
andere werktuigculturen.) Het Mousterien is beter ont-
wikkeld dan het Acheuleen van Homo erectus. De
Neandertalers maakten ook werktuigen van andere
materialen, zoals hout, been en gewei. Ronde stenen
kogels, meestal verschillende bij elkaar, die zijn gevonden,
doen vermoeden dat de Neandertalers bola’s bij de jacht
gebruikten.
De opmerkelijke onderkaak heeft een aantal ondeizoekers
het vermoeden doen uitspreken dat de Neandertaler zijn
gebit als werktuig gebruikte. Met name om voorwerpen of
voedsel vast te houden. Het laatste wordt bevestigd door
sporen op hun tanden die alleen kunnen ontstaan wanneer
iemand een stuk vlees tussen de tanden klemt en vlak bij
de tanden het vlees afsnijdt; de Inuit (Eskimo) doet dit
nog steeds3.
De Neandertaler gebruikte ongetwijfeld verschillende
jachttechnieken om op zowel grote als kleine dieren te
jagen. De grote dieren werden gevangen met behulp van
valkuilen, ravijnen of moerassen (zoals nog steeds
gebeurt); de kleinere dieren werden vermoedelijk met
behulp van strikken gevangen. Misschien is er ook vuur
gebruikt om het wild op te jagen. Vuur werd in ieder geval
gebruikt om zieh te verwarmen en ongetwijfeld hebben de
Neandertalers kleding gemaakt en gedragen, hier zijn
echter geen sporen van teruggevonden. Op diverse vind-
plaatsen zijn aanwijzingen gevonden van het gebruik van
hutten of tenten.
Het uiterlijk van de Neandertaler
De Neandertalers vertonen een goede aanpassing van de
levensomstandigheden in een koud klimaat. De lichaams-
bouw is wat gedrongen, met körte ledematen (om zo
weinig mogelijk wärmte te verliezen). De scheenbenen
zijn ten opzichte van de dijbenen niet zo lang; dit komt
overeen met die van recente volken die rond de poolcirkel
leven. Een gedrongen lichaamsbouw houdt niet in dat ze
klein waren. Vroeger dacht men dat de Neandertaler
ongeveer 1.60 m. lang werd. Een gemiddelde van 1.70 m.
lijkt echter juister.
De neus was groot en grof en ongetwijfeld zo gebouwd om
de ingeademde lucht te verwarmen. Verwarnung van lucht
was niet alleen nodig voor de longen, zoals lange tijd werd
gedacht, maar zeker ook voor de hersenen. Het gezicht
kon niet bevriezen, dankzij een goede bloeddoorstroming.
We weten dit omdat de gaatjes die in de wangbeenderen
zitten, en die het bloed moeten doorlaten naar het gezicht,
zijn vergeleken met die van moderne Europeanen en
Groenlandse Eskimo’s3. Bij de Eskimo’s zijn deze gaatjes
veel groter dan bij de Europeanen en we zien dit ook bij de
Neandertalers. Weke materie, zoals vlees, huid en haar
fossiliseert heel moeilijk en er blijft dan ook zelden iets van
over. Bij insluiting in ijs blijft alles bewaard. We weten dan
ook precies hoe de mammoet en de wolharige neushoorn
eruit zagen, omdat enkele exemplaren in hun geheel inge-
vroren zijn geweest. Helaas is er nog nooit een ingevroren
Neandertaler gevonden. Van de haargroei is dan ook niets
bekend. Waarschijnlijk was de lichaamsbeharing niet
weelderig. Als het echter zo is dat rassen met een sterk
ontwikkelde onderkaak een zware baardgroei hebben, dan
zouden de Neandertalers dus een behoorlijke baardgroei
gehad moeten hebben.
