
voorkwam, dat de klok weer een heel eind terugzette.
Pas halverwege het jaar 1805 kwam er weer leven in
de brouwerij met de bepaling dat de Raad van
Binnenlandse Zaken voortaan belast zou zijn met de
onderhavige materie. Een tweede belangrijke stap was
de aanstelling van Aeneae tot Commissaris-Adviseur
tot de Zaken der Wis-, Natuur-, Schei- en
Werktuigkunde bij het Departement van
Binnenlandse Zaken. De Raad kreeg als opdracht het
opstellen van alle nodige vergelijkingstabellen van de
nieuwe en de aloude eenheden. Ook Aeneae diende
zieh in de eerste plaats hiermee bezig te houden.
Achtergrond van deze opleving was de al genoemde
hervorming van de belastingen tot een landelijk,
uniform stelsel met grotere efficiency bij de inning.
Gogel, de agent van financien, was hier al jarenlang
mee bezig maar nu werd er vanuit Frankrijk, dat wil
zeggen door Napoleon, druk op de ketel gezet met als
uiteindelijk doel verhoging van de belastingopbrengst.
Koninkrijk Holland
Hoewel de machtswisseling van 1806, waarbij
Napoleon raadpensionaris Schimmelpenninck verving
door zijn broer Lodewijk Napoleon en de naam
Bataafse Republiek door Koninkrijk Holland, weer
aanleiding gaf tot stagnatie, werd er vanaf 1807 toch
eindelijk doelmatig en produktief gewerkt. Aeneae
ging voort met het onderzoek in de departementen en
bepaalde een aantal provisorische eenheden (bijna alle
Amsterdamse) met behulp waarvan de nieuwe,
algemene belastingen berekend en gei'nd konden
worden. Toezicht op een en ander werd gehouden
door de in 1806 ingestelde Commissie van
Superintendentie over de Zaken rakende de
Verpondingen. In 1807 stelde deze commissie de
definitieve lengte van de Rijnlandse roede vast als
voorbereiding van het besluit deze zeer courante
eenheid als grondslag te nemen voor de vergelijking
Van de oude Hollandse maten met de nieuwe
metrieke. Dit besluit viel in 1808. Zo kwam het tot de
Wet van 1 februari 1809, waarin de definitieve
beslissing tot invoering van het Metrieke Stelsel is
verwoord.
De uitwerking van deze wet werd behalve aan Aeneae
en zijn medewerkers ook toevertrouwd aan een geheel
nieuwe instantie, te weten het Koninklijk Instituut van
Wetenschappen, Letteren en Schoone Künsten. Deze
instelling was in 1808 naar Frans voorbeeld opgericht
op initiatief van koning Lodewijk Napoleon met het
doel de geleerde wereld nader bij een te brengen en
van een officieel nationaal kader voor
gedachtenuitwisseling te voorzien. Het Instituut was
verdeeld in een aantal klassen. De Eerste Klasse was
die voor wis- en natuurkunde en had de eerste jaren
Van Swinden als voorzitter. Hij was ook de spil van de
metrologische commissie die uit deze klasse werd
gevormd.
In nauw onderling contact zetten Van Swinden en
Aeneae nu gedurende ongeveer een jaar de
werkzaamheden voort. Die bestonden zoals gezegd
voor het grootste deel uit het bijeenbrengen en
vergelijken — onderling en met de nieuwe eenheden
— van het schier eindeloze aantal lokale en regionale
eenheden, werk dat vervolgens moest leiden tot de
publikatie van vergelijkingstafels. In 1810 was het
materiaal daarvoor eindelijk verzameld en bewerkt.
Inlijving
De inlijving bij het Franse keizerrijk in laatstgenoemd
jaar betekende echter het zoveelste oponthoud. Het
werk van de commissie kwam stil te liggen maar Van
Swinden is in de jaren 1810-1812 ä titre personnel tot
publikatie van de nodige tafels overgegaan. Pas in juni
18 1 1 kwam het officiele onderzoek weer op gang. Dit
geschiedde op instigatie van de Franse minister van
Binnenlandse Zaken die op basis van een decreet uit
1797 verordonneerde dat in elk departement een
Commissie tot de Maten en Gewigten moest worden
ingesteld. Een aantal van deze commissies hebben
kort maar krachtig activiteit ontplooid, andere hebben
vrijwel niets uitgevoerd.
Koninkrijk der Nederlanden
Na de verdrijving van de Fransen— november 1813
III zijn de binnengekomen commissieverslagen door
de regering toegezonden aan de Eerste Klasse van het
Instituut en verwerkt door de weer in het leven
geroepen metrologische commissie waar Van Swinden
wederom lid van was. Hij heeft die stukken ook
gebruikt ter aanvulling en correctie van de door hem
gepubliceerde tafels.
Het verdient nadrukkelijk vermelding dat in dit
Stadium — dat wil zeggen na de traumatiserende
ervaringen van de Franse tijd - de Eerste Klasse de
invoering van het metrieke, decimale stelsel aan de
regering in heroverweging gaf. Dit vanwege de Franse
reuk die het aankleefde. De Klasse ontwikkelde zelfs
twee alternatieven, waarvan een gebaseerd op het
aloude voorstel van Huygens om 1/3 deel van de
secondeslinger als lengte-eenheid te nemen. Maar
blijkbaar tilde men van overheidswege niet zo zwaar
aan dit mogelijke massapsychologische probleem.
Daarmee stond niets definitieve wetgeving meer in de
weg. Op 21 augustus 1816 werd de Wet bepalende het
eenvormig stelsel van maten en gewigten afgekondigd
en de invoering ervan bepaald op 1 januari 1820.
