
die in 1722 onder de hamer ging, bevond zich een schil-
derij met de titel Een Winter met den Haag inhet verschiet
daer in Prins Maurits, Frederik Hendrik en Spinola. Een
wellicht vergelijkbaar schilderij, eveneens beschreven als
van Hendrick Avercamps hand, Een IJsgank, waarop
Prins Maurits met byhebbende Geselschap, werd ruim
tien jaar later geveild.(14) Voor ons is met name het ‘Spi-
nola-schilderij’ van De Amory interessant; het geval wil
namelijk dat Josi bij de heruitgave van Ploos’ prenten in
1821 van de ‘Winterkoning-facsimile’ schrijft dat De
Amory’s schilderij hetzelfde onderwerp voorstelde.(15)
Uit deze onderlinge uitwisselbaarheid van de Winterko-
ning en Ambrogio Spinola (1569-1630; een Genuees in
Spaanse krijgsdienst en tegenstander van de protestante
Frederik V) moge blijken, hoe nauw men het nam met
dergelijke identificaties.
Keren we terug naar de Teyler-tekening; de identificatie
met de Winterkoning en leden van het Oranjehuis is niet
zo verwonderlijk, zeker gezien de Haagse achtergrond.
Er bestaan namelijk talloze schilderijen met Oranjes,
soms vergezeld van het koninklijke paar, tegen een verge-
lijkbare achtergrond. Van Adam van Breen (werkzaam
tussen 1611 en 1629) zijnbijvoorbeeld Haagse ijsgezich-
ten bekend met de prinsen Maurits en Frederik Hendrik
en hun gevolg op de voorgrond (afb.24).(17) Wellicht
komt een dezer Van Breens overeen met de hierboven uit
18de-eeuwse veilingcatalogi geciteerde Avercamps’. Andere
schilders die leden van het Oranjehuis, soms in ge-
zelschap van de Winterkoning en de Winterkoningin, bij
de Vijverberg hebben afgebeeld zijn Hendrik Ambrosius
Pacx, Adriaen van de Venne en Pauwels van Hille-
gaert.(18)
Afb.24. Adam van Breen (werkzaam tussen 1611 en 1629), De hofvijver in Den Haag in de winter met op de voorgrond Prins Maurits en
Frederik Hendrik met hun gevolg, olieverf op doek, Den Haag Gemeentemuseum.
In genoemde heruitgave beschrijft Josi ook hoe Ploos als
eerste archiefonderzoek laat doen naar de tot dan toe on-
bekende, maar onder ‘connoisseurs’ zo gewaardeerde,
kunstenaar Hendrik van Avercam. Op zijn brief naar
Kampen werd, aldus Josi, gereageerd door de toenma-
lige stadssecretaris Comelis Roldanus. Dit archief-con-
tact in Kampen is een bewijs te meer dat Ploos achter het
artikel in de Vaderlandsche letteroefeningen van 1767
zit(16) Daar wordt nl. gewag gemaakt van het feit dat de
auteur zieh tot Kampen had gewend voor inf ormatie over
Avercamp; ”en waar omtrent wy hoopen, by eene andere
gelenheid, den Leezer het berigt mede te deelen”. En in-
derdaad treffen we in het volgende stuk van de ‘anony-
mus’ (Nieuwe Vaderlandsche Letteroefeningen 1 (1768)
stuk I, pp.35-36,308) de brief aan van Roldanus, waarin
de ouders van Hendrick Avercamp genoemd worden,
waarin voor het eerst zijn naam correct gespeld wordt en
waarin bevestigd wordt dat hij uit Kampen afkomstig is.
Is de Haagse achtergrond op bovengenoemde schilderijen
zo waarheidsgetrouw mogelijk afgebeeld, op de
Teyler-tekening is dat maar ten dele het geval. In eerste
instantie is men misschien geneigd aan de Hofvijver te
denken. Zoals Welcker echter stelde is de goed herken-
bare Jacobskerk ‘genomen’ vanaf de Varkensmarkt en
niet vanaf de Hofvijver. Vermoedde Welcker dat de
Haagse achtergrond later op verzoek door Avercamp
was toegevoegd, m.i. stamt die van na zijn tijd. Behalve de
Teylertekening is er namelijk in Avercamps oeuvre geen
werk aan te wijzen dat topografisch onmiskenbaar te
identificeren is. Het in dünne blauwe waterverf opgezette
stadsgezicht, dat Welcker onvoltooid noemt, is boven-
dien ongebruikelijk voor Avercamp. De achtergrond zal
aangebracht zijn om de identificatie met de Winterko-
ning plausibel te maken, vermoedelijk in de 18de eeuw.
De vraag of de tekening reeds ‘De Winterkoning’ genoemd
werd voordat Ploos hem kocht, of dat hij daartoe
het initiatief genomen heeft, is vooralsnog niet te beant-
woorden.
Tot slot is het misschien aardig er op te wijzen dat Ploos
in 1781 ‘geschiedenissen van uw vaderland’ als een van
de onderwerpsgebieden voor een ‘Poetisch Schilder’
noemt; hij stond daarmee aan de wieg van de Neder-
landse 19de-eeuwse historieschilderkunst.(19) Identificaties
als ‘De Winterkoning’ en de al eerder genoemde
‘Maria Tesselschade’ en ‘Geertje Dircx’ wijzen al naar
een behoefte in die richting in de 18de eeuw.
