m
I:' ..
. i'
> R R
t
54 B E S C II R Y V I N G
vuil wit, de Mond met vier Baardfprietjes
en twee Nypers voorzien, de
Oogen zyn klein, rond en bruinagtig
paarfch, de Kop is Eyrond op 't midden
met twee en agterwaarts met fes
opwaardsllaande fdierpe bruine doorncn
voorzien, weliie aan de voorgemelde
Nymph ontbreeken: om zig een
duidelylier dcnkbeeld der gcdaante van
dezen kop en de plaatzing der gedachte
doornen te vormen, zo heb ik den zelven
hier by Fig. 6s- A. door het vergrootglas
doen afbeolden. Het Borst-
Huk bellaat uit twee diiidelyke te onderfeheiden
ftiikken, welke zo breed als
het Agterlyf z yn, het tweede rtuk heeft
aan de zyden verheven randen en is ge-
!yk het geheele Infea van eene bruine
kleur: Ue fchenkels der voorfte Pooten
zyn ongemeen breed, plat en aan
de zyden als uitgefneeden, de Scheenbeenen
hairig en met vyf leden aan do
v o e t e n ; de Schenkels der vier andere
Pooten zyn minder breed, doch ook
met uitgefneeden randen. De lederagtig
e dekfchilden hebben eene vuilgroene
k l e t i r , maar aan de punten of tippen
z y n ze purperkleurig en geheel lederagt
i g ; de buitenranden der Vlengels zyn
ook lederagtig met bruin gewölkt en
aan de punten met de gemeide purperkleur
gefierd, doch het overige dezer
vlengels, welk in den rüstenden iland
plat over het Agterlyf geplaatst en
waaijeragtig geplooit zynde , niet dnidelyk
genoeg kunnende gezicn worden,
heb ik dezelvcn hier uitgebreid
v e r t o o n d , en de ploojen door de
breede tlonkere overlangfe flreepen
D E S C R I P T I O N
fâk, la Bouche mtmie de quatre BarUlkm
S deux mâchoires , les Teux font
petits , ronds , d'un Lilas brunâtre , la
tête ejî ovale ^ fournie de deux épines aiguës
au milieu â? fur le derrière de la tête
de fix femblables Épines élevées en haut, qui
manquent à la Nymphe vîentionnée; pour
fe former une idée plus dij}in&e de la
forme de cette Tête ^ de l'emplacement
des dites épines. Je les ai fait peindre
ici Fig. 65. par le moyen d un Microscope.
Le Corcelet en deux parties clairement
diffin&ives , qui font aufji Larges
que l'abdomen, la fécondé parties a fur les
côtés des bords élevés , g? efl comme tout
l'Infecte de couleur brune. Les cuifj'es des
pattes dedeycint font extraordinairenient
larges^ plattes e? fur les cotés comme
èchancrées, les Jambes pollues 6? cinq ar-
Tides aux tarfes ; les CuiJJ'cs des quatre
autres pattes font moins larges.^ mais cependant
avec des bords échancrés. Les Elytres
vélifieux ont une couleur jaune fâle ,
mais fur les pointes oit extrémités font de
couleur pourpre ^ tous vélineux ; les bords
extérieurs des ailes font auffi vélineux
nuancés brun aux pointes ornés de
couleur pourpre; mais le refïe de ces ailes,
qiti dans l'état de repos, efl jltué à plat
fur l'abdomen, pliffé en évantail, ne pouvant
être vu affez clairement, je les ai
ici repréfentées déployées, ^ les plis Jont
défignés par des larges rayes obfiures Je
haut en bas, comme les petits par de petites
rayes diagonales ondées couleur de
Lilas, dofit ces grandes ailes font ornées.
Cet Infeste eft de lUle MoUuque d'Amboine
fi? gît avec les trois fortes de
Manies qui fuivent dans le magnifique
aan-
V.IN DK S P O O K E N , ENZ.
aangewezen, als mede de kleine golvw
y z e dwarstoeepen en de paarfche
grondkleur waar mede deze groote vlengels
zyn geüerd. Dit Infeft is van het
Mollukkifche Eyhnd yimboina en berust
met de drie volgende zoo'rten der Wan-
•delende Bladen in het voortrefFelyke Kabinet
van Natuurlyke zeldzaamheden,
van den Hoogwelgeb. Heere RAYE VAN
BREUKELERWAERTH.
Fig. 66. HET ROOD EN WITGEOOGDE
WANDELENOE BLADT.
(van 't i"" Gesin.')
Heeft zwarte draadvomiige Sprieten,
•Ben Kop eifen en glad, de Oogen bleek
igroen, gelyk het Borstiluk en den leideragtigen
buitenrand der dekfchilden,
Het Borstlhik is in 't midden verhev
e n , kielvormig £n gerand het Agterl
y f heeft gelyk de Pooten, eene bruin
•geele klenr met drie bruine dwarsfbreepen;
de vangpooten zyn met zwarte
.doornen gewapent en hebben eenen
bruinen vlak aan de binnenzyde van
den Schenkel. Op het midden der
Dekfchilden is een roozenroode en een
Witte vlak., welke te zamen genomen
nagenoeg de gedaante van een Oog
hebben, het overige der Dekfchilden is
nevens de Vleugels helder doorfchynend.
Het is een Wy f j e 'twelk aan de
Kaap de goede TIoop is gevonden.
Fig. 67. HET BLADERPOOTIGE WANDELENDE
BLADT.
(jan 't CcKin.)
D e Sprieten zyn kort en draadvormig,
de kop heeft van boven £ene
DES SPECTRES, ^c. 55
Cabinet de raretés naturelk de Mefpre
RATE DE BREUKELERWAERTH.
F i g . 66. LA MANTE AUX YEUX ROUGES
ET BLANCS.
(de la I'«. Famille.)
^ les Antennes filiformes noires, U
'Tête tout a fait îinie, les Teux verts pâ-.
les, de même k Corcelet ff le bord atiU
.rieur des Elytres vélineux. Le Corcelet
.eft élevé dans le milieu, quillé & bordé.
L'Abdomen ainfi que les pattes à une couleur
d'un jaune brun avec trois rayes brunes
diagonales. Les Griffes font armées
d épines noires fif ont une tache brune au
côté de dedans de la Cuiffe. Sur le milieu
des Elytres efl une tache d'un rouge rofe
Ô? blanc, qui confidérée à loiftr a la forme
d un oeil, le 7'efle des Elytres eft comme
les ailes tranfparent clair. Celle.ci eft une
FemeUe , qui a été| trouvée au Cap de
Bonne Efperance.
F i g . 67. L A MANTE AUX PJÉS.
F E U I L L É 3 .
(de la .I". Famille.}
Les Antennes font courtes en filiforme^
la Tête a en dejfus un point aigu,
Scherme