
met kleine zoetwater visschen gevoed. Hetzelve bevindt
zieh daarbij in goeden welstand, en is, gedurende zijn
meer dan zevenjarig verblijf, aanmerkelijk gegroeid.
Deszelfs lengte bedraagt thans drie voet. Gedurende de
strenge koude dezer maand (Januarij 1838), is het water
in den bak eenmaal met ijs bedekt geweest, zonder dat
zulks aan het dier schade schijnt gedaan te hebben.’Deze
zelfde reuzensalamander heeft ook zeer lang in Artis ge-
leefd.
Vandaag de dag leven er nog steeds reuzensalamanders.
Ze worden echter bedreigd in hun voortbestaan. De be-
langrijkste oorzaken hiervoor zijn te vinden in de milieu-
verontreiniging en de kanalisering van hun rivieren.
Binnen de familie van de reuzensalamanders kan een on-
derverdeling worden gemaakt in twee geslachten: An-
drias en Cryptobranchus. Cryptobranchus komt voor in
Noord Amerika. Binnen het geslacht Andrias zijn twee
soorten te onderscheiden. Beide komen voor in het verre
oosten. Andrias japonicus (Japanse reuzensalamander)
leeft, zoals de naam al doet vermoeden, in Japan. Deze
soort kan maximaal 1,20 m. lang worden met een gewicht
van zo’n 8 kg. De Japanse reuzensalamander is het meest
verwant aan Andrias scheuchzeri. Andrias davidianus
(Chinese reuzensalamander) komt wijd verspreid voor in
China en kan een lengte bereiken van 1,65 m. en een gewicht
van 65 kg. (afb.14) De Chinese reuzensalamander
is te zien in Diergaarde Blijdorp.
Wim de Jong
(met dank aan dr. J. de Vos en J.C. van Veen)
Geraadpleegde literatuur
Cuvier, G.- Sur quelques quadrupèdes ovipares fossiles consér-
ves dans des schistes calcaires. In: Annales du Muséum naturelle,
1809
idem — Recherches sur les ossemens fossiles, Parijs/Amster-
dam, 1823
Hoeven, J. v.d.—lets over den grooten zoogenoemden salamander
van Japan. In: Tijdschrift voor natuurlijke geschiedenis en
physiologie, Leiden 1837-38
Meyer, H. von — Zur Fauna der Vorwelt, Frankfurt am Main,
1845
Scheuchzer, J. J. — Piscium Querelae et Vindiciae, Tiguri, 1708
idem — Geestelijke Natuurkunde, Amsterdam, 1735
Swinton, W. E. — A guide to the fossil birds, reptiles and amphibians
in the department of geology and palaeontology in the British
Museum (Natural History), 1934
Timmer, J. — Reuzensalamanders, Rotterdam, Diergaarde Blijdorp
Tschudi, I ..I. Über den Homo diluvii testis, Andrias Scheuchzeri,
in: Neues Jahrbuch für Mineralogie, Geognosie, Geologie
und Petrefaktenkunde, 1837
Winkler, T. C. — Gids voor den bezoeker van de verzameling
versteeningen, Haarlem, 1887
idem — De gewervelde dieren van het verleden. Palaeontologi-
sche Studien in Teyler’s Museum, 1893
Walkmeister, Chr. — Johann Jakob Scheuchzer und seine Zeit.
In: Bericht über die Thatigkeit der St. Gallischen Naturwissenschaftlichen
Gesellschaft, 1897
Noten
1 Zie W. de Jong, Het denken overfossielen in het verleden. Tey-
lers Museum Magazijn, 1988, nr.19 (lente), p. 9-12.
2. Deze regels zijn te vinden in een artikel van Chr. Walkmeister,
Johann Jakob Scheuchzer und seine Zeit (1897), p. 364. Hermann
von Meijer geeft in zijn Fauna der Vorwelt (1845), p. 29,
een iets andere versie: ‘Betrübtes Bein-Gerüst von einem alten
Sünder/Erweiche Stein und Herz der neuen Bossheits-Kinder.’
3. Walkmeister, 1897, p. 370.
4. Zie voor fysico-theologie en natuurlijke theologie o.a. A.
Wiechmann en L.C. Palm (red.), Een elektriserend geleerde. Mar-
tinus van Marum (1750-1837), p. 57-59.
5. De Zondvloedmens was de eerste fossiele reuzensalamander
die werd gevonden. Pas later werden er meer vergelijkbare fos-
sielen gevonden.
6. Opmerkelijk is dat bij de fossiele reuzensalamanders zelden
staartwervels bewaard zijn gebleven. In Teylers Museum zijn
nog vier reuzensalamanders tentoongesteld, allen zonder staart.