Een heuglijke mijlpaal maar nog geenszins een
afronding van de metrologische vernieuwing! Diverse
wezenlijke terminologische en organisatorische zaken
moesten nog geregeld worden. Zo bevatte de wet nog
geen namen voor de metrieke maten en gewichten,
22 Verguld koperen
standaardkilogram,
vervaardigd door E.
Wenckebach te
Amsterdam in 1856, in
opdracht van de
commissie door de
K oninklijke Akademie
van Wetenschappen
benoemd tot het maken
van kopieen van de
standaardmeter en
-kilo .
alleen de compromisbepaling dat het gebruikelijke
Nederlandse benamingen moesten worden. Over de
standaarden noch over het ijkwezen werd iets gezegd.
Pas eind 1816 had de Instituutscommissie haar
aanbevelingsrapport over de namen gereed. Een
natuurlijk absoluut noodzakelijke landelijke
organisatie van het ijkwezen kwam in 1820 van de
grond. Uiteraard is de voor dat jaar voorziene zeer
ingrijpende operatie van de invoering niet zonder
moeilijkheden verlopen. Bezwaren en
aanpassingsproblemen waren er bij het publiek, de
scholen, handel en industrie, ijkers enz. Een flexibele
begeleiding door de landelijke overheid verleende
echter aan dit moeizame procès de nodige soepelheid.
Lijn naar heden
De ontwikkeling van het Metrieke Stelsel in Frankrijk
leidde tot een geleidelijke verspreiding over de hele
wereld, zij het dan ook dat het stelsel in de industriële
en technologische sectoren van de verschillende
landen slechts zeer moeilijk een voet aan de grond
kreeg. Het tegendeel echter geldt voor de verspreiding
binnen de wetenschap. De intensieve bemoeienis die
de Académie en het Institut met de uitwerking van
het stelsel in Frankrijk hadden gehad, was een
duidelijke indicatie van de behoefte aan vernieuwing
in wetenschappelijke kring. Rond 1800 voltrok zieh in
de natuurwetenschap een mathematiseringsproces
waarbij wetenschapsgebieden zoals warmteleer,
elektriciteit, magnétisme en stromingsverschijnselen
betrokken waren. Hierbij werd ook steeds sterker de
behoefte gevoeld aan één eenhedenstelsel teneinde
onderzoek op zowel nationaal als internationaal
niveau gemakkelijker bespreekbaar te maken. Het was
daarom niet verwonderlijk dat het Metrieke Stelsel
binnen de wetenschap snel aanvaard werd, te
beginnen in Duitsland en Engeland. In de jaren i860
voerde de British Association for the Advancement of
Science, daartoe gestimuleerd door de
natuurkundigen William Thomson en James Clerk
Maxwell, het CGS-systeem in, een samenhangend
eenhedensysteem gebaseerd op de centimeter, gram
en seconde. Dit decimaal metrieke stelsel bleef bijna
100 jaar hèt eenhedenstelsel van de natuurkunde en is
dat ten dele nog steeds.
Meterconventie
Voor verdere verspreiding in de samenleving waren
echter duidelijk nieuwe impulsen nodig. Tijdens de
wereldtentoonstelling van 1867 in Parijs nam een
groot aantal wetenschappers het initiatief tot de
vorming van een Comité des Poids et Mesures et des
Monnaies. Dit leidde in 1875 tot het bijeenroepen
door de Franse regering van de Conférence
Diplomatique du Mètre, waaraan twintig landen
deelnamen. Zeventien ervan ondertekenden op 20
mei van dat jaar het resultaat van de bijeenkomst: de
Meterconventie. Het merendeel van de
ondertekenaars bestond uit Europese landen maar
ook Turkije, de Verenigde Staten, Argentinië, Brazilië
en Peru sloten zieh aan.
De deelnemende landen namen het beheer op zieh
van het Internationaal Bureau voor Maten en
Gewichten, dat een laboratorium voor de vergelijking
van standaarden en een wetenschappelijk centrum
voor de verdere ontwikkeling en verspreiding van het
Metrieke Stelsel moest worden. De eerste taak was de
vervaardiging van nieuwe standaarden voor meter en
kilogram, bestaande uit platina-iridium en gelijk aan
de standaarden uit 1799. Er werden 20 kopieën uit
een en hetzelfde alliage gemaakt. Zowel van de meter
als van de kilogram kwam een exemplaar te berusten
in een spéciale kelder van het Internationaal Bureau
in Sèvres bij Parijs. Dit Bureau stond en staat onder
toezicht van het Internationaal Comité voor Maten en
Gewichten, dat gekozen wordt door een diplomatieke
conferentie van regeringsafgevaardigden. Deze komt
eens in de 4 jaar in Parijs bijeen voor
beleidsbesprekingen en om meer fundamentele
besluiten te nemen en te bekrachtigen.
Door het bij de Meterconventie van 1875 opgerichte
Internationaal Bureau is de wereldwijde verbreiding
van het Metrieke Stelsel eigenlijk pas goed begonnen.
Op de eerste conferentie van regeringsafgevaardigden
in 1889 werden de nieuwe standaarden aan de
gedelegeerden gepresenteerd en een exemplaar van de
kilo en de meter werden zoals gezegd als prototype
onder de hoede geplaatst van het Bureau, omgeven
door alle mogelijke voorzorgen.
In de loop der jaren heeft het aantal basiseenheden
zieh verder uitgebreid. Het geheel wordt
tegenwoordig aangeduid met de benaming