Michiel Plomp
Noten
1. Th. Laurentius, J.W. Niemeijer en Jhr. G. Ploos van Amstel,
Comelis Ploos van Amstel, kunstverzamelaar en prentuitgever,
Assen 1980, p.209,259, no.8 (ill.).
2. J. Nanninga Uitterdijk, Een en ander over Hendrik Avercamp,
den Stomme en zijne werken, in F.D.O. Obreen, Archief
voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis, II, Rotterdam 1879-
1880,pp.221-222.
3. C.J. Welcker, Hendrick Avercamp 1585-1634, bijgenaamd ”De
Stomme van Campen”enBarentAvercamp 1612-1679. "Schilders
tot Campen”, Zwolle 1933, p.66-69.
4. Cat.Tent., Cent dessins du Musee Teyler Haarlem, Musee du
Louvre (Cabinet des Dessins), Parijs 1973, no.63.
5. H. van de Waal, Drie eeuwen vaderlandse geschied-uitbeelding
1500-1800, Den Haag 1952, p.241; J.W. Niemeijer, De portretten
van Ploos van Amstel, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 13
(1962), p.197; O. Benesch, The Drawings of Rembrandt, 1954-
57, H, p.76, no.315.
6. B. Broos, Rembrandt en tekenaars uit zijn omgeving. Oude te-
keningen in het bezit van de Gemeentemusea van Amsterdam
w.o. de collectie Fodor{dl.3), Amsterdam 1981, no.16.
7. A.B. de Vries in Verzameling Sidney J. van den Berg, Wasse-
naar 1968, no.16.
8. Cat. Tent., Frozen Silence, Waterman Gallery, Amsterdam
1982, p.29.
9. Cat.Tent., A Mirror of Nature. Dutch Paintingsfrom the Collection
of Mr. and Mrs. E. W. Carter, Los Angeles County Museum
of Art (door J. Walsh, C.O. Schneider), Los Angeles 1981, pp .4-
6. 10. M. Royalton-Kisch, Adriaen van de Venne’s Album, Londen
1988, p.23; de kans bestaat uiteraard dat de winter van 1621/22
reeds vroeg was ingevallen, zodat er in december een ijsgezicht
gemaakt is.
11. Laurentius e.a. 1980 (zie noot 1), pp. 256-284, nos.12, 14,
18,20,.22(p.218), 42,47.
12. Laurentius 1980 (zie noot 1), p.52; Van de Waal 1952 (zie
noot 5), p.241.
13. P. Knolle, bespreking van het in noot 1 genoemde boek, Oud
Holland 98(1984), p.46.
14. Welcker 1933 (zie noot 5), p.211, S 89, p.222, S 265.
15. C. Josi, Collection d’imitations de dessins d ’apres les princi-
paux maitres hollandais etflamands commenceepar C. Ploos van
Amstel..., 2 vols. Londen 1821, onder Hendrick Avercamp (on-
gepagineerd).
16. Zie voor banden tussen de familie Ploos van Amstel en de
stad Kampen; Hans Wiersma, Wat wist Ploos van Amstel van
Kampen, Nieuw Kamper Dagblad 14 april 1988; Ploos’ contact
met Roldanus wordt daarbij niet genoemd.
17. In de collectie van E.W. Sachs te Schweinfurt bevond zich in
1963 een schilderij, Vorstelijk ijsvermaak op de hofvijver, (24x41
cm.; gemonogrammerd HA), dat Horst Gerson toeschreef aan
Adam van Breen. M.i. is dit evenals de variant bij Kunsthandel
Cramer, Den Haag, 1977 (27x40 cm.; gemonogrammeerd HA),
een 18de-eeuwse Avercamp-pastiche, waarbij Ploos prent als
basis is gebruikt; zie voor foto’s van beide schilderijen: RKD,
Den Haag. Albert Blankert schreef een, op naam van Hendrik
Avercamp staand, IJsgezicht (Vlg. Amsterdam ((Roos), 12-3-
1907, no.813 (ill.); Welcker 1933, S 249), waar de complete ‘koninklijke’
groep van de Teylertekening is weergegeven, eveneens
toe aan Adam van Breen.
18. N. Sluijter-Seijffert, De Nassause cavalcade: een opmerkelijk
doek in het Mauritshuis, Tableau 6 (no.3) (1983/84), pp.52-53.
19. Cat.Tent., Het Vaderlandsch Gevoel. Vergeten 19de-eeuwse
schilderijen over onze geschiedenis, Rijksmuseum, Amsterdam,
1978, pp.16-18.
Eerste ‘keien’ kwamen uit Denekamp
Bij de aanwmst van de mineralencollectie van drs. P.D.A.
van Lith
Onlangs ontving het museum voor het Palaeontologisch en Mineralogisch
Kabinet de mineralenverzameling van drs. PD.A. van Lith uit
Voorburg, die in grote dank werd aanvaard. Naast alle achttiende
eeuwse verzamelingen is dit de eerste mineralencollectie van een
‘amateur’ uit de twintigste eeuw die aan de museumcollectie kon worden
toegevoegd. Over de met toewijding aangelegde verzameling die
uit ca. 2000 stuks bestaat, schreef zijn zoon, de heer H.A. van Lith, de
volgende toelichting.
‘Mijn vader, mijn broer en ik waren in 1917 met vakantie
in Denekamp. Natuurlijk gingen we naar het museum
Afb.25. Drs. PD.A. van Lith, Voorburg, zomer 1988 (Foto H.A. van
Lith).