TTT
¿ T
*
)lr
-I
B E S C H R Y V I N G
Fig. J4. HET BRUINE VERDORDE WANTOLENDE
BEAD.
Cf^an V Eerjie Gazin.')
Heeft zwarte Sprieten , boven de
Oogen zyii twee uitileekzels welke de
gedaante van körte Iioornen hebben,
hier onder zyn de groote uitpiiijende
Oogen gepkatst, het Borstilukis rond,
en bruin, het j\gterlyf is van een zonderlinge
gedaante en met roodagtige
banden en bruine vlakken, de zyden
zyn voorzien met korte ftyve hairen.^
De uitgefneeden Dekfchilden hebben
in't midden eene fterke doorloopende
Ader, welke nevens de overige kleine
dwarsaderen aan deze Schilden de gedaante
als van een verdord blad geveii;
de Vleiigels hebben eene bruinagtige
paarfche kleur. De Pooten zyn bruin,
de Vangpooten lang, breed en binnenwaarts
met fcherpe doornen gewapent-
Z y is iiit Surinamen.
B E S C R I P T I O N
F i g . 14. LA MANTE FEUILLE
D É S É C H É E liRUNE.
(De la premiere Famille)
A ks antennes mires-, aux côtés de la
tête tl y a deux émimnces en forme Je courtés
cornes , fous lesqtidles font placés les
gros ycuxfaUans; le Corfelet eft rond B
brun, [tabdomen fmguUérement figttré, efl
brun avec des bandes rougeâtres ^ des taches
brunes , les côtés font garnis de poils
courts & reides; les Etuis feflonnés, font
traverfés des jointures aux extrémités,
par une greffe veine., qid avec ks autres
petites veines traverfales, donnent à ces
Etuis l'air d'une feuille féche; les Ailes
font d'une couleur de pourpre bruns , les
pieds font bruns , les Pattes antérieures
longs, larges fi? armés , en dedans , de
fortes épines. Elle eft de Suriname.
Fig. IJ. HET CORMANDELSCH DIVERGJE. Fig. 15. LE NAIN DE COROMANDEL.
Van 't Geßacht der Wandelende bladen en
't Eerfte Gezin.
Heeft korte draadvormige bruine
fprieten , de Kop en 't geheele Lyf is
nevens de Pooten bruinrood, de Vangpooten
zyn gedoornd, de Deicfchilden
en de Vlengels vuilgeel, de eerstgemei.
den hebben aan 't midden van den buitenrand
een bruinroode ftreep. Zy gel
y k t , behalven de kleur, veel naar de
F'S- 3- o p Ä I. en Fig. 6. op de IPc
flaat. Men vind ze op de Jius t Coromandel.
Du Genre des Mantes,
CDe la premiere Famille.)'
, A de courtes Antennes brunes , filiformes;
la Tête efl ainfi que tout le corps fi?
les pieds dun rouge brun , les Pattes antérieures
font garnis d'épines, les Ailes &
les Etuis dim jeaune terni, ceux-ci ont,
vers le milieu du bord extérieur une ram
d'une rouge brundtre. Il reffemble leancoup,
à la couleur pris , à la Fig. Q. de
la Pl. I. & à la Fig. 6. de la I h Planche.
l i f e trouve à la cUe de Coromandel.
PLAAT