
zijn dochter Fanny Kelk gaf van een bezoek dat zij in het
begin van de jaren vijftig aan haar vader op Corsica
bracht; de tekst is in de catalogus die de tentoonstelling
begeleidt opgenomen.
Ter gelegenheid van de zeventigste veijaardag van de
Schilder werd in 1956 in het Stedelijk Museum van
Amsterdam een overzichtstentoonstelling georganiseerd,
waardoor Germ de Jong weer volop in de belangstelling
kwam te staan, zoals blijkt uit de reeks van tentoon-
stellingen die daarop volgden. Langzamerhand, zonder
veel ruchtbaarheid, had de Schilder zieh een unieke en
aanzienlijke positie veroverd in de Nederlandse kunst-
wereld. Germ de Jong, die in 1964 naar Haarlem verhuisd
was, stierf op 11 april 1967 in Overveen.
De tentoonstelling die nu in Teylers Museum gehouden
wordt, beoogt niet - als de grote expositie in het Prin-
cessehof in Leeuwarden in 1973- e e n allesomvattend
overzicht te geven van het werk van Germ de Jong.
Daarvoor is zijn oeuvre te groot en zijn de expositie-
mogelijkheden te klein. Getracht is daarentegen om met
een selectie van ruim dertig schilderijen en een veertigtal
tekeningen en prenten een beeid te geven van enkele
karakteristieke facetten van de kunstenaar.
In de rijk geillustreerde catalogus vindt men, naast een
opstel over de artistieke ontwikkeling van de kunstenaar,
eenfKronkel’ van Simon Carmiggelt en herinneringen van
de kinderen van de schilder, een uitvoerige en boeiende
levensschets van Germ de Jong, geschreven door diens
schoonzoon Ger Verrips, waarin veel oorspronkelijk en
tot dusver onbekend materiaal verwerkt is.
Carel van Tuyll
Afgietsels van fossiele mensachtigen in
Teylers Museum: Homo sapiens
neanderthalensis (de Neandertaler)
Inleiding
De Neandertaler1 is ruim vertegenwoordigd in de
collectie afgietsels in Teylers Museum2. In dit artikel
zullen de vondsten uit het Neanderdal (Duitsland, 1856),
Spy (Belgie, 1886), La Chapelle-aux-Saints (Frankrijk,
1908), Forbes Quarry (Gibraltar, 1848) en Kabwe
(Broken Hill, Zambia (Rhodesie), 1921), die als afgietsel
in Teylers Museum aanwezig zijn, worden behandeld.
Verder zal worden ingegaan op het skelet, het uiterlijk, de
ouderdom, het voorkomen en de leefomgeving. Bovendien
zal in het kort iets worden gezegd over de cultuur van de
Neandertalers. Tenslotte komt de aanschaf van de
afgietsels ter sprake.
De ontdekking van de Neandertaler
a. Het Neanderdal
Joachim Neumann leefde ooit als kluizenaar in het dal van
de rivier de Düssei. Om zijn naam een klassiek tintje te
geven, liet hij zieh Neander noemen. Neumann dichtte
geestelijke liederen die vandaag de dag nog in de kerkelijke
gezangenboeken voorkomen. Naar hem werd later dit dal
genoemd.
In het midden van de negentiende eeuw was het Neanderdal
een geliefd plekje van de inwoners van nabijgelegen
steden en dorpen (o.a. Düsseldorf). In die tijd waren er al
grotten ontdekt en rond 1850 werd er natuursteen
gedolven en ontstonden er steengroeven. In 1852 wees
Professor Nöggerath erop dat de leemlagen in de grotten
nog niet waren onderzocht en dat daar wel eens fossielen
van ‘voorwereldlijke’ dieren zouden kunnen worden
gevonden.
Dr. Johann Carl Fuhlrott bestudeerde de geologie en
paleontologie van dit gebied, waarbij ook de grotten zijn
belangstelling hadden. Hij maakte de afspraak met de
eigenaar van een steengroeve dat hij mogelijk interessant
materiaal uit de groeve zou krijgen. Op een dag in
augustus, 1856, begon eengroepje arbeiders in een grot de
onbruikbare leemlaag los te hakken. De brokstukken
werden naar buiten gegooid, tot ze een aantal botten,
vastgekoekt in de leem, ontdekten. De botten, waarvan de
opzichter meende dat ze van een grottenbeer waren,
werden naar Fuhlrott gebracht. Deze zag direkt dat het
om menselijke beenderen ging. Het opvallendste stuk was
een schedelkap met een laag voorhoofd en zeer zware
wenkbrauwbogen. Helaas was het aangezichtsgedeelte
verloren gegaan. De beenderen van de ledematen waren
zeer massief.
