
MS
ASTEiaDioa^fe
9 Cartoon doorHenk kan opbergen. In die visie is de grote belangstelling
Gijsbers die de folder voor dit tijdperk niet speciaal aan het eind van de
overdezaterdag- negentiende of van de twintigste eeuw toe te
ochtendlezingen siert. schrijven. Wel spannend is de vraag waarom in beide
eeuweinden naar zo’n kast gezöcht wordt. Is het een
reactie op een overaanbod van veranderingen en
verwarring? Op zo’n manier kan men aanknopen aan
de mystiek, het onderduiken in de diepere
levensgrond dat verklaringen oplevert voor alles wat
in de aangeleunde categorieén geen verklaring meer
kan vinden. Decadentie kan men dan opvatten als het
verval zelf van die categorieén of, om met Van
Oudvorst te spreken ‘... een cultúrele uitputting die
zieh voor de laatste maal in schitterende herfsttinten
tooit’. Het beeid aanvullen met een catalogus van
hedendaags ondergangsdenken is in het geheel niet
moeilijk: een ingredientenlijst is snel opgeschreven:
— De door de mensen te weeg gebrachte
verwoesting van het wereld-ecosysteem met
inbegrip van de atmosferen eromheen.
— Het op allerlei plaatsen op die aarbol de
kopopstekende fundamentalisme als teken van
niet overwonnen primitiviteit.
— De grootste issue na het milieu is in ons land het
vastlopende sociale verzorgingssysteem.
— De politiek krijgt het karakter van een steeds
opnieuw verloren strijd tussen deelbelangen.
— In het spoor daarvan verkruimelen recht en wet in
casuistiek en de kunst in eclecticisme terwijl het
contact tussen de burger en de wetenschap
vervaagt in de mist van de New Age.
En zo kan eenieder zijn bijdrage leveren aan het
doemdenken. Maar de vraag blijft of het einde van de
twintigste eeuw werkelijk te vergelijken is met het
einde van de negentiende eeuw, en ook of deze vraag
op zichzelf wel relevant is. Dit komt aan de orde in de
nieuwe serie lezingen op zaterdagochtend in Teylers
Muséum, waarvan u het programma in dit nummer
van het Magazijn aantreft. De serie heet F IN DU
SIECLE. Wanneer men aan een
Nederlands-kennende Fransman vraagt ‘het einde van
de eeuw’ in zijn taal te vertalen dan zal hij zeggen ‘la
fin du siècle’. Fin du siècle is het einde van de eeuw,
fin de siècle een aanduiding van een verzameling
culturele verschijnselen aan het eind van de
negentiende eeuw. Wij hebben de inleiders gevraagd
hierbij stil te staan en hen de vrijheid gelaten de
impliciete vraag naar de vergelijkbaarheid te
beantwoorden of terzijde te leggen.
Van onze kant besluiten wij dit toch als op
aanhalingen leunende artikel met twee citaten. Het
eerste is uit de Encycliek Centessimus Annus, onlangs
door Paus Johannes Paulus II gegeven ter gelegenheid
van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum
Movarum van zijn voorganger Léo X III in 1891(5):
‘Paus Léo X I II heeft echter niet smart geconstateerd
dat de ideologieën van zijn tijd, speciaal het
libéralisme en het marxisme, die samenwerking
weigerden [nodig voor de oplossing van het
arbeidersvraagstuk, RF]. Intussen zijn vele zaken
veranderd, vooral in de laatste jaren. De wereld van
nu is er zich steeds meer van bewust dat de oplossing
van de ernstige nationale en internationale problemen
niet alleen kwestie van een economische produktie of
van juridische of sociale organisatie is, maar preciese
ethisch-religieuze waarden vraagt en ook verandering
van mentaliteit, van gedrag en van structuren.’ De
Paus, die in zijn herderlijke brief sterk de nadruk legt
op de continuïteit, formuleert onder andere hier zijn
twintigste eeuwse res novae.
Aan het slot van zijn hoofdstuk over de
betrekkelijkheid van categorieén, in General System
Theory (6), zegt Ludwig von Bertalauffy samenvattend:
‘Thus, the categories of our experience and thinking
appear to be determined by biological as well as
cultural factors. Secondly, this human bondage is
stripped by a process of progressive
deanthropomorphization of our world picture.
Thirdly, even though deanthropomorphized,
knowledge only mirrors certain aspects of reality.
However, fourthly, ex omnibus partibus reluctet
totum, again to use Cusa’s expression each aspect has,
though only relative, truth. This, it seems, indicates
the limitations as well as the dignity of human
knowledge.’
Veel categorieén zijn in 1991 aanzienlijk anders dan in
1891. En waarschijnlijk zijn in deze bewering de
jaartallen willekeurig.
Mr R.O. Fock
Noten
x. Jaap Goedegebuure, Decadentie en literatuur.
Amsterdam, De Arbeiderspers, 1987.
2. André van Oudvorst, Nabloei of voorspel. De
Boekenkrant, juli/augustus 1990.
3. Jacqueline Bel, De middeleeuwen en mystiek in het
fin-de-siècle. Literatuur, nr. 5, 1990, p. 276-284.
4. Fritjof Capra, De Tao van Fysica. Oorspronkelijke
Amerikaanse uitgave 1978. Nederlandse vertaling uitg.
Bert Bakker, Den Haag 1982.
5. Johannes Paulus II, Encycliek Centessimus Annus.
Secretariaat Rooms-katholiek kerkgenootschap in
Nederland, Utrecht, 2e druk 1991.
6. Ludwig von Bertalauffy, General System Theory; New
York, George Braziller, je. druk, 1980.