— 7o
derscheidene gouden, zilveren en koperen
Nedeflandsche muntstukken, welke echter,
onder de vreemde verspreid, hier en daar
gevonden worden.
Wij zullen slechts eenige derzelve opnoemen:
Ordonnatie van den Gauden en Zelveren Pen-
ninghen. Ghët. i 55o. 8«?. vJ
d’Onghevalueerde gouden en silVeren Munten.
Antwerpen. i 5 j 5 . 8 ».
Ordonnantie op ’t Stuck van de munte. Antwerpen.
i 5 j 5 . 8 °.
Manuael ofte handboeck van de Munte. -s Gra-
venh. i 595. 4°*
Ordonnantie van Albert en Isabella op de munten.
Antw. i 65a. 1 vol. 4°*
Beeldenaar of Figuerboeck van de Munte. ’s Gra-
venh. 1621. 4°.
Ordonnantie voor de Wisselaars. Antwerpen
i 633. f°.
Verder de navolgende werken:
C. Plantyn, Munt en Penningboek. Antwerpen.
1075. i deel. 8°.
E. van Houwelinghen, Penningh-Boeck ofte
Wechwijser, der Chroniken. Rotterdam 1597.
en tweede druk 1627. 1 Deel 4°»
(Munten der Hollandsche Graven doch weinig
bruikbaar).
K. van Alkemade, De goude en zilvere gang-
baare penningen der Graaven en Graavinnen
Holland. Delft. 1700. f°.
(Bevat, om ? kort te spreken, te veel en te
weinig’, te veel, omdat er een aantal munten
in gevonden worden, welke geene betrekking
tot Holland hebben ; te weinig,
omdat geeneï* benamingen, gewigt en gehalte
der munten opgegeven zijn).
F. v a n Mieris , Bisschoppelijke munten e® zegels
van Utrecht. Leyden. 1726* 1 Deel 8».
(Ook in 'folio achter de Batavia Sacra van
i ; van ' HeüssenI en van f Rhijn).
Recherches sur le Commerce. Amsterdam. 1778’
2 - Tomes 8V |
(Dit werk is voor de geschiedenis der Neder-
landsche munten in vele opzigten belangrij k),.
Brief over de zilveren penningen, gevonden in
1778 op het strand van Goedereede. Rotterdam.
1779. i Deel 8°i *
V A b b é Ghesquière, Mémoire sur trois points
ihtéressans de 1’Histoire monetaire des Pays-
Bas. Bruxelles 1786. i vol. 8°^
G. Brender a Brandis, Verhandeling over de
Vaderlandsche munten.
tu(Zie Kab. van Koophandel, Zeevaart enz.-
Amsterdam. 1786. 1 Deel. 8°).