
 
        
         
		ons  vaderland  fraaije  munten  en  penningen  te  
 schenken,  en  hebben  niet  alle  deze  pogingen  
 tot  dus  verre  algemeen eenen even  goeden uitslag  
 gehad,  zoo  wenschen  wij  vurig,  dat  door  eene  
 meer  algemeene  beoefening  der  oude  en  hedén-  
 daagsche  Munt-  en  Penningkunde,  onzeNeder-  
 landsche  geldstukken  eenmaal  (gelijk  thans reeds  
 bijna  de  Engelsche,  Fransche,  Italiaansche  en  
 Noord-Amerikaansche),  zullen  kunnen  wedijveren  
 met  de  fraaiste  munten,  welke  immer  het  
 oude  Sicilië  zag. 
 . VAN 
 eenige werken en kleinere  stukjes., welke 
 NUTTIG  ZIJN  LN DE  BEOEFENING® 
 DER 
 OUDE,  MIDDELEEUWSCHE  EN  HEDEN-  
 DAAGSCHE 
 MUNT-  EN  PENNINGKUNDE. 
 uä. Igemeene. 
 L elyveld,  Dissertatiö  de  origine  Monetae.  Traj. 
 ad  Rhenum.  1770.  1  vol.  4°* 
 H.  H.  Lingen,  Schediasma  de  origine  et  inven-  
 toribus pecuniae  et numismatum.  Jenae.  i ^i 5. 
 C.  Crusius,  De  originibus  pecuniae  a  pecore~ante  
 numum  signatum.  Petropol.^748.  1  vol.  8°.  
 J.  Spon,  Dissertatiö  de  utilitale  numismatum  in  
 physiognömia.  Lipsiae.  1771.  8°. 
 De  Sa l zte ,  Recueil  des  monnoies  tant  anciennes  
 que  modernes,  ou  dictionnaire  historique  
 etc.  Bruxelles.  1767.  1  vol.  4*® ' 
 (Dit  werk  wordt  verre  overlroffen  door:) 
 F.  X.  Weilmeijr  Allgemeines  Numismatisches  
 *  Lexicon  oder  Münz-Wörterbuch.  Salzburg. 
 1817.^2  Theile.  8°.