Aanwinst: 'Meisjeskopje' door François
Boucher.
Terwijl de Kunstverzamelingen, dankzij schenkingen en aankopen uit het door
de Vrienden beschikbaar gestelde fonds, de laatste jaren gestaag verrijkt
worden met negentiende- en twintigste-eeuwse tekeningen, is de verwerving
van een tekening van een 'oude meester' een zeldzaamheid geworden. Des te
gelukkiger zijn wij dan ook dat in 1989 uit particulier bezit, met bereidwillige
steun van de eigenaar, een nog onbekende tekening van niemand minder dan
François Boucher kon worden aangekocht.
Boucher (1703-1770), geboren en getogen in Parijs,
was de toonaangevende kunstenaar van zijn tijd.
‘Premier peintre du roi’, docent en later président van
de Académie Royale, favoriete schilder van de
Marquise de Pompadour, is Boucher’s naam bijna
synoniem geworden met het Franse rococo. Hij geniet
vooral bekendheid om zijn pastorale en mythologische
voorstellingen, dikwijls lichtelijk amoureus van
karakter, in heldere kleuren geschilderd met een
vlotte en joyeuze toets.
Boucher heeft veel getekend: zelf beweerde hij, meer
dan tienduizend tekeningen gemaakt te hebben. Hij
zal overdreven hebben; tegenwoordig zijn nog
ongeveer duizend tekeningen bekend. Van zijn hand
bevonden zieh in het muséum reeds een aantal bladen
die deel uitmaakten van het oude bestand van de
Kunstverzamelingen. Twee daarvan zijn weinig
belangrijke graveurstekeningen naar ontwerpen van de
iets oudere schilder Oudry, die Boucher in zijn jonge
jaren in opdracht van een uitgever maakte voor
boekillustraties. De drie andere tekeningen die reeds
in Teyler aanwezig waren zijn compositie-ontwerpen,
uitgevoerd in pen en inkt. Wat ontbrak was een Studie
in gekleurd krijt, een techniek die Boucher bij uitstek
beheerste en waarin hij zijn mooiste tekeningen
maakte.
Het nieuw verworven blad, een Studie van een
meisjeskopje, is zo’n krijttekening.1 Het blad is
uitgevoerd in de fameuze ’trois crayons’ techniek,
waarbij rood, zwart en wit krijt in combinatie gebruikt
worden. Deze techniek was in de zestiende eeuw in
Italië ontwikkeld en door Rubens in het noorden
geïntroduceerd. Watteau heeft de ‘trois crayons’ in de
vroege achttiende eeuw nieuw leven ingeblazen; van
hem bezit Teyler enkele fraaie voorbeelden in deze
techniek. Onder de tekenaars die in Watteau’s
voetspoor de ‘trois crayons’ hanteerden, was er geen
die dat met méér virtuositeit en meesterschap deed
dan juist Boucher. In zijn jeugd had hij voor een
prentuitgave honderden tekeningen van Watteau
gekopiëerd; als geen ander was hij dus in de
gelegenheid geweest, diens stijl en techniek te
bestuderen. Het ‘Meisjeskopje’ is ongetwijfeld een
voorstudie voor een figuur in één van Bouchers
schilderijen. Vooralsnog is het niet mogelijk gebleken,
dit hoofdje te identificeren in één van de vele
bewaard gebleven schilderijen. Vermoedelijk stelt de
figuur een herderinnetje of een dienstmeisje voor,
gezien haar hoofdbedekking en haar nonchalant
openvallende kleding. In ieder geval kan al wèl
vastgesteld worden dat de tekening een relatief vroeg
werk moet zijn, dat omstreeks 173$-’40 te dateren is.
Hierop wijst de tekenstijl, terwijl ook het gelaatstype
van het meisje, met haar kleine kin en licht
opkrullende neus, overeenkomt met de figuren in
Boucher’s vroegste genre-stukjes en mythologische
scènes.
De tekening is gemaakt op een vel lichtbruin papier,
dat enigzins ontsierd wordt door verspreide
olie-achtige vlekken.
Mogelijk kunnen deze bij een nog te ondernemen
restauratie gedeeltelijk verwijderd worden; intussen
belemmeren zij niet de appreciatie van deze knappe
schets. Over de herkomst van het blad is weinig
bekend; in de late negentiende eeuw bevond het zieh
in het bezit van de Amsterdamse bouwkundige en
amateur-fotograaf Jacob Olie sr. (1834-1905). Een
mogelijke aanwijzing voor een eerdere eigenaar vormt
het opschrift rechts onderaan op het blad, waar in
zwart krijt de naam van de kunstenaar is geschreven:
f.boucher. Eenzelfde ‘signatuur’ in precies hetzelfde
handschrift komt voor op een betrekkelijk groot
aantal van Bouchers tekeningen en wel, voor zover na
te gaan is, zonder uitzondering op schetsen uit zijn
vroege période,. Voorbeelden zijn te vinden in het
Rijksprentenkabinet, in het Prentenkabinet te Leiden,
in het Nationalmuseum te Stockholm en in diverse
particulière verzamelingen.2 Gaat het hier werkelijk
om een eigenhändige signatuur, zoals wel is
verondersteld, of stamt het opschrift van een latere
verzamelaar? Hierover is geen uitsluitsel te geven.
Sommige publicaties nemen -zonder opgaaf van
reden- aan het hier inderdaad Bouchers eigen
handtekening betreff. Andere auteurs daarentegen
houden zieh op de vlakte en spreken van een
‘opschrift’. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de
weinige onomstotelijk eigenhändige Signaturen van
Boucher er duidelijk anders uit zien. Hoe het ook zij,
tot dusverre is dit opschrift voornamelijk gesignaleerd
1 ‘Meisjeskopje’. Zwart, rood en wit krijt op
lichtbruin papier; 221 x 175 mm. Inv.nr. M 33a.
2 Zie: Franse tekenkunst van de 18de eeuw uit
Nederlandse verzamelingen, tentoonstellingscat.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam 1974, nrs. 5-9,
13; The Art ofDrawing in France 1400-1900.
Drawings from the Nationalmuseum Stockholm,
tentoonstellingscat. The Drawing Center, New
York 1987, nr. 89; François Boucher in North
American Collections: 100 Drawings,
tentoonstellingscat. National Gallery of Art,
Washington, DC Î974, nr. 20, figs. 15 en 28. Een
onaanvechtbaar authentieke signatuur vindt men
op de beroemde pastel uit 1738 te Chicago (ihid,
nr. 32).
15 François Boucher
(1703-1770),
Meisjeskopje, een
nieuwe aanwinst van
Teylers Museum.
op bladen die uit oude collecties stammen (Von
Dahlberg; Tessin) en, wat belangrijker is bij een zo
veelvuldig geimiteerde en gekopieerde tekenaar als
Boucher, alleen op tekeningen aan wier
eigenhandigheid niet getwijfeld kan worden. Al is het
dan ook misschien geen werkelijke signatuur, een
‘echtheidsverklaring’ is het opschrift in zekere zin wel.
Al met al heeft de nieuw verworven tekening zo’n
garantiebewijs echter geenszins nodig. De
uitmuntende kwaliteit van de Studie, de trefzekerheid
waarmee dit meisjeshoofd op het blad gezet is, de
levendigheid van haar blik vormen de beste garanties
dat het hier gaat om een eigenhändige Studie van een
van de grootste Franse tekenaars, en daarmee om een
waardevolle aanvulling van Teylers
Kunstverzamelingen.
Carel van Tuyll