
 
        
         
		sche  munten  en  penningen  toch  géven  een  
 overzigt  van  den  geheelen  ' bekenden  aardbol,'  
 voor  zoo  verre  eenige  besehaving  op | denzelven  
 is  doorgedrongen,  en  leeren  ons  een  aantal  
 kleine  deelen  van  denzelven  uitvoerig-  kennen. 
 Immers  welk  een  hulpmiddel  zijn  de  munten  
 der  verschillende  Duitsche  staten  niet  in  
 de  zoo  moeijelijke  beoefening  der  Aardrijkskunde,  
 van  het  uitgestiekte  en  in  zoo  vele  kleine  
 deelen  gebrokkelde Duitschland?  voor  de  kennis  
 der  verschillende  kantons  van  Zwitserland $  der  
 kleine  staten  van  Ita lië ,  enz.  enz?‘ -èn welk  een  
 gemak  brengen  de  onderscheidene  Groningsche,  
 Geldersche,  Hollandsche,  Henegouwsche, Vlaam-  
 sche j '  Luxemburgsche  en  andere $ geldstukken  
 aan  den  vreemden  beoefenaar  van  onze  voormalige  
 Nederlandsche muntstelsels  niet  aan,  om  zich  
 de  namen  der  verschillende  gewesten,  waarin  ons  
 vaderland  verdeeld  is ,  op  eene-gemakkelijke wijze  
 in  het  hoofd  te  prenten? sfl 
 Wij  meenen  in  deze  weinige  regelen  genoeg  
 gezegd  te  hebben  omtrent  het  aanmerkelijk  nut,  
 hetwelk  de  beoefening der oude,  middeleeuwsche 
 en  hedendaagsche  Munt  en  Penningkunde  voor  
 'de  studie  der  Aardrijkskunde  ten  gevolge  kan  
 hebben,  en  willen)  er  alleen  dit  nog  bij voegen,  
 dat  de  verschillende  stedemunten,  munten  van  
 eilanden,  alsmede  de  onderscheidene  geldspeciën  
 der  buitenlandsche  volkplantingen  van  de Euro-  
 pesche*  mogendheden,  mede  veel gemak aanbrengen  
 in  het  aanleeren  van  de  geographische  ligging  
 van  die  allen;  wij  houden  dit  punt  nu  
 voor  afgehandeld  en  gaan  over  om: 
 Ten  vijfde  aan te wijzen  het  verband  tusschen  
 JVLunt-j  en  Penning-  én  de  Pabelhunde. 
 Geen  wel  opgevoed  mensch  zal  ontkennen  
 dat  de  beoefening  der  oude  fabelkunde  niet  alleen  
 eën  punt  is,  hetwelk  tot  de  veraangenaming  
 des  beschaafden  levens bij draagt,  maar ook  
 wel  degelijk  tot  nut  in  hetzelve  kan  verstrekken; 
   duizendë  toespelingen  toch  op  de  fabelkunde  
 van  Grieken  en  Romeinen  worden  er  
 hog  in  onze  dagen  gemaakt,  welke  niet  zonder  
 oppervlakkige ,  dikwerf  niet zonder naauwkeurige  
 kennis  dier  fabelkunde ,  kunnen  verstaan  worden. 
 Aangenaam  moeten  ons  dus  alle hulpmiddelen