.linien, en ligt in eenefchee.de, welke
uit tweetegen elkander liggende iluk-
ken beftaat. Aan deze Wyfies ont-
breeken de twee fchubagtige plaatjes ,
-waarmede de Mannetjes naby de in-
planting der agterlle P often , of aan ,
't end van ’t Borstiluk derzelven,
•voorzien -zyn, en waaronder het werk-
tuig berust, waarmede deze' Cicaden
van ’t vyfde (le/.in een knarfend ge-
luid malten, ’t welk aahleiding ■ heeft
gegeven, dat men dezelven zingende.
(Tettigonia),genoemt heeft. De Dek-
sfchilden. en Vleugeis draagen.ze daks-
wyze, en zyn als''glas doorfchynend.
Zy is my door wylen den Heer J. H.
E d l e r , in zyn Ed; leven voornaam
Apothecar en kundige Verzamelaar van
Natuurlyke Zeldzaamheden, te Lubek,
toegezonden, met berigt, dat: dezelve
in Rusland aan de Grenfen van Sibe-
.rien was gevangen.
P a l la s Reizen, Tom. II. Append. No. 83. Cicada
pag. 15 r. N". 17, Cicada Qusrula.
P L A A T II.
Fig. 7. Bruine Guineefcbe Lantaarn-
draager.
Deze Behoord onder het eerfle
Gezin der Cicaden. De gedäante der
'zogenaamde Lantaarn verfchild veel
by die van de grooten Weft-Indifche:
als zynde deze naar vooren toe, byna
fpits iiitloopende , doch aan ’t einde
ftomp^ en als afgebrooken , en deze
punt is binnenwaards een weinig in-
gebogen of als ingedrukt. De Sprie-
ten, Netswyze Oogen en kleine
blinkende Oogjes zyn eveneens ge-
Vorigine des Pattes de derrière ou au
bout du corcelet gff fous lej.quelles ces
■Cigales de la cinquième Famille font
un bruit ajfez femblable au grincement
des dents ; ce qui a donné jOceafion de
les nommer chantantes (Tettigoniæ).
Les Etuis gff les Ailes font fifés en
toit gff font diaphanes comme au verre.
Cet Injette m'a été envoyé par Mr.
J. H. E d l e r . , de fon vivant, fameux
yjpothicaire gff habile Colleffeur de Cu-
riofités Naturelles à Lubek, avec avis
que cette Cigale avait été prife en
Ruffie aux frontières de la Sibérie.
Qmrula. J. A. E. Goeze. Entmol. Bcytr. Tm. IL
F L A N C H E I I .
, Ft g. 7. Porte - Lanterne brun de
Guinée.
Cet InfeSe appartient à la première
Famille des ■ Cigales. La forme
de la Lanterne, différé beaucoup de
celle des grandes des Indes Occidentales>
celle-ci aboutijfant en devant prefque en
pointe, quoique tronquée à fon extrémité
& comme coupée transversalement. Les
Antennes, les Teux à réfeau, les petits
Yeux liffes font abfolument de même que
ceux des fufdites. La couleur de la
Tête, du Corcelet gff des Etuis ejl de
C 3