
De tentoonstelling
De veelzijdigheid in deze beperkte reeks maakt de expo-
sitie zeer aantrekkelijk omdat ze exemplarisch genoemd
mag worden voor de totaliteit van het werk van Muybridge.
In Nederland is zijn werk slechts in enkele exem-
plaren te zien geweest. Het is bekend dat zowel het Stedelijk
Museum in Amsterdam als het Prentenkabinet in
Leiden exemplaren van Muybridge in haar bezit hebben.
De plaats van deze expositie is voor dit werk meer dan
geschikt. Een museum als Teyler, met zoveel aandacht
voor de negentiende-eeuwse natuurwetenschappelijke
ontwikkelingen en de genuanceerde zorg en aandacht
voor vöör-twintigste-eeuwse prentkunst, geeft het werk
van Muybridge een podium dat het ruimschoots verdient
en dat uniek genoemd mag worden in Europa.
(Dit stuk is een fragment uit het artikel Eadweard Muybridge,
kind van zijn tijd door Leo Divendal. Ter gelegen-
heid van de tentoonstelling zal een vouwblad worden uit-
gegeven met de integrale tekst, voorzien van vele illustra-
ties.)
Communicatie in Teyler
Van September 1988 tot en met april 1989 zal in een serie van acht voor-
drachten in de aula van Teylers Museum het begrip communicatie cen-
traal staan. De lezingen worden georganiseerd onder auspicien van de
Vereniging voor Onderwijs, Kunst en Wetenschap, afdeling Haarlem.
Vanuit verschillende vakgebieden zullen de sprekers het onderwerp bena-
deren. Een aantal aspecten van communicatie komt in het onderstaande
artikel ter sprake.
Meer informatie vindt U onder de Agenda achter in dit blad.
Het aandachtsgebied, waarop de trefwoorden ‘communicatie’
en ‘informatie’ betrekking hebben, is schier onbe-
grensd. Merten (1) verzamelde in 1977 reeds 160 verschillende
definities van communicatie en menig schrij-
ver voor en na hem heeft verzucht, dat het niet goed
doenhjk is een adequate en volledige definitie te geven.
Wetenschappelijke onderzoekers zijn het er op onderde-
len vaak niet met elkaar eens, wat er wel of niet onder
moet worden verstaan. Alleen al het woord communicatie
blijkt een veelheid van verschillende betekenissen te
hebben zoals boodschap, mededeling, contact, verbin-
ding of een proces waarbij men ‘vergemeenschappehjkt’
(2).
Zolang er levende wezens hebben bestaan zijn er manieren
gebruikt om met elkaar in contact te komen en te blij-
ven. Het nadenken over dergelijk contact, bijvoorbeeld
in de Studie van het geproken of geschreven woord, is dan
ook niet iets van vandaag of gisteren. Zo kan deaanvang
van de retorica als ‘de kunst om goed en overtuigend te
spreken en te schrijven’ worden gesteld in de vijfde eeuw
voor Christus op Sicilié. Corax en Tisias zouden er de
grondleggers van zijn geweest (3).
De huidige toename van kennis en mogelijkheden van de
informatica(-technologie), die meestal met het modieuze
epitheton ‘explosief ’ wordt opgesierd, heeft er toe bijge-
dragen dat de communicatie-wetenschap in snel tempo
groeit. Die groei is mede te danken aan het gebruik van
veel kennis uit andere vakgebieden zoals antropologie,
biologie, economie, filosofie, geneeskunde, geschiede-
nis, semantiek, systeemtheorie, informatietheorie, internationale
relaties, journalistiek, linguistiek, organisatie-
leer, politieke wetenschappen, psychologie en sociologie.
De communicatie-wetenschap is wel zeer duidelijk een
multidisciplinair wetenschapsgebied. Communicatie
wordt door Fauconnier dan ook wel omschreven als een
‘doolhof van opvattingen’ (2). Stappers merkt in dit verband
op dat het een onderwerp is geworden waarover
door iedereen wordt gepraat en waarover iedereen mee-
praat, zodat het eigenlijk niets meer betekent. Het is in-
tussen bijna synoniem is met ‘het goede’ want iedereen is
er voor (4).
Na het bovenstaande kunnen wij niet meer de illusie
koesteren communicatie exact te kunnen omschrijven.