Ook over de huidskleur kan niets met zekerheid worden
gezegd. Er is een theorie volgens welke het blanke ras pas
zou zijn ontstaan, nadat men graan is gaan verbouwen en
koren een belangrijk voedingsmiddel werd. Graanpro-
dukten zijn arm aan aan vitamine D en om dit gebrek te
compenseren is een lichte huid beter, omdat het ultraviolette
zonlicht dan beter in Staat is vitamine D te
vormen. Indien dit zo is, dan had de Neandertaler een
Afb. 10. Reconstructie van het uiterlijk van de Neandertaler volgens
Jay Mathemes.
donkergekleurde huid. Andere antropologen gaan ervan
uit dat de Neandertalers de eerste blanken waren. Ze
leefden immers in de ijstijd en om zieh te beschermen
tegen de kou droegen ze kleren. De huid was hierdoor
slechts op enkele plaatsen aan het zonlicht blootgesteld,
zodat alle mogelijkheden tot het vormen van Vitamine D
gebruikt moesten worden. De voeding is echter ook van
belang. Als hierin voldoende Vitamine D zit, dan speelt
het ultraviolette zonlicht natuurlijk een minder belang-
rijke rol. Ironisch genoeg leidt een gebrek aan Vitamine D
bij de recente mens tot Engelse ziekte (Virchows interpre-
tatie van de vondsten, hierboven geschetst).
Het geestelijk leven van de Neandertalers
We kunnen ervan uitgaan dat de Neandertalers er een
ontwikkeld geestelijk leven op nahielden. Bij veel vondsten
is gebleken dat de Neandertalers hun doden be-
groeven en de manier waarop dit gebeurde, duidt aan dat
men eerbied voor de overledenen had en dat men nadacht
over wat er na de dood was. In een graf (Shanidar, Irak)
zijn zelfs pollen (stuifmeel) van bloeiende planten
gevonden. Werden er bloemen in het graf gelegd of zijn de
pollen afkomstig uit de kleding van de overledene?
Hadden de Neandertaler een religieus besef van een
hiernamaals? Grafvondsten duiden erop dat men graf-
giften meegaf. Dierenbeenderen lijken te wijzen op
voedsel voor de lange tocht na de dood, maar wat te
denken van werktuigen? Waren ze nodig om na de dood te
gebruiken, was het een eerbetoon aan de overleden maker,
of wilde men gewoon van de persoonlijke bezittingen van
de overledene af? In veel gevallen had men de doden in
een slaaphouding neergelegd (opgetrokken knie(en), op de
zij, hand onder het hoofd).
De gevonden skeletresten lijken erop te duiden dat de
Neandertalers zieh overgaven aan kannibalisme. De
werkelijke reden hiervan zullen we nooit weten, maar
kannibalisme komt nog steeds voor en er zijn verschillende
motivaties voor aan te geven. De Neandertalers
verwijderden in ieder geval de hersenen en het been-
merg.
In de loop der jaren zijn de onderzoekers er steeds meer
van overtuigd geraakt dat de Neandertalers een beren-
cultus hadden. Er zijn zoveel met zorg bijgezette resten
van beren gevonden dat een andere interpretatie niet meer
mogelijk kijkt. Er zijn nog steeds jagersvolken die hun
jachtbuit vereren en ook de berenverering komt nog voor
(Toengoezen in Siberie en Ainoes op het Japanse eiland
Hokkaido).
Sommige onderzoekers vermoeden dat er meer Neander-
talerculturen waren dan tot nu gevonden zijn.
Neandertalers in Nederland?
Op 1 maart 1962 vond de heer Teunissen een menselijk
dijbeen in een grintgroeve te Beegden (bij Roermond). De
heren Erdbrink en Tacoma zijn toentertijd tot de conclusie
gekomen dat het dijbeen van een vrouwelijke Neandertaler
is geweest. Erdbrink en Tacoma wijzen er overigens
op dat dit geen bewijs is voor het voorkomen van
Neandertalers in Nederland, omdat het been ook meege-
voerd kan zijn vanuit Belgie door de Maas.
De leefomgeving
De Neandertalers bewoonden heel Europa en het is
ondoenlijk om alle woonplekken te beschrijven. De
situaties verschilden niet zoveel van de huidige.
De Neandertalers leefden van het Eeminterglaciaal
(laatste tussenijstijd) tot in de tweede periode van het
Würmglaciaal (laatste ijstijd). Tijdens het Würm kwamen
in Europa o.a. de volgende dieren voor: mammoet,
grottenbeer, oeros, wolharige neushoorn, reuzenhert,
bizon, paard, rendier, grottenleeuw, wolf, poolvos en
verschillende kleine roof- en knaagdieren.
In het Nabije-Oosten leefden ook Neandertalers. Hier
was het klimaat warmer (ook tijdens het Würm) en er
liepen dan ook