io Latìmeria
chalumnae (Nationaal
Natuurhistoriscb
Museum, Leiden).
l i Het door Smith
verspreide affiche (uit:
McCosker e.a.,i 979).
dienen als stuurorganen en bijdragen aan de stabiliteit
en het manoevreervermogen van de vissen.
Over de omvang van de huidige populatie en de vraag
of er nog meer populaties aanwezig zijn in andere
delen van de wereld is nauwelijks iets bekend. Er zijn
onduidelijke berichten over vangsten in de buurt van
de Middellandse Zee. In Spanje is een relikwie
bekend dat duidelijk een afbeelding voorstelt van een
coelacanth. Omdat nog weinig bekend is over de-
populatiegrootte en de levenswijze van deze vissen, is
de oproep van Peter Forey in Nature (Forey 1988) om
deze unieke vissen bij voorbaat te beschermen en
voor overbevissing en dientengevolge uitsterven te
behoeden, van groot belang. In dit licht bezien is het
onzinnige plan van Japanse onderzoekers om
exemplaren te vangen en in Japan in aquaria te
houden buitengewoon onrustbarend. De kans dat het
met Latimeria dezelfde kant op zal gaan als met
diverse walvissoorten, die onder de smoes van
wetenschap nog steeds door Japan, de Sovjet-Unie en
IJsland ge vangen en als gevolg daarvan met uitsterven
bedreigd worden, is niet denkbeeidig.
Paul Lambers
Bibliografie
Barthel, K.W., 1978 - Solnhofen, ein Blick in die
Erdgeschichte. Ott Verlag Thun. Fricke, H., 1988 -
Coelacanths. The fish that time forgot. New Scientist
173, 6, 823-838.
Fricke, H. & Pante, R. - Habitat requirements of the
living coelacanth Latimeria chalumnae at Grande
Comore, Indian Ocean. Naturwissenschaften 73,
149-131.
Forey, P.F., 1984 - The Coelacanth as a living fossil. In:
Living Fossils. Eds. N. Eldredge & S.M. Stanley.
166-169. Springer Verlag.
-1988 - Golden jubilee for the coelacanth Latimeria
chalumnae. Nature 336, 772-732.
Lambers, Paul, 1989 - De Solnhofenvissen in Teylers
Museum. Teylers Magazijn nr. 23, 1-3.
- 1990 - The identity of the type specimen of
Coelacanthus harlemensis Winkler (Pisces, Actinistia),
from the Lithographic Limestone of Solnhofen
(Tihonian), Bavaria. Paläont. Zeitschr., in press. }
McCosker, J.E. & M.D. Lagios (Eds.) -1979 - The
biology and physiology of the living coelacanth. Occ.
Pap. Calif. Acad. Sciences 134, 173 pp.
Millot, J. & Anthony, J., 1938 - Anatomie de Latimeria
chalumnae I : Squelette et muscles. CNRS, Paris.
- 1963 - Anatomie de Latimeria chalumnae 11 : Système
nerveux et organes de sens. CNRS, Paris.
Millot, J, Anthony, J. & Robineau, D. 1978 - Anatomie
de Latimeria chalumnae ni. CNRS, Paris.
Reis, O.M., 1888 - Die Coelacanthinen mit besonderer
Berücksichtigung der im Weissen Jura vorkommende
Gattungen. Palaeontographica 35, 1-37.
- 1892 - Zur Osteologie der Coelacanthinen. 1. Theil.
Rumpfskelet, Knochen des Schädels und der Wangen,
Kiemenbogenskelett, Schultergürtel, Becken,
Integument und innere Organen. Inaugural
Dissertation München.
Smith, J.L.B., 1939a - A living fish of Mesozoic type.
Nature 143, 433-456.
- 1939b - A living coelacanthid fish from South-Africa.
Trans, roy. Soc. South Africa 28, 1, 1-106.
- 1933 - The second Coelacanth. Nature, 171, 99-101.