b. De interpretatie van de vondsten
Bijna iedere onderzoeker had een andere mening over de
afkomst van de beenderen en de schedel. Volgens de een
was het een ‘oude Holländer’, waarbij hij zieh baseerde op
een, in werkelijkheid vrij recente, schedel van een
bewoner van een der Zuiderzee-eilanden, waar de
Afb. 4. Vier afgietsels van Neandertaler-schedels. V.I.n.r.: Kabwe, Neanderdal, Forbes Quarry en La Chapelle-aux-Saints.
bevolking het voorhoofd afbond, dat daardoor naar
achteren week. Volgens een ander was het een Kelt. Weer
een ander had het over een ‘idioot’ en er was iemand die
geloofde dat het om een kannibaal ging. Er werd ook nog
geopperd dat het een Mongoolse kozak was geweest, uit
het Russische leger dat Napoleon had achtervolgd.
Over de ouderdom van de beenderen was men het ook niet
eens. Volgens Fuhlrott waren de beenderen al aanzienlijk
oud en hadden ze toebehoord aan een mens met een
buitengewoon grove lichaamsbouw, een primitief ge-
bouwde oermens. Andere geleerden trokken een grote
ouderdom in twijfel en hielden het op een recente mens.
Enkelen die er een iets oudere mens in zagen, plaatsten
hem voor de Kelten en Germanen, maar niet veel ouder.
Volgens Thomas Huxley ging het om een normale mens,
met zeer extreme kenmerken, maar veel ouder dan de
meeste onderzoekers dachten. Rudolf Virchow, een voor-
aanstaand anatoom, was het daar niet mee eens en hield
het op een recente mens met door Engelse ziekte
vervormde beenderen.
In 1984 gaf dr. William King de Neandertaler een
wetenschappelijke naam: Homo neanderthalensis.
Later werden dergelijke vondsten ook op andere plaatsen
gedaan.
Spy
In de omgeving van Spy, niet ver van Namen (Belgie),
bevindt zieh een grot waar in 1879 werd begonnen met
opgravingen. Hierbij werd de bodem van de grot geheel
door elkaar gegooid. Toen in 1885 de paleontoloog
Marcel de Puydt en de geoloog Maxim Lohest een meer
wetenschappelijke opgraving wilden beginnen, bleek dat
in de grot niet meer mogelijk te zijn, omdat het vrijwel
ondoenlijk was de juiste ouderdommen van de door elkaar
gegooide aardlagen te bepalen. Daarom richtten ze zieh
op het terras dat voor de grot lag. Ze groeven een
proefsleuf waarin ze ondermeer vuurstenen werktuigen
vonden. Dit was een veelbelovend begin en ze besloten
verder te gaan. In juni 1886 werden op een diepte van vier
meter, twee menselijke Skeletten gevonden, samen met
een groot aantal dierenbeenderen.
Na onderzoek bleek duidelijk dat de resten van Spy en het
Neanderdal nauw overeenkwamen. Zo nauw, dat de pas
gevonden Skeletten dezelfde ‘afwijkingen’ vertoonden als
die van het Neanderdal. Dit vond men nogal onwaar-
schijnlijk en hiermee werd duidelijk dat de opvatting van
Virchow, n.l. afwijking door Engelse ziekte, niet was te
handhaven. Virchow hield zieh echter bij zijn stand-
punt.
Het stond vast dat de fossielen zeer oud waren, gezien de
diepte waarop ze werden gevonden en de begeleidende
fauna (o.a. mammoet, neushoorn en grottenhyena).
De mensen van Spy kregen aanvankelijk de naam Homo
spyensis, maar toen de overeenkomst met de mens uit het
Neanderdal was aangetoond, werd de naam veranderd in
Homo neanderthalensis.
Afb. 5. Een globale reconstructie van het skelet van een Neandertaler,
gevonden bij Spy, met behulp van de in de vitrine aanwezige
afgietsels van skeletdelen.
La Chapelle-aux-Saints
Aan het begin van de twintigste eeuw hadden drie jonge
priesters, Amede en Jean Bouyssonnie en Louis Bardon,
in hun vakanties al veel stenen werktuigen gevonden in het
dal van de rivier de Soudoire (Frankrijk), In 1908
besloten ze een kleine, bijna opgevulde grot te onder-
zoeken, in de nabijheid van het dorpje La Chapelle-aux-
Saints. De grot was zo laag dat ze op hun knieen moesten
werken. Hun arbeid had echter resultaat, Eerst bereikten
ze een aardlaag met verschillende stenen werktuigen en
dierenbeenderen. Op een dag waren ze wat dieper in de