VOORWOORD.
Toen Heeren Directeuren van Teylers Genootschap beslo-
' ten ’hadden, om de penningen te doen afbeelden die door
den Heer D irks in zijn werk „Beschrijving der Nederlandsche
of op Nederland en Nederlanders betrekking hebbende Penningen,
geslagen tusschen November 1813 en November 1863,” beschre-
ven zijn, werd dit besluit door hem met de grootste inge-
nomenheid begroet, overtuigd als hij was dat zijn arbeid
daardoor, vooral voor de buitenlandsche penningkundigen,
die onze taal niet kennen, zeer veel in waarde zoude rijzen.
In zijn „Een w o o r d v o o r a f ” somt de schrijver de
moeielijkheden o p , die hem bij de behandeling van zijn werk
in den weg hebben gestaan en waardoor daarin eenige leem-
ten zijn ontstaan. Deze leemten zouden zeker veel minder
zijn geweest, indien hij de gelegenheid gehad had, om de
beschrijving volgens de stukken zelf te maken en slechts die
penningen opgenomen had, die in dezen of genen catalogus
volledig beschreven zijn; hierdoor toch hadden verschillende
stukken achterwege gelaten kunnen worden die nu tweemalen
voorkomen, omdat ze door den schrijver van dezen catalogus
onder een geheel anderen titel worden vermeld, dan door den
schrijver van genen.
Als conservator van Teylers penningkabinet, werd de zorg
voor de uitgaaf der platen door Heeren Directeuren aan mij
opgedragen, doch niettegenstaande de meest mogelijke mede-
werking die ik van alle zijden mocht ondervinden, is het mij