
hun namen zijn bijgeschreven? Zij zijn misschien de eni-
gen geweest die Van der Waay niet in levenden lijve heeft
gekend en wier naam hij daarom heeft genoteerd als ge-
heugensteuntje.
Andre Kraayenga
Noten
1. Notulen vergadering Directeuren vanTeylers Stichting, 14-1-
1944.
2. Thans: Historische Verzameling van de Universiteit van Amsterdam
(Agnietenkapel); zie: I.Q. van Regteren Altena en PJJ.
van Thiel, De portret-galerij van de Universiteit van Amsterdam
(1964), nr. 130, p. 296-297, met afb.
3. C.J.M. Lubbers-van der Brugge, Het schilderij ‘Na de Promo-
tie’ van N. van der Waay, in: Amstelodanum, Jbk. XLIX, 1957, p.
129-145, met 11 afb.
4. Beschreven bij Lubbers-van der Brugge, p. 137; huidige ver-
blijfplaats onbekend.
5. De zwart krijt-studies, alsmede de andere aquarel, werden in
1949 na het overlijden van de weduwe Van der Waay op een veiling
in Amsterdam aangekocht voor de Historische Verzameling
van de Universiteit van Amsterdam.
6. Amsterdamsche Studenten-Almanak, jrg. 62, 1892, achter-
zijde schutblad.
7. Er is in Van der Waays oeuvre tenminste een ander geval van
een ontlening aan een foto: bij het schilderij ‘De eedsaflegging
door koningin Wilhelmina’ uit 1898.
8. op.cit. Lubbers-van der Brugge, p. 139.
9. G.H. van der Meij, Prof. Dr. J.W.R. Tilanus, in: Elsevier's Geil-
lustreerde Maandschrift, dl. V, jan.-juni 1893, met 3 illustraties
door Van der Waay.
Met dank aan de Gemeentelijke Archiefdienst Amsterdam en
Erik Schepen van de Historische Verzameling van de Universiteit
van Amsterdam.
Afb.22. Hendrick Avercamp (1585-1634), A a n het ijs bij Den Haag,
Pen in bruin en waterwerf over resten van potlood (inv.no. 0*8).
Frederik V (1596-1632), neef van de stadhouders Mau-
rits en Frederik Hendrik, was een kleurrijk en tot de ver-
beelding sprekend persoon. Van 1610 tot 1620 was hij
keurvorst van de Palts en in 1619 werd hij tot protestants
koning van Bohemen gekozen door een groep die in op-
stand was gekomen tegen de roomskatholieke Duitse
keizer. Zijn koningschap duurde echter maar enkele
maaanden (vandaar de bijnaam ‘Winterkoning’) want in
1620 werd hij vemietigend verslagen en was hij genood-
zaakt Praag te ontvluchten. Door de keizer in de ban ge-
daan en van zijn keurvorstendom ’de palts’ beroofd,
zocht en vond hij asiel bij zijn Haagse familie. Samen met
zijn vrouw, Elisabeth Smart, dochter van Jacobus I van
Engeland, voerden zij in Den Haag een, voor de Neder-
landen, ongekend luisterrijke staat.
Hendrick Avercamp en de Winterkoning
Nu de winter weer nadert en eindelijk de laatste herden-
kingen rond 1688, het Willem-en-Mary-jaar, zijn afgelo-
pen is het wellicht aardig een ‘koninklijk ijsgezicht’ uit het
begin van de 17de eeuw aan de lezers voor te leggen. Het
betreft een ijsgezicht met voomame personen tegen de
achtergrond van de Haagse Jacobskerk van de bekende
kunstenaar Hendrick Avercamp (1585-1634) (afb.22).