Maar er is nog wel iets meer over te zeggen. In zijn meest
basale vorm bestaat communicatie uit een ZENDER,
een boodschap of INFORMATIE, een KANAAL, en
een ONTVANGER (5). De communicatie kan in een- of
meer richtingen gaan. De informatie kan bewust of onbe-
wust worden gegeven, gewild of intentioneel zijn (met de
bedoeling iets specifieks te zeggen) en onbedoeld ofwel
niet-intentioneel (blozen geeft onbedoeld verlegenheid
weer). De informatie kan worden opgevat als intern (de
berichten tussen Subsystemen van een organisme), in-
traspecifiek (tussen wezens van dezelfde klasse) of inter-
specifiek (de kleur van bloemen, die bijen aantrekt). Dit
eenvoudige model van communicatie kan makkelijk
worden uitgebreid.
De ZENDER dient zijn gedachten eerst vorm te geven,
in het jargon van de communicatiewetenschappen ‘enco-
deren’ genoemd. De geencodeerde gedachte moet worden
omgezet in Signalen (tekens, Symbolen, gesproken
woorden) die kunnen worden verzonden via een KANAAL.
De ONTVANGER moet daarna op zijn beurt
het in code en Signalen geformuleerde bericht weer deco-
deren, ontcijferen en vervolgens interpreteren.
Het decoderen kan worden verstoord door de toevoer
van niet-relevante informatie, die RUIS wordt genoemd.
Een voorbeeld daarvan is het ‘stoorlawaai’ van het geroe-
zemoes van een Cocktailparty. Communicatie eindigt
niet op het moment, dat de informatie is ge'interpreteerd.
De informatie beinvloedt al dan niet de opvattingen,
ideeen en het gedrag van de ONTVANGER. Dit laatste
noemt men wel het ‘communicatie-effect’. Elke stap in
het communicatieproces is apart te bestuderen. Bij ie-
dere stap bestaan veel mogelijkheden voor variaties en
tijdens elke stap kunnen er storingen optreden, die als
evenzovele communicatiestoomissen kunnen worden
opgevat.
Communicatie hoeft niet altijd plaats te vinden tussen
slechts twee personen. Het is ook mogelijk dat een persoon
velen toespreekt, dat groepen zieh tot groepen richten
en tenslotte dat groepen een boodschap uitspreken
tegen een persoon zoals in een massabetoging. Tenslotte
kunnen behalve mensen ook dieren, machines en zelfs
voorwerpen informatie verstrekken en ontvangen.
In het bovenstaande is impliciet de nadruk komen te lig-
gen op communicatie die middels taal, gesproken, geschreven
of anderszins, in gecodeerde vorm wordt overgebracht.
Soms kan een uitgebreid verhaal of een uitleg
in woorden worden samengevat in een bepaald teken of
symbool, zoals bijvoorbeeld het symbool van de ja-
copbsschelp voor SHELL. Het hoeft geen betoog dat
een dergelijk symbool, zelfs al zou iedereen weten waar-
voor het in feite Staat, voor verschillende mensen een verschillende
emotionele waarde vertegenwoordigt.
De Studie van de be-teken-is van signaal, symbool en teken
Staat bekend als algemene tekenleer of semiologie,
een vooral door de linguistiek en antropologie gevoede
denkrichting. De bestudering geschiedt op drie onder-
scheiden niveaus: de syntactiek, de semantiek en de prag-
matiek (6). De syntactiek bestudeert vooral de structuur
van tekens, de manier waarop zij onderling zijn Verbünden,
hun combinatiemogelijkheden e.d. De semantiek
houdt zieh vooral bezig met de relaties tussen teken en
datgene wat wordt be-teken-d, het feit. In de pragmatiek
wordt vooral bestudeerd hoe de gebruiker van de tekens
reageert, welke waarde hij er aan toekent. De syntactiek
wordt vooral beoefend in de linguistiek en in de wis-
kunde. De semantiek in de linguistiek en in de sociale
Psychologie, de pragmatiek tenslotte vooral in de sociologie,
de pedagogie en de massacommunicatie.
Als tekens kunnen ook worden opgevat gezichtsuitdruk-
king, gebaren en lichaamshoudingen, die tezamen nonverbale
communicatie worden genoemd (7). Binnen de
non-verbale communicatie wordt tevens aandacht ge-
schonken aan uiterlijk en de wijziging daarvan (plastische
Chirurgie), kleding en opschik, parfums maar ook
Symbolen als auto en interieur. Ook aanraking, gedrag en
de overeenkomsten en cultureel bepaalde verschillen
daarin kunnen hieronder worden gerekend.