In Londen (British Museum) is in ieder geval wel een exemplaar
met staart aanwezig.
‘Messieurs les Professeurs’. Over een aquarel
van Nicolaas van der Waay
In 1944 schonk de tachtigjarige Schilder C.M. Garms
Teylers Stichting een album met werk door de leden van
de Amsterdamse kunstenaarsvereniging St. Lucas.
Garms had dit zelf van de vereniging cadeau gekregen
toen hij in 1921 afscheid nam als secretaris. Het album,
met meer dan honderd tekeningen en prenten, werd door
Teylers Stichting dankbaar aanvaard en opgenomen in
de kunstverzamelingen.(l)
Afb.15. ‘Messieurs les Professeurs’, penseel in bruin, 20.2 x 32.8 cm,
Teylers Museum, Haarlem.
Bij de tekeningen bevindt zieh een interessante aquarel
door Nicolaas van der Waay (1855-1936), de hoogleraar
aan de Amsterdamse Rijksacademie, die beroemd is geworden
door zijn schilderijen van meisjes uit het Burger-
weeshuis. De aquarel, getiteld ‘Messieurs les Professeurs’,
stelt een portretgroep voor met zes mannen in
toga (afb. 15). Bij twee figuren Staat een naam geschre-
ven: ‘de Hartog’ en ‘Gun...’; de achterzijde van de aquarel
kan helaas niet worden bekeken, omdat het blad -zoals al
het werk in het album van Garms- is vastgeplakt op kar-
ton.
Van der Waays aquarel is een Studie voor het schilderij
‘Na de promotie’, dat een stoet hoogleraren uitbeeldt bij
het verlaten van de in 1895 vemieuwde aula van de Amsterdamse
universiteit aan de Oudemanhuispoort
(afb.l6).(2) Dit doek toont een minder bekende kant van
Van der Waays vakmanschap: het uitbeelden van bijzon-
dere gebeurtenissen met grote figuurgroepen.
Afb.16. ‘Na de Promotie’, olieverf op doek, 101 x 75.5 cm, Historische
Verzameling Universiteit Amsterdam.
Het schilderij noch de aquarel is gedateerd. In een artikel
uit 1957 heeft C.J.M. Lubbers-van der Bruggehet echter
aannemelijk gemaakt, dat het schilderij uit 1896 moet
stammen. (3) Lubbers beschrijft een olieverfstudie voor
het schilderij die aan de achterzijde is gedateerd ‘19
maart 1896’. Alhoewel het niet zeker is dat deze datum
door Van der Waay eigenhändig is aangebracht, lijkt een
veel latere datum onwaarschijnlijk. In het cursusjaar
1895-’96 hebben aan de Amsterdamse universiteit nogal
wat veranderingen plaatsgevonden in de samenstelling
van het docentenkorps en daar valt bij de groep hoogleraren
op het schilderij nog niets van te zien. Een veel
vroegere datering is uitgesloten omdat het bekend is dat
de draperie, die men op het schilderij voor het binnen-
venster van de aula ziet, pas in de zomer van 1895 is aangebracht.
Lubbers heeft ook onderzocht welke feitelijke gebeurte-
nis aan het eind van de vorige eeuw Van der Waay in zijn
schilderij heeft weergegeven. Dat het om een promotie
zou handelen, hetgeen de titel suggereert, is niet erg
waarschijnlijk. Een zo groot aarital professoren, afkom-
stig uit de meest uiteenlopende disciplines, is bij een en-
kele promotie ongebruikelijk. Toch is er ook geen andere
gebeurtenis geweest waarbij de professoren Stoeder en
Kan, die in de stoet voorop lopen, een toonaangevende
rol hebben gespeeld. Lubbers komt tot de conclusie dat
Van der Waay met dit schilderij niet meer dan een algemene
indruk van de bijeenkomsten in de nieuwe aula
heeft willen geven. Het treffen van de sfeer en het portret-
teren van een aantal personen lijken daarbij voorop te
hebben gestaan.
Van der Waay heeft bij ‘Na de promotie’ gebruik gemaakt
van verschillende voorstudies. Lubbers telt er zes, alle af-
komstig uit het atelier van de Schilder. De aquarel in Tey-
ler is haar niet bekend geweest. Dit fraaie blad is de meest
uitgewerkte van de studies en heeft, ook los van het schilderij
gezien, bestaansrecht. Dit kan verklären waarom
Van der Waay juist deze aquarel voor zijn vriend Garms
Afb.17. De hoogleraren Valeton en Stoeder (?), zwart krijt, 40.5 x 25.1
cm, Historische Verzameling Universiteit Amsterdam.