Deze ongesigneerde tekening in pen en bruine inkt en
waterverf bevindt zieh sedert ruim een eeuw in Teylers
Museum. Hoewel de tand des tijds wel enige sporen heeft
nagelaten, zoals vochtvlekken, die met stoppen zijn weg-
gewerkt, is dit blad nog altijd een fraai voorbeeld van
Avercamps kunnen.In 1904 beschreef de toenmalige
kasteleyn van Teylers kunstverzamelingen, HJ. Schölten,
deze tekening als De Koning van Bohemen, keurvorst
Frederik V, en zijn gevolg (inv.no. 0*8). De man ‘en profil’
met de sabel is de koning, de gemaskerde dame zijn
vrouw; de man die men op de rug ziet en de dame rechts
met de twee pages zijn hun gevolg, aldus Schölten. Deze
De identificatie van de personen op de tekening zal
Schölten niet zelf bedacht hebben; stellig heeft hij het on-
derschrift, HA [het gebruikelijke monogram van Hendrick
Avercamp] 1621 fe. dit is frederik de 5de: koning van
bohemen en vrouw na het leven getijkent, gelezen op de
prent die C. Ploos van Amstel (1726-1798) er naar
maakte. De tekening, zo vermeldt Schölten, bevond zieh
destijds in Ploos’ eigen verzameling. Behalve een be-
roemd collectionneur was Ploos ook prentuitgever; de
genoemde facsimile van Avercamps ijsgezicht, die in
1766 uitkwam, was het achtste blad in zijn reeks prenten
naar tekeningen van oude Hollandse meesters.(l) Het
liggende formaat van de tekening (188 x 240 mm) werd
bij de prent vrijwel in een vierkant formaat veranderd
(216 x 223 mm.). Het hierdoor onstane ruimtegebrek bij
de figuren links op de achtergrond loste Ploos op door
het paard voor de arreslee gedeeltelijk schuil te laten
gaan achter de meest linkse figuur. Tenslotte voegde hij
het al eerder vermelde onderschrift toe.
Een jaar na uitgave werd de prent in een anoniem stuk in
de Vaderlandsche letteroefeningen (VH (1767), pp.159-
160), een toonaangevend blad uit die dagen, besproken;
de schrijver vermoedde aldaar dat de rugfiguur prins
Maurits voorstelde. Van het onderschrift schreef hij dat
het denkelijk door den Meester zelven gedaan was. In de
Haagse achtergrond werd een reden temeer gezien niet
omtrent de Egtheid van deeze afbeelding te twijfelen.
Ruim honderd jaar later, de tekening is ondertussen door
Teylers Museum aangekocht, weet men de beide jongens
te identificeren als de zonen van Frederik V, prins Rupert
en Prins Maurits.(2) Tenslotte wordt in 1933 in de mono-
grafie over Hendrick Avercamp door Welcker ook nog
de vrouw en profil herkend (3); Welcker toont aan dat in
1626 de Winterkoning, zijn gemahn en haar voormalige
hofdame Amalia van Solms de stad Kämpen met een be-
zoek hebben vereerd. De tekening is volgens haar dan
ook in Kämpen gemaakt en niet in Den Haag; ze ver-
moedt dat de achtergrond met de Jacobskerk, evenals de
ijspret op het middenplan, later op verzoek door Avercamp
zijn toegevoegd.
Prof. I.Q. van Regteren Altena, conservator van Teylers
Kunstverzamelingen van 1952 tot 1973,gaatmeein Wel-
ckers identificatie, maar houdt zieh wel aan Ploos’ date-
ring van 1621 (4) Hij betrekt bij zijn relaas een gemono-
grammeerd schilderij van Hendrick Avercamp waarop
weer het voomame echtpaar van de Teyler-tekening
voorkomt maar nu voor het decor van een stad die op
Kämpen lijkt (afb.23); in de rijk uitgedoste dame in het
midden herkent hij nu Amalia van Solms. Werd Amalia
door Avercamp in 1621 in Den Haag nog als eenvoudige
hofdame afgebeeld, bij haar bezoek aan Kampen in
1626, wanneer ze inmiddels met de stadhouder Prins
Frederik Hendrik getrouwd is, wordt ze minstens even
rijk gekleed als haar voormalige werkgeefster weergege-
ven, aldus Van Regteren Altena.
Afb.23. Hendrick Avercamp (1585-1634), IJsvermaak, olieverf op paneel,
Los Angeles, Collectie van Mr. en Mrs. Edward William Carter.