Uit dit overzicht möge blijken, dat COMMUNICATIE
en INFORMATIE niet zonder meer synoniem zijn met
informatisering, communicatie-technologie en Computers.
Er is daarvan veel meer te beleven. Er is weihaast
geen menselijke activiteit die niet een communicatief as-
pect vertoont. Met elk zintuig waarmee kan worden
waargenomen, kan ook worden gecommuniceerd (8). In
onze lezingencyclus van het seizoen 1988-1989 (Communicatie
in Teyler) zullen wij iets van dat ‘meer’ te presenteren.
L.Feenstra, N.H.H. Beyer &R.O. Fock
Literatuur
1. Merten, K., Kommunikation, Opladen 1977;
2. Fauconnier, G., Algemene Communicatietheorie, Nijhoff, Leiden
1986.
3. IJsseling, S., Retoriek en Filosofie, Bilthoven 1975.
4. Stappers, J.G., Communicatie: bron van misverstanden. De
Ingenieur, 100:7-13,1988.
5. Cuilenburg, J.J. van, Noomen, G.W., Communicatieweten-
schap. Coutinho, Muiderberg 1984.
6. Morris, G.W., Signs, language and behavior. New York 1946.
7. Oomkes, F.R., Communicatieleer, een inleiding Boom, Mep-
pel 1986.
8. Feenstra, L., Fock, R.O. en Beyer, N.H.H., Waamemen. Boom
Meppel 1988.
Olympische goden en godinnen.
Tot 11 September is in de Eerste Schilderijenzaal de tentoonstelling
’Olympische goden en godinnen’ te zien.
Deze expositie geeft een beeid van de belangstelling voor
de Griekse en Romeinse mythologie in de beeidende
kunst vanaf de Renaissance en laat aan de hand van een
aantal thema’s zien, hoe door de tij d heen de interpretatie
van deze mythen veranderde.
Hoewel de Griekse en Romeinse goden de deugden en
morele idealen van de mensheid belichaamden, worden
in de beeidende kunst veelal die verhalen geillustreerd
waarin juist de ondeugden van de goden en godinnen een
belangrijke rol spelen: hoogmoed en wellust, wraakzucht
en nijd. Vooral de verheilen over het liefdesleven van de
goden van de Olympus waren populair bij kunstenaars.
De amoureuze avonturen van Jupiter, de heerser van de
Olympus zijn het meest veelvuldig uitgebeeld. In 1604
schrijft de Haarlemse kunstenaar en kunsttheoreticus
Carel van Mander in zijn Uytleggingh op den Metamorphosis
Pub. Ovidii Nasonis—een boek waarin de betekenissen
van de verhalen uit de Metamorfosen worden uit-
gelegd — vol afkeur over het laakbare liefdesleven van de
oppergod:
‘... want hebbende veel Landen hem onderdanigh ghe-
maeckt, machtigh en in seer grooter eeren wesende, be-
gaf hem gantsch tot den wellusten, en tot oncuysheyt,
datter in zijnen tijt gheen Prince noch Coningh zijns ge-
lijcx en was, in sulcken onghereghelde liefde ...’1
Er zijn in de prentkunst talloze voorstellingen van Jupiter
die in een grote verscheidenheid aan gedaantes heime-
lijk, onschuldige en meestal niets vermoedende nimfen
en jonge vrouwen verleidde en overweldigde, zoals Europa
(afb. 4), Antiope, Io, Danae. Aan deze erotische
verhalen werden veelal moraliserende betekenissen ver-
bonden. Dergelijke voorstellingen moesten de beschou-
wer waarschuwen voor de noodlottige gevolgen van
zonde en ondeugd. Het verhaal over de in een toren op-
gesloten koningsdochter Danae, die door Jupiter werd
verleid en bemind in de vorm van een gouden regen,
werd door Van Mander bijvoorbeeld gelezen als een pa-
rabel die waarschuwde voor de verderfelijke gevolgen
van de onoverwinnelijke kracht en macht van goud:
‘... dat het over al lief en begeerde goudt alles dempt en
overwindt, doordringhende tot in de diepste verborghen