Vos, J. de, 1984 - Teylers Oervogel {Archaeopteryx) was
even terug op het oude nest. Teylers Magazijn nr. 4,
7-13-
P R E M IO £100 R EW A R D
R É C O M P E N S E
In februari van dit jaar kreeg het Paleontologisch-mineralogisch Kabinet
bezoek van de Britse professor Dr. D.T. Donovan. Dr. Donovan, die
wereldspecialist op het gebied van de fossiele inktvissen is, vonden wij bereid
om voor Teylers Magazijn zijn bevindingen op te schrijven. Zijn bijdrage werd
vertaald door drs. Lars W. van den Hoek Ostende.
12 Reconstructie van
Plesioteuthis uit
lithografische kalksteen
vanSolhofen, lengle 30
In Beieren stroomt de Altmühl, een zijrivier van de
Donau. Dit riviertje heeft in de loop van de tijd een
dal uitgeslepen in gesteente van een jong Jurassische
ouderdom (tussen de 140 en 130 miljoen jaren oud).
Hier wordt in de buurt van Eichstätt de beroemde
Solnhofen-kalksteen gewonnen, een fijnkorrelig
gesteente van gelijkmatige samenstelling. Deze
kalksteen is afgezet als een dünne modder in een
lagune die door riffen van de open zee in het zuiden,
de zögenaamde Thetys, was afgesloten. In het begin
van de i9de eeuw ontdekte men dat deze kalk ideaal
is voor de lithografie (steendruk). De Solnhofenkalk
wordt daarom 00k lithografische kalksteen genoemd,
hoewel het gesteente al jaren voordat de toepassing
voor de lithografie ontdekt werd, gewonnen werd. In
menig Duits huis is het als versiering in gebruik.
Het uitzonderlijk rüstige water van de lagune, in
combinatie met de fijnkorrelige structuur van het slib
vormde een ideaal fossilisatie-milieu voor een van
grote verscheidenheid aan dieren. Toen de
conservatoren van Teylers Museum aan het eind van
de i8de en het begin van de i9de eeuw de
paleontologische collectie opbouwden, verwierven ze
stukken van verscheidene beroemde Europese
vindplaatsen. Daarbij bevonden zieh 00k vondsten uit
de omgeving van Solnhofen. Het beroemdste en
tevens meest zeldzame fossiel uit Solnhofen is de
Archaeopteryx, de eerste vogel, die compleet met
afdrukken van de veren bewaard is gebleven. Teylers
Museum heeft een exemplaar van de Archaeopteryx,
welke pas twintig jaar geleden als dusdanig herkend
werd. Tot die tijd was het aangezien voor een vliegend
reptiel. Het museum kent verder nog een aantal
andere belangrijke fossiele gewervelde dieren uit de
kalksteen van Solnhofen.
Mijn eigen interesse zijn de fossiele coleoide
cephalopoden, oftewel pijlinktvissen, zeekatten en
octopussen. In tegenstelling tot de meeste andere
weekdieren hebben deze dieren geen uitwendige
schelp, maar slechts een dünne, inwendige schelp. Dit
gladius of ‘zwaard’ vormt een soort ‘ruggegraat’.
Omdat deze dünne schelp siecht fossiliseert, zijn
fossielen van coleoide inktvissen zeldzaam. De
fijnkorrelige Solnhofen-kalk heeft er echter een aantal
voor ons bewaard.Het coleoiden-materiaal in Teylers
Museum werd voor het eerst onder de aandacht van
hedendaagse paleontologen gebracht toen de
voormalige conservator, C.O. van Regieren Altena,
hiervan in 1930 een catalogus publiceerde. Dit trok de
aandacht van een aantal wetenschappers, waaronder
Dr. J. A. Jeletzky uit Ottawa, die het museum vele
jaren geleden bezocht. Toen Dr. Jeletzky eind 1988
stierf was zijn Studie naar deze dieren nog niet
gepubliceerd.
Zelf was ik al enige jaren van plan het museum te