Intussen echter ontstaan de eerste twijfels ten aanzien
van vergelijkbare identificaties, die hun oorsprong veelal
in de 18de eeuw blijken te hebben; zo worden bijvoor-
beeld de beroemde portretten van Roemer Visscher’s
dochters, Anna en Maria Tesselschade, door Hendrick
Goltzius, het portret van Jan van Goyen door Anthonie
TEYLER<§>MUSEUM
van Dyck en dat van Geertje Dircx, de min van Rembrandts
zoon Titus, ‘ontmaskerd’ of op z’n minst betwij-
feld.(5) Ook topografische voorstellingen blijken een
‘dubbelroP te kunnen spelen, zoals Rembrandts Voorge-
vel van de Amsterdamse Handboogdoelen, die in 18de
eeuw, Het oude jachthuis van de graven van Holland in ’s-
Gravenhage heette.(6) De Vries is de eerste die de identificatie
van de Winterkoning afwijst.(7) Afgaande op de
kostuums, dateert hij het reeds genoemde schilderij
(afb.23) stellig voor 1620. Frederik V was toen nog keurvorst
van de Palts.
In het kielzog van De Vries blijft de twijfel. Blankert, die
hetzelfde schilderij (afb. 23) tussen 1615 en 1620 dateert,
stelt dat deze en andere identificaties, die Avercamp
in de schoenen worden geschoven, met een korrel
zout genomen moeten worden.(8) Walsh en Schneider
wijzen terecht op het feit dat Avercamp de Teyler-tekening
op een voor hem gewone manier ‘gebruikte’; dat wil
zeggen dat hij figuren van deze groep ook elders toe-
paste. Dit is te zien op het stuk in de Carter collectie
(afb.2) maar ook op het gemonogrammeerde ijsgezicht
van Avercamp dat zieh voorheen in de collectie Heldring
bevond; daar wordt de ‘Winterkoningin’ afgebeeld zon-
der haar echtgenoot. Dit lijkt een weinig passende ma-
nier van doen bij de weergaven van koninklijke personen.
Bovendien wijzen zij op het ontbreken van enige gelijke-
nis met zekere voorstellingen van het ‘royale paar’, zoals
de grisaille van Adriaen van de Venne in het Rijksmuseum
te Amsterdam.(9) In deze discussie werd overigens
niet gewezen op het feit dat Frederik V pas in het voor-
jaar (14 april) van 1621 zijn intrede maakte in Den Haag,
terwijl Ploos en tijdgenoten nog dachten dat dat eind
1620 gebeurd was.(10) Al met al is het duidelijk dat
Ploos’ annotatie op z’n minst verdacht is.
Vergelijken we de annotaties op de andere facsimiles van
Ploos met de bekende originelen, dan blijkt dat er, nog
afgezien van de Winterkoning, zeker zeven gevallen be-
kend zijn waar Signaturen en of jaartallen door Ploos op
eigen gezag zijn aangebracht. In een geval vertoont de
eerste staat van een prent zelfs een andere signatuur dan
de tweede (11); ook de reeds genoemde identificatie van
Maria Tesselschade was hoogstwaarschijnlijk een idee
van Ploos. Dergelijke optimistische identificaties waren
overigens in Ploos’ tijd allerminst uitzonderlijk; het is wel
een spelletje genoemd.(12) Het wordt echter serieuzer
als achter de anonieme besprekingen van Ploos’ prenten
in de Vaderlandsche letteroefeningen inderdaad Ploos
zelf zit, zoals onlangs naar voren is gebracht.(13) Opmer-
kingen als denkelyk door den Meester zelven (over de annotatie)
of Deeze afbeelding die tot bevestiging der waar-
heid van ’s Vaderlands geschiedenissen dient, overschrij-
den in ieder geval volgens 20ste-eeuwse opvattingen de
grenzen van een ‘spelletje’.
Het blijkt dat in Avercamps werk al eerder, voor Ploos’
tijd, ‘royalty’ herkend is. In de verzameling De Amory,