á\
V i
, S
n-
1.
4 V 0 0 R 3 E 11 I G T.
golyk wy hier na zullen aanwyzen en
volgens diiidelyke kenmerken dezelven
bepaalen en verdeelen. Deze Infeden
verfchillen in himne levenswyze en
huishouding zeer veel van de JVandekndeUaden,
doordien zy het Gras, Planten
en de bladen der Boomen tot liun voedzel
gebruiken, hunne Eyeren in deAarde
leggen, evengelyk de Trekspringhaatien.
{Gryll Locuß. Um.') De Legwwmede
de Wyfjes zulks verrigtten is niet
ongelyk aan die der evengemelde Springhaanen,
behalven dat dit lid isbewaard
o f gedekt door eenen in drie bladen
verdeelden laatllen Ring aan 't Agterl
y f : en bovendien hebben zy nog de
volgende
I N T R O D U C T I O N .
nous lindiquenns duns la fuite, en les dinfant
B Clajfamfelon leurs caraSéres dijiinctifs.
Ces Infe&es different beaucoup des
Feuilles Ambulantes,f«?- leur maniere de
vivre â? par leur Oeconome , vu qu'ils fe
nourriJent iHerbes, de Plantes & de feuil.
les S arbres , gf dépofent leurs oeufs en
Terre tout comme les Sauterelles, (Gryll. •
Loculi. Linn.) La Tariere dont les Femelles
fe fervent pour cela m difere guere de
celle des fauterelles , exepté 'qu'elle ejl couverte
au dernier anneau de l'abdomen le quel
efi divifi en trois lames: outre cela ils ont
encore les fuivantes
V O O R B E R I G T . I N T R O D U C T I O N , s
A L G E M E E N E KENMERKEN. CARACTERES DISTINCTIFS.
C I ) Borflelagtig Sprieten , un
langwerpige ¡eden.
(2) Een grooten Eyronden Kop,
( 3 ) De mnd met iiemegende Kaakeieeiieii
of Nypers, en met vier Baarifprieten
of Proevertjes voorzien.
( 4 ) Kkine Netsifyze Oogen , voor aan
den Kop geplaatfl.
(s) Drie Kleine Blinkende Oogjes in een
Driehoek tujfchen de Netstfyze geplaatfl.
( 6 ) Het gelicele Lyf fpilrond en van gelyke
dikte.
(7) Ses Pooten om mede te loopen
( 8 ) Vyf leden aan de Vetten.
( 9 ) De Dekfchilden lederagtig, zeer kort,
hedekkende naauwlyks het derde gedeelle
van 't Agterlyf. De Ondervleugels
aan afe buiten ronden lederagtig.
het overige derzelven waayer - vormig
geplooH en byna xo lang als 't Agterlyf
C O Des Antennes Soyeufes compofées
• d'articles oblongs.
C2) Une groffe Tête ovale.
Cs) La Bouche pourvue de iWachoires
mouvantes & de quatre Barbillons
ou Antennules.
C4) De petits yeux à refeau , placés
vers le devant de la Tête.
C5) Trois petits yeux lifles , difpofe's
en triangle entre ceux à réfeau.
C O Le corps entier en forme Cjlindrique.
C?) Six pieds pour marcher.
CS) Cinq articles aux Tarfes. '
CP) Les Etuis Velineux , très courts,
couvrant à peine le tiers de l'abdomen.
Les aîles inférieures velineufes
aux bords extérieurs, le reile
plifféen éventail & presqu'aufi long
que l'abdomen.
Be-
Behalven deze algemeene kenmer- Outre ces CaraBeres généraux, ces Inken
kunnen deze Infecten ncg in twee feStes peuvent encore-être diflingués m deux
byzondere Gezimm verdeelt worden , Familles particulières comme :
aïs het :
E E E R S T E GE Z I N .
De voorße pooten langer dan de ag
Het AgUr lyf rolrond. (zie Plaai. I.
Fig. I. en Pl. y. Fig. 17.)
TWEEDE GE Z I N
Het Lyf plat, zie Plaat V. Fig. 18
«n Fl. Vll. Flg. A. B. C. De voorße
Pooten kerter dan de agterßen, van eeni-
^e foorten hehhm de Wyfjes de Dekfchuden
zo lang als de Fleugels.
Wat de voortteeling van deze Infecten
aangaac daarin komen zy met de
Wandelende bladen en de volgende gellachten
zo verre mede overeen , dat zy
wynig verfchillen van de Springhaanen
en krekels. Uit het Ey voortgekomen
vertoonenzy zig niet als wormen, gel
y k de Maskers van de Torren en dergelyken,
als grootelyksin gedaanteverfchillende
van het volinaakte Infedt.
Het voornaamfte onderfcheid met hunne
moeder bellaat daarin, dat zy klein
en geheel ongevleugeld zyn; in dezen
eerñen Staat, welke men dien van masker
noemen kan, leven en grcejen zy
z y voort en vervellen eenige maalen,
tot dat z y dien van Pop of Nymph bel
y k e n , als wanneer zy de zogenaamde
Stompjes of vleugelfcheden bekomen,
waarin de Dekfchilden en VIeugels zyn
PREMIERE FA M I L L E .
Les pieds antérieurs plus longs que
les poilerieurs. Le Corps tout-à-làic
cilindrique : Voyez , pl. I fig. I & pl.
V . fig. 17.
SECONDE FAMILLE.
L e corps plat, voyez planche V fig.
18 & planche VII fig. A. B. C. Les
pieds antérieurs plus courts que les polierieurs.
Dans quelques Efpéces les Femelles
ont les Etuis aulïï longs que les
aîles.
Quand à la propagation, ces InfeBes fe
rapprochent des Feuilles-Amhuhulantes ^
des genres fuivants, en ce qu'elle différé peu
de celle des Sauterelle ^ des Grillons. Au
fortir de toeuf ils ne paroiffent.pas fous la
form de vers, comme les Larves des fcarabées,
& autres'femblables, dont la forme
différé beaucoup de celle de l'infeBe parfait :
la principale différence qu'il y ait entr'eux
Êf leur nuire, confifie en ce qu'ils font petits
^ entièrement ^pourvus dalles-, dans
ce premier état, qu'on peut nommer celui de
Larve , ils vivent, croiffent ê? fe dépouillent
plufieurs fois de leur peau , jufqu'à ce
qu'ils parviennent à celui de Nytnphe ott
Chryfalide, en acquérant les petits Boutons
ou Fourreaux dans les quels font enveloppés
les Etuis B les ailes. Pl. V. fig 18.
Parvenus à leur entier accroiffement , la
peau fe crêye pour la derniere 'fois fur le dos
A 3 hui d
itmiéià