
men erin geslaagd een aantal van de geportretteerde kun-
stenaars te herkennen, onder wie Hendriks zelf (geheel
rechts, staand), Hermanus van Brussel (zittend aan tafel,
rechts, met bril), Joannes Pieter Visser Bender (de teke-
nende jongen aan het hoofd van de tafel), Augustijn Cla-
terbos (vermoedelijk de zittende man in profiel naar
links op de voorgrond) en Franciscus Andreas Milatz
(staand in het midden, met hoed).1 De man links achter,
die naar de pleisterbeelden wijst, is mogelijk de kunste-
naarsbiograaf Adriaan van der Willigen; in 1799 was
deze echter nog geen lid van het gezelschap en hij zal dus
later aan het schilderij zijn toegevoegd. Wie de modieuze
jongeman op de voorgrond is, blijft onduidelijk: Knoef
meende hem te kunnen identificeren als Comehs Gerlings,
teig uit een Haarlems patriciërsgeslacht.
Zoals gezegd kwam het Teekencollegie voor in de veiling
van schilderijen en tekeningen van de kunstenaar, alwaar
het omschreven werd als ‘Een gezelschap van een aantal
personen, zijnde de leden van het teekengezelschap te
Haarlem’.2 Daarna verdween het uit het zieht, tot het kort
voor de laatste oorlog herontdekt werd door Mr. A. Staring,
de pionier in de bestudering van de Nederlandse
achttiende-eeuwse kunst, die het stuk voor zijn verzame-
ling wist te verwerven. Zijn weduwe, mevrouw J.H.M.
Staring-de Mol van Otterloo, heeft onlangs dit unieke
schilderij met behoud van vruchtgebruik geschonken
aan Teylers Museum, een gebaar waarvoor het museum
haar bijzondere dank verschuldigd is. Zo zal het schilderij
te zijner tijd permanent terugkeren naar de plaats waar
het gemaakt is. Hendriks’ doek is niet alleen van belang
als een uniek document uit een boeiende période van het
Haarlemse kunstleven, het is ook één van zijn persoon-
lijke meesterwerken. De natuurhjkheid waarmee hij zo’n
groot aantal figuren in dit intérieur heeft weten te groepe-
ren, de ongedwongen levendigheid van poses en portretten
en de fraaie lichtval zijn kenmerkend voor zijn beste
kunnen. Het schilderij vormt een bijzonder welkome
aanvulling op het overzicht van schilderijen van Teylers
tweede kastelein.
Het Teekencollegie te Haarlem zal deze zomer al enige
maanden in het museum te bewonderen zijn als middel-
pimt van een groep werken van de schilder, bijeenge-
bracht ter gelegenheid van de tentoonstelling over de ge-
schiedenis van het gebouw waarmee Hendriks zo nauw
verbonden was: Teylers Ovale Zaal.
Carel van Tuyll
Noten
1. J.Knoef, Een portretgroep van Wybrand Hendriks, Oud-Hol-
land I .V, 1938,175-178; A. Staring, De Hollanders thuis, ’s Gra-
venhage 1956,174; J.Q. van Regieren Altena, Herman van Brussel
als Figuurschilder, Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek
XXI, 1970,316-317; tentcat. Wybrand Hendriks 1744-1831,
Haarlem 1972, nr. 29.
2. Catalogus van eene uitgebreide venameling Schilderijen,... ge-
deeltelijk nagelaten bij wijle den Heer Wybrand Hendriks, Amsterdam
(De Vries, Brondgeest, Engelberts & Roos), 27 februari
1832 e.v., nr. 30; gekocht door J. van Delden voor f 75,-.
Aanwinst: Een familieportret uit 1796
Op 30 november 1987 kon, dankzij een genereuze fi-
nanciele ondersteuning van de J.C. Ruigrok Stichting te
Haarlem, op de jaarlijkse tekeningenveiling van het Am-
sterdamse veilinghuis Christie’s een helangrijk blad van
de kunstenaar Wamar Horstink voor Teylers Museum
verworven worden (afb. 22).
Over het leven van Wamar (Warnaar) Horstink is niet
veel bekend. Hij werd op 1 november 1756 in Haarlem
geboren en werd opgevoed in het Burgerweeshuis, waar
hij een opleiding kreeg tot kunstschilder. Zijn eerste leer-
meester was Comelis van Noorde (1731-1795), maar
ook van Wybrand Hendriks (1744-1831), die in 1785
‘Casteleyn’ van Teylers Fundatie werd, heeft hij les gekre-
gen. Net als de meeste Haarlemse kunstenaars van zijn
tijd, zoals Van Noorde, Hendriks, Van Liender en Barbiers,
was Horstink lid van de Teekenacademie van zijn
stad, een gezelschap dat in de jaren ’70 in het huis van
Pieter Teyler in de Damstraat samenkwam, meestal om
naar naaktmodel te tekenen.
