
itti»!
Afb. 17. Cornells Springer (1817-1891) - HetAtheneum Illustre te Amsterdam in he tjaar 1650 (1878) paneel, 65.5 x 94.0 cm.
■ Æ'#7 - 7/1 4S
mm mJ m*
fJi dim,
(
:
\ w ,
m
mm
Afb. 18, 19 en 20. Comelis Springer (1817-1891) - Drie figuurschetsen u ithet schetsboek iTgwen naar de natuur 1878-79, zwart
krijt, 24 x 15 cm (zie de mannen rechtsonder in het schilderij, afb. 17).
Illustre te Amsterdam in hetjaar 1650’ (afb. 17), vinden
we bijvoorbeeld een groot aantal voorstudies in schetsboek
IX ‘Figuren naar de natuur 1878-79’. Drie van deze, die
dienst deden voor het groepje mannen rechtsonder in het
schilderij, zijn hierbij afgebeeld (afb. 18, 19 en 20).
In de twee jaar geleden versehenen monografie over
Springer heeft Willem Laanstra in zijn artikel ‘Een blik in
het atelier’ (W. Laanstra, H.C. de Bruijn, J.H.A.
Ringeling: Comelis Springer (1817-1891), Utrecht
(1984), p. 26 e.v.) een uitvoerige karakterisering van
Springers werkmethode gegeven. Volgens Laanstra ging
Springer ervan uit, dat hij practisch alle onderdelen van
zijn schilderij vooraf wilde bestuderen. Met name in zijn
figuurstudies komt daarbij zijn scherpe observatiever-
mogen naar voren, hetgeen zieh uit in de proporties, de
stofuitdrukking en houdingen van zijn figuren. Volgens de
dames Springer nodigde hun grootvader vaak modellen uit
op zijn atelier, om hen in verschillende kostuums en
houdingen uit te tekenen. De verschillende schetsen
werden dan later samengevoegd tot een harmonische
compositie. Zo kon het ook gebeuren dat hetzelfde model
voor verschillende figuren in een schilderij dienst deed.
Met de betrouwbaarheid van Springers werk moet men
het daarom niet al te nauw nemen. Ook bij de weergave
van de architectuur in zijn stadsgezichten - hoe nauw-
keurig deze ook mögen zijn uitgevoerd - permitteerde hij
zieh af en toe toch vrijheden, waardoor van een topografisch
nauwkeurig beeid geen sprake kan zijn. Voor alles
lijkt een evenwichtige opbouw van zijn composities te
gaan. De schetsboeken die het museum ten geschenke
heeft gekregen vormen een boeiende studiebron om dit
spanningsveld tussen fantasie en werkelijkheid in het werk
van Springer nader te onderzoeken.
A. E. Kraayenga
Afb. 21. Marius Bauer (1867-1932), Een straat in Cairo, (1894),
zwart krijt, schetsboekblad 158x94 mm. (zie pag. 16)
Mededelingen
Lezingen Paleontologisch en Mineralogisch
Kabinet op dinsdagavonden:
‘D e IJstijden, het P leisto c een en N ede rland ’
De laatste lezing in de serie, die het Paleontologisch en
Mineralogisch Kabinet in 1986, organiseert en waarin
de IJstijden centraal staan zal plaatsvinden op dinsdag
2 0 mei om 2 0 .0 0 uur. Dan zal dr. W.H. Zagwijn (Rijks
Geologische Dienst) een voordracht houden, getiteld
‘Plantenkleed en k lim a a t in het IJ s tijd v a k ’.
Het IJstijdvak - dit is het tijdsbestek dat de laatste 2 tot
3 miljoen jaar van de aardgeschiedenis om v a t - wordt
gekenmerkt door een veelvuldige afwisseling van
koude en warme tijden. D e huidige, geologische tijd
(het Holoceen), circa 1 0 .0 0 0 jaar geleden begonnen, is
een voorbeeld van een warme tijd. D e koude tijden
worden ook IJstijden genoemd, hoewel lang niet
gedurende alle koude tijden ook werkelijk gletsjerijs
vanuit het noorden tot Nederland doordrong, zoals in
de voorlaatste koude tijd (Saale o f Riss) daadwerkelijk
het geval was.
Behandeld zal worden hoe de zeer Sterke wisselingen
in het klimaat het plantenkleed in onze streken
diepgaand beinvloedden, hetgeen leidde tot zieh steeds
weer herhalende cycli: bossen in warme tijden, die
plaatsmaakten voor boomloze vegetaties (toendra’s)
en zelfs vegetatiearme landschappen (poolwoestijnen)
in de koude tijden. Ook wordt een vergelijking gemaakt
met het Middellandse Zee-gebied, waar in dezelfde
tijden veeleer een afwisseling van droge en vochtige
vegetaties te zien is.
‘Schetsen uit het Oosten’, lezing over M arius
Bauer.
Op de jaarlijkse Vriendendag, zaterdag 24 mei om
10.30 uur, zal André Kraayenga een voordracht
houden over schetsboekjes van Marius Bauer, welke
deel uitmaken van de Kunstverzamelingen in Teylers
Museum.
De Haagse kunstenaar Marius Bauer (1 8 6 7 -1 9 3 2 )
was eenentwintig jaar oud, toen hij scheep ging voor
zijn eerste grote reis. D e z e tocht, in het najaar van
1 8 8 8 , voerde hem naar Constantinopel, de oude
Turkse stad aan de Bosporus, waar hij voor altijd onder
de indruk raakte van de O osterse cultuur. Zo begon een
leven van reizen en trekken, hetgeen hem in de loop der
jaren de uithoeken van onze aarde deed zien en wat de