
De ets in schets
Europese grafiek rond 1900 uit de verzameling Steltman
28 februari t/m 28 april 1991
In de tweede helft van de 19de eeuw ontstond er bij een aantal kunstenaars
een toenemende behoefte aan een individuele grafische kunstvorm, die een
vrije behandeling toestond en als zelfstandig werk in een kleine oplage
vervaardigd kon worden. De ets leende zieh hier bij uitstek voor. Deze
grafische techniek, die in de 17de eeuw tot een hoogtepunt was gekomen,
kreeg zo opnieuw grote betekenis en men spreekt daarom wel over de
'wedergeboorte' van de ets. Vanaf 1850 werden er in verschillende Europese
landen en in de Verenigde Staten etsverenigingen opgericht. In Nederland
bijvoorbeeld werd in 1848 de Haagsche Etsclub en in 1885 de Nederlandsche
Etsclub gesticht. In Engeland droegen kunstenaars als Sir Francis Seymour
Haden (1818-1910) en de baanbreker voor het impressionisme in Engeland,
James Abbott McNeill Whistler (1834-1913), bij aan deze ontwikkeling. Op hun
beurt waren zij beïnvloed door Franse landschapsschilders uit de jaren '30 en
'40. In Duitsland en Oostenrijk bleef de 18de-eeuwse manier van etsen langer
dan in Engeland of Frankrijk gehandhaafd. Pas in de laatste tien jaren van de
19de eeuw kwam daar een echte school van moderne etsers op. Vanaf 28
februari zal in de eerste schilderijenzaal van Teylers Museum een selectie van
etsen uit de période rond 1900 te zien zijn, met een keur aan onderwerpen,
vaak schetsmatig, impressionistisch weergegeven.
5 Simon Rinse Petrus
Rudolph Steltman,
1893-1982-.
De etsen maken deel uit van de verzameling, die door
de heer S. Steltman werd opgebouwd. Simon Rinse
Petrus Rudolph Steltman werd op 3 november 1893
in Amsterdam geboren. Nadat hij de Handelsschool
bezocht had, ging hij bij zijn vader, die houtimporteur
was, in dienst. In de eerste wereldoorlog diende hij als
officier. Al heel jong gaf hij blijk van een bijzondere
belangstelling voor verschillende soorten kunst. Zijn
voorliefde voor de ets dateert van 1933, het jaar
waarin hij zijn eerste ets van de Franse graficus Brouet
aankocht. Sindsdien werd het verzamelen een wäre
passie en was hij altijd op zoek (‘sneupen’, zoals hij het
noemde) naar mooie etsen. Het ging hem niet om het
aanleggen van een systematische verzameling, waarin
bepaalde perioden en bepaalde kunstenaars
vertegenwoordigd moesten zijn. Hij hield ook geen
aankopenlijst bij. De zeldzaamheid en de
beleggingswaarde van een blad vond hij niet
belangrijk. Steltman kocht uitsluitend wat hij mooi
vond. De bladen moesten echter wel in een goede
Staat zijn. Beschadigde of siechte drukken wilde hij
niet. Op deze wijze ontstond er een zeer persoonlijke
verzameling grafiek, waarvan de groep etsen uit de
période rond 1900 uit historisch en artistiek oogpunt
het belangrijkste deel vormt.
Steltman raakte bevriend met de Amsterdamse
kunsthandelaar Sloot in de PC. Hooftstraat. Deze
‘tipte’ hem geregeld wanneer er interessante bladen
beschikbaar waren. Andere collectioneurs vormden
soms een probleem voor de verzamelactiviteit van
Steltman. Sloot was uit hoofde van zijn vak immers
gedwongen de werken ook aan anderen te verkopen.
Bij zijn dood liet Sloot aan Steltman het adres na van
de kunsthandel in Londen waar hij zijn etsen betrok.
Het echtpaar Steltman reisde in 1968 naar de
Museumstreet in de Engelse hoofdstad, maar het
aanbod daar viel nogal tegen. Rond deze tijd werd het
voor de verzamelaar steeds moeilijker om nog mooie
bladen aan te kopen; zo waren bijvoorbeeld etsen van
Brouet niet meer te verkrijgen.
Op de tentoonstelling is de voorliefde van Steltman
voor de Franse kunstenaar Auguste Brouet
(1872-1941) duidelijk te zien. Deze kunstenaar maakte
in totaal zo’n 300 etsen. Onderwerpen zijn kleine
ambachten, bijvoorbeeld een stoelenmatter, een
kastanjeverkoper, een reizende ijzerhandel, een kuiper
en een kruidenkoopman. Voorts zijn er scènes uit het
zigeunerleven, circustaferelen, balletdanseressen en
straatscènes. Ook zijn er voorstellingen, waarin
Soldaten uit de eerste wereldoorlog een rol speien. We
zien hier geen gevechten, maar bivakken en
rondtrekkende of op wacht staande Soldaten. Op
Brouets werk is heel duidelijk de invloed van de grote
i7de-eeuwse etser Rembrandt te zien, niet alleen in
de "alledaagse” onderwerpen, maar ook in de losse,
schetsachtige lijnvoering, met het Sterke licht-donker
effect. Een tweede liefde van de verzamelaar was het
werk van de Engelsman Edmund Blampied
(1886-1966). Deze kunstenaar was geboren op Jersey.
6 Edmund Blampied Zijn vader was boer en het boerenleven op dit eiland
Devlinder, ets, 1928. heeft hem zeer vaak geïnspireerd. Soms doet hij in zijn
humoristische voorstellingen aan Goya of Daumier
denken. Meestal gebruikte hij de zinkplaat voor zijn
etsen, een methode die het mogelijk maakte een
schilderachtig effect te bereiken. Voor de droge
naald-ets, een techniek, waarbij rechtstreeks in de
plaat wordt gekrast, gebruikte hij vaak een koperplaat.
De hier afgebeelde ets ‘The Butterfly’ uit 1928, is een
prächtig voorbeeld van de vrije stijl van Blampied
(afb. 6 ).
Andere onderwerpen op de tentoonstelling zijn
stadsgezichten, portretten en figuren. Ook het
landschap, binnen en buiten Europa, komt op een
aantal werken naar voren. Zo zijn er bijvoorbeeld van
de Engelsman Ernest S. Lumsden (1883 — ?)
schitterende beeiden van India. Deze hebben grote
witte uitgespaarde vlakken, zodat de voorstellingen in
het zonlicht lijken te baden. Een contrast hiermee
vormt zijn droge naaldets van de Cenotaph in Londen
(Whitehall War Memorial) waarbij de winterse kou,
die de Londense mensenmassa omgeeft, bijna tastbaar
wordt. Van Lumsdens landgenoten, zoals Martin
Hardie, William Palmer Robins, Frank Short en Frank
Brangwyn is ook werk te zien. Schitterend zijn de
etsen van deze laatste, met de in aanbouw zijnde
Beurs in Parijs en een grote staande zaaier. Van
Franse, Duitse en Oostenrijkse etsers zijn ook diverse
bladen aanwezig. De Zweed Anders Zorn bouwde zijn
impressionistische etsen vrijwel geheel op uit körte,
evenwijdige lijnen.
De collectie van Simon Steltman werd met grote zorg
samengesteld en dikwijls bekeken. Hij stierf op 23
februari 1982 op 88-jarige leeftijd. Het museum is zijn
echtgenote, Mevrouw Steltman-Büch, bijzonder
dankbaar dat het een selectie uit deze prächtige
verzameling aan het publiek mag tonen.
Marjolein A Menalda