Horstink voorzag in zijn levensonderhoud door het ge-
ven van tekenles. Daamaast vervaardigde hij rond zijn
geboortestad Haarlem een groot aantal topografische
gezichten, waarvan in het Gemeentearchief Haarlem een
belangrijke verzameling bewaard wordt. Naast de teken-
lessen en de topografische voorstellingen legde Horstink
zieh toe op het maken van portrettekeningen. Geschil-
derd heeft hij echter weinig.1 De kunstenaarsbiografen
Van Eijnden en Van der Willigen vermelden nog dat
Horstink bij het bekijken van tekeningen bij kunstenaar
Pieter Barbiers op 2 november 1815 overleed. Het be-
stuur en enkele leden van de Teekencollegie hebben de
kist naar het graf in de Grote Kerk gedragen.
Het portret van een familie in een tuin behoort, met een
vergelijkbare tekening die bewaard wordt in het Rijks-
prentenkabinet, tot de meest imposante portrettekeningen
van deze Haarlemse meester. De figuren zijn groot in
het beeldvlak geplaatst en zijn, in tegenstelling tot de be-
schaduwde achtergrond, helder belicht. Hierdoor maakt
de tekening, ondanks het bescheiden formaat en de sterk
gedetailleerde tekenwijze, een monumentale indruk.
Opvallend is de grote aandacht van de kunstenaar voor
de stofuitdrukking in de kleding van de geportretteer-
den, die tot stand komt door een minutieuze inkleuring
met waterverf; waarschijnlijk heeft de kunstenaar op ver-
zoek van de opdrachtgever een geschilderd portret willen
imiteren. De grote verscheidenheid aan houdingen
van de figuren en de vriendelijke gezichtsuitdrukkingen
van de geportretteerden die, met uitzondering van het
geknielde meisje bij de hond, allen de beschouwer aan-
kijken, geven deze tekening een opvallende levendigheid.
Helaas is niet bekend wie op dit blad zijn voorgesteld. Op
grond van de lus, in de vorm van een V (Vrijheid), aan
een knoop op de hoed van de man mag echter worden
verondersteld dat de geportretteerde behoorde tot de
(Haarlemse) patriotten.2 Opvallend is het gebruik van
symbolische beeldelementen, zoals de tros druiven die
de dochter rechts achter de moeder bij de steel vasthoudt,
terwijl de moeder voorzichtig een der druiven tus-
sen duim en wijsvinger vastpakt. De druiventros is een
traditioneel symbool van de vruchtbaarheid, dat in de
17de-eeuwse Noordelijke Nederlanden gebruikt werd
als een visuele metafoor van de kuisheid en huwelijks-
trouw.3 Deze moraliserende gedachte wordt waarschijnlijk
nog eens benadrukt door de kloek met haar kuikens,
die door een der meisjes gevoerd worden. Een dergelijk
gebruik van symbolische beeldelementen was in de 17de
eeuw zeer gebruikelijk maar is in de tijd dat deze tekening
tot stand kwam (1796) toch als archaisch te om-
schrijven.
Wybrand Hendriks verzamelde als ‘Casteleyn’ van Teylers
Fundatie niet alleen tekeningen van oude meesters,
maar hij had ook een open oog voor de ontwikkelingen
van de kunst van zijn tijd en met veel gevoel voor kwali-
teit heeft hij een consistente verzameling opgebouwd van
eigentijdse tekenkunst. De tekeningen werden meestal
direct bij de kunstenaar gekocht, soms op de veiling van
een particuliere collectie. Vrijwel altijd kocht Hendriks
voor het museum echter zelfstandige, representatieve tekeningen
aan, zelden werden schetsen en studies van
‘leevende meesters’ verworven. Merkwaardig genoeg
heeft Hendriks echter geen tekeningen van zijn stadsge-
noot Horstink voor het museum aangekocht.4 Deze uit-
gewerkte, zelfstandige tekening vormt daardoor een belangrijke
uitbreiding van de zo zorgvuldig opgebouwde
verzameling 18de-eeuwse Nederlandse tekeningen in
Teylers Musuem.
Michiel Kersten
Noten.
1. Van Horstink zijn slechts een vijftal schilderijen bekend, zie:
C. Wright, Paintings in Dutch Museum, London 1980, p. 184 en
Pieter A. Scheen, Lexicon van Nederlandse beeidende kunstenaars
1750-1950, ’s-Gravenhage 1960, dl. I, p. 513.
2. Zie: Marjan Scharloo, ‘Kezenkokardes en oranjestrikken.
Draagtekens en penningen uit de Patriottentijd’, Teylers Museum
Magazijn, V (1987), nr. 17 (herfst), p. 6.
3. Zie: E. de Jongh, ‘Grape symbolism in paintings of the 16th
and 17th centuries’, Simiolus, VII (1974), p. 166-191.
4. In 1979 zijn twee tekeningen van Wamar Horstink aan Teylers
Museum geschonken: Portret van een vrouw, penseel in waterverf,
148 x 109 mm, inv.nr. W 63a; Allegorische voorstelling
van het Haarlemse patriotten bataljon ‘Pro Ariset Focis’, penseel
in zwart, grijs en waterverf, 112 x 107 mm, inv.nr. W 63b.
Afb. 22. Warnar Horstink, Groepsportret van een familie in een tuin, gesigneerd en gedateerd 1796, zwart krijt, pen in bruin en grijs, penseel
in waterverf, 441 x 562 mm.