I ' "
1 4 B E S C H R Y V I N G
Fig. I8. H E T DRAAKJE.
f m 'i Gejiackt der Spooken m V Tmedi:
Gezin.
D e zelKaame geclaaiite van dit Infeft
doet er my den Naam van Draakj& aangeeven.
Het heeft de Sprieten borst
e l a g i i g , denKop aschkleurig, de Nypers
aan den mond zivarc en is met vier
bruine Baardfprietjes aan denzelven
voorzien : de Oogen zyn bruin. Het
Lyf en de Pooten bruin , de Schenkels
breed en nevens' de Scheenbeenen der
Agterpooten met zwarte doornen gewapent.
Het Borsclluk is met verheven
witte ftippen bezet en aan de zyden met
twee tandsivyze uitfnydingen. Dit
Spook nog in den llaat van Nymph
zynde,.dewyl hetzelve de Dekfcliilden
en Vleugeis in de ilompjes of Vleugelfcheeden
bellooten heeft, zo moest het
nog eerst de laatfte verhuidinge hebben
cndergaan, bevoorens het den volmaakten
ftaat zou bereikt en de volwasfen
Vleugeis bekomen hebben.
Uit de gedaante van dit Infeib biykt
dat de kenmerken welke wy by het
tweede Gezin der Spooken, hebben bep
a a l t , namelyk, dat de voorfte Pooten
k o r t e r z y n dan de agterften, en hetLyf
• i n ' t algemeen meet platen niet rolrond
is , dan die van' t eerfte Gezin, QFig.
17.3 't welk nader zal blyken by de afbeeldingen
van meerder zoorten welke
hier by behooren. Ik heb deze van de
Noordoost Kust van het Eiland Java;
van Samarmg ontfangen.
D E S C R I P T I O N
F i g . 18. L E P E T I T DRAGON.
D u Genre des Speélres. (De la
ieconde Kamille.^
C'efi la Jliiguliere figure de cet InfeSie
qui m engage à k nommer le petit Dragon.
U a les Antennes foyeufes, la Tête d une
couleur cendrée, la Bouches dont les Mâchoires
eu pinces, font noires, efl pourvue
de quatre Antennules brunes : les Teux
font hrum, oinfi que le Corps g? les Pieds,
les Cuijfes , larges , fmt armées i épines
noires, ainfi que les yambes des pieds pojïérieurs.
Le Corfelet, parfemé de points
faillms Uancs , fur les côtés deux échancrures
dentelées. Ce bpeStre efl encore dans
l état de Nymphe; les Etuis & les Ailes
¿tant encore renfermé dans les boutons ou
fmreaux il reftoit à fubir une derniere dépouille
pour atteindre à fin état parfait,
S au développement des AUes.
La forme de cet Infe&e prouve que les
Cara&eres que nous avons afjignés à la feconde
famille des SpeBres, favoir , les
Pieds antérieurs plus courts que les pofîérieurs,
g? le corps en général moins cylindrique
S plus appiatti que ceux de la premiere
Famille (Fig. 17.} forme entre
les deux familles de ce Genre une diflin&ion
marquée, qui fe confirmera encore par la
repréfentation de plufieurs autres fortes qui
appartiennent à celle-ci. J'ai reçu cet Infere
de Samarang, à la cite Nord-ejl de
rifle de Java.
Fig.
\ ' t
ii S