten  en  gedenkpennin-  
 gen  verstoken  is,  of  van  die  ^eleghhheid  géÉlï  
 gebruik  weet  te  maken. 
 Zöo  hebben  wij  dan  in  luchtige  omtrekken!,  
 en  door  behulp  van  eenige  weinige  voorbeelden  
 uit  den  grooten  voorraad,  welke  de  jaarlijks  
 uitgebreider  wordende  Munt-  en  Penning-  
 verzamelingen  aanbieden,  het  nut  pogen,  te  
 schetsen,  hetwelk  de  beoefening  der Algemeene,  
 dat  is der oude, middeleeuwsche en hedendaagsche  
 Munt-  en  Penningkunde,  kan  aanbrengen  bij  de  
 studie  van  -Algemeene  Geschiedenis,  van  Geschiedenis  
 der  Beschaving  en  der  Kunst,  van 
 Tijdrekenkunde,  van  -Aardrijkskunde,  van  
 Wapenkundè (heïaldfe)y  Geslachtkundéy (genealogie]) 
  5  de  kennis  der9 titels  Ivan  de  gebruik  
 ken,  klederdragters,  igebouiverr,v  wapentuig|  
 enz. der verschillende,  volkenpvan het kénschet-  
 se/zcfó (karak teris tieke)  in de kunst, b ij  dé onderscheidene  
 natïên $  van de -vermenging der metalen 
 ,  derzelver  gehalte  ep  het  werktiéègelijke  
 in   de  muntkartdèg  van  h e t dernachdge Um  de  
 oihschriften,  de  heerlijkheid  : der  vindingjj en  
 de  wel  zamengesteldè’  zinnebeelden}  éindelijk  
 het  nut  van  de  beoefening  der  Penning-  en  
 Muntkunde  in  het  Uankweeken  van smaak,  bij.  
 het  doen  van  ' leizen   én  adhleerèn  van  talen. 
 Mogt  deze  geringe  bijdrage  de  goedkeuring  
 ondervinden  van  die  landgenooten,  welke  zich  
 tot  heden  toe  niet  dan  een duister,  of wel geheel  
 verkeerd  denkbeeld  van  het  meerdere of mindere  
 nut der Munt-  en Penningkunde hadden  gevormd,  
 dan  ware  ons  doel  bereikt 5  Z.  M.  onze  geëerbiedigde  
 Koning,  die  alles ,  wft  tot het  schoone  
 en  goede,  behoort,  zoo  vorstelijk  aanmoedigt,  
 heeft  het  niet  aan  pogingen  laten  ontbreken  om