met de chirurgijnsdochter Yda Dijckhoff, die hem
acht kinderen schonk. In 1709 trouwde hij voor de
derde maal, nu met Wendelina Hennekin,
jongedochter van Deventer. Er moeten grote
financiele zorgen in dit gezin zijn geweest, want toen
Lucas Claterbos in 1718 overleed, bleek de Bank van
Lening een kastekort te hebben van ruim 3300
gülden, onder andere veroorzaakt door twee
persoonlijke leningen van Lucas, die door de
nabestaanden spoedig werd aangezuiverd.Het enige
kind uit het eerste huwelijk was Augustijn Claterbos
(1681-1736), die in 1712 trouwde met de Franse
Hugenotendochter Suzanna Bernard. Augustijn was
ondermeer commissaris van de Kleine Bank van
Justitie en werd door Frans Decker in 1736 afgebeeld
als regent van het St. Elizabeths Gasthuis.Uit het
derde huwelijk werd Lucas Claterbos (1709) geboren,
die als zilversmid in Amsterdam werkzaam was. Werk
van zijn hand is bekend uit de periode tussen
1743-1762. Hij overleed in het Proveniershuis te
Haarlem.De enige zoon van Augustijn Claterbos en
Suzanna Bernard heette 00k Lucas Claterbos
(1714-1781). Hij was als koster werkzaam in de Grote
of Sint Bavokerk. Hij trouwde in 1737 de vier jaar
jongere Ida van Leeuwen uit welk huwelijk vier
kinderen werden geboren. Hun oudste zoon is onze
kunstenaar Augustijn Claterbos die op 22 november
1750 te Haarlem werd geboren. Samen met zijn zuster
Ida Cornelia bleef hij uit een gezin van vier kinderen
in leven.
Uit een eigenhändig bijgehouden ‘memoriael’ kunnen
we zijn doen en laten vanaf 1763 aardig volgen. Op 18
november van dat jaar ging Augustijn Claterbos in de
leer bij Dirk van Dalen om het zilversmeden te leren,
waarvoor hij hem 25 gülden per jaar betaalde. Hij
bleef daar tot 1 ugustus 1767 om vijf dagen later in de
leer te gaan bij de zilversmid Arend Hoogland, die hij
pas op 23 december 1772 verliet. Het beroep van
zilversmid lag voor de hand omdat zijn 00m Lucas
Claterbos als zodanig in Amsterdam werkzaam was
geweest, evenals zijn neef Hendrik Pieter de Pauw, die
zilver- en goudsmid te Haarlem was. Het memoriaal
vermeldt dan 00k: ‘Den 29c Mai 1769 het laatst bij
Neef Pauw geweest om hem te helpen in de winkel.’
Als zelfstandige zilversmid is Augustijn Claterbos
echter nooit werkzaam geweest.
Ondertussen was Claterbos op 2 mei 1764 ‘bij .
Cornelis van Noorde op’t Teekenen gekomen’, bij wie
hij op 15 oktober 1768 zijn laatste les ontving. Kregen
kinderen van gegoeden huize wel vaker particulier
tekenonderricht, hier zullen de lessen zeker hebben
bijgedragen aan de opleiding tot zilversmid. Vanaf
1772 voorzag de Haarlemse Teekenacademie in die
behoefte.Op 27 december 1772 ging Claterbos naar
de behangseischilder Jan Augustini; hij had toen
waarschijnlijk de beslissing genomen een gerichte
opleiding als kunstenaar te volgen. Claterbos bleef
maar körte tijd bij hem want het jaar daarop kwam
zijn leermeester al te overlijden.
De kans is groot dat Claterbos in 1772 direct lid werd
van de nieuw opgerichte Teekenacademie.
Verschillende van zijn academietekeningen dragen het
jaartal 1772. Via het tekenen naar prenten,
pleisterbeelden, geklede en naakte modellen, werden
de jongelingen tot kunstenaar of ambachtsman
opgeleid. In 1779 was hij ‘voileerd’ met het behalen
van een prijs in de eerste klasse, waarmee hij zijn
leertijd definitief afsloot.Om als zelfstandig kunstenaar
te kunnen opereren was het lidmaatschap van het St.
Lucasgilde een vereiste. Op 4 maart 1777 trad 00k
Claterbos toe tot dit gilde, maar een loopbaan als
kunstenaar was niet voor hem weggelegd. Om in zijn
levensonderhoud te voorzien had hij 00k een
administratieve opleiding gevolgd. In zijn memoriaal
noteerde hij bij jüni 1768: ‘Aan’t Boekhouden
begonnen bij Mr. Pot’ en op 30 September 17 71: ‘Mijn
Boekhouden völeind’. Op 10 maart 1780 werd hij bij
Van der Kreek als boekhouder aangenomen en op 20
november van dat jaar bij Meindert Wiardi,
’hoofdgaarder van’t beestiaal over de stad Haarlem’.
Op 12 juni 1784 kwam Claterbos als boekhouder bij
Paul van Liender in dienst.Claterbos had Van Liender
(1731-1797) leren kennen op de Haarlemse
Teekenacademie, waarvan Van Liender een der
directeuren was. Van Liender had zieh omstreeks
1760 uit Amsterdam in Haarlem als houtkoper
gevestigd. Daar bezat hij in compagnieschap met zijn
Amsterdamse kunstvriend Cornelis Ploos van Amstel
een houtzaagmolen. Claterbos assisteerde hem bij zijn
functie als hoofdcollecteur van de belasting op de
wijnen, waartoe Van Liender in 1779 was aangesteld.
Nadat Van Liender in 1794 om gezondheidsredenen
naar zijn geboortestad Utrecht was teruggekeerd, nam
Claterbos in 1797 zijn functie van gaarder over de
wijnen (mee en azijnen, brandewijnen en
gedistilleerde wateren, evenals turf, kolen, etc.) over.
Daarover was Claterbos hem öoogulden per jaar
schuldig. Aan die uitkering kwam snel een eind omdat
Van Liender al op 26 mei 1797 in zijn geboortestad.
Utrecht overleed. Hun verhouding was echter niet
alleen zakelijk van aard. Daarop wijst een zestal Van
Liender-tekeningen in de kunstnalatenschap van
Claterbos, terwijl 00k een groot deel van diens
landschappelijk oeuvre de onmiskenbare invloed van
Van Lienders stijl vertoont. We kunnen Van Liender
als de laatste leermeester van Claterbos zien.
Na het overlijden van zijn moeder in 1789 verliet
Claterbos het ouderlijk huis. Van 1790 tot 1793 betrok
hij kamers bij Jacobus Sabelis,-.en in dit laatste jaar
trouwde hij op ruim 42-jarige leeftijd met de bijna zes
jaar oudere Alida Nijnes, jongedochter van
Montfoort, die al enige tijd in de Spaarnestad woonde.
6 Augustijn Claterbos,
een van de
landsebappen die in
1787 doorWybrand
Hendriks voor het
museum werd
•aangekocht.
Zij betrokken een huis aan het Klein Heiligland. Al op
12 mei 1796 ontviel zij hem als slachtoffer van de toen
heersende zinkingskoorts. Kort daarop, 19 maart 1797,
hertrouwde Claterbos met de Amsterdamse
apothekersdochter Johanna van Heekeren, die twintig
jaar jonger dan hij was. Johanna schonk hem vier
kinderen.
In de Zijlstraat, tegenover de Nobelstraat, stond het
woonhuis van Augustijn Claterbos, dat hij 18 april
1801 had gekocht, enkele maanden nadat het
‘comptoir der beschreven middelen bij dat van de
wijnen’ was gevoegd. Op 1 januari 1814 werd hij
gepensioneerd op 1200 gülden per jaar, nadat hij op
31 december 18 n die functie ‘op de restanten na’ al
had neergelegd. Claterbos overleed op 14 mei 1828
na een borstziekte van zeven maanden, en drie dagen
later werd hij in het zuidertransept van de Grote Kerk
begraven.
Het leven van Augustijn Claterbos (1750-1828) heeft
zieh grotendeels afgespeeld in een periode van
economisch verval. Daarentegen maakte Haarlem in
de tweede helft van de achttiende eeuw op cultureel
gebied een zekere bloei door. De opkomende
burgerklasse organiseerde zieh, in het licht van de
Verlichting en ter voldoening van haar cultúrele
behoe'ften, in tal van genootschappen ter beoefening
van wetenschappen, kunst en letteren. Claterbos was
een kind van zijn tijd. Hij behoorde tot de
ontwikkelde burgerij en aan opleidingen ontbrak het
hem niet: bij boekhouders, zilversmeden en
kunstenaars. Hij werd lid van de Teekenacademie, het
Teekencollegie, een wiskundig- en een natuurkundig
gezelschap. Begonnen als dilettant, tekenonderwijs
hoorde nu eenmaal bij de opvoeding van kinderen uit
de gegoede burgerij, lukte het Claterbos niet te blijven
steken in schoolse opdrachten. Met de ingredienten
van Van Noorde, de academie en Van Liender
ontwikkelde hij vooral in zijn landschapstekeningen
een eigen stijl, zo karakteristiek voor de overgang van
de achttiende naar de negentiende eeuw. Toch
beoefende hij dit vak naast dat van boekhouder en
befastinginner. Claterbos was een ‘liefhebber’, maar is
nauwelijks zo te noemenlAan de hand van zijn vele
bewaard gebleven studietekeningen (ca. 1765-1780)
was het mogelijk 00k de werkwijze van de Haarlemse
Teekenacademie te volgen. Van geen enkele
Haarlemse kunstenaar uit die periode zijn zoveel
werken bekend die zo’n uitstekend tijdsbeeld geven.
Bert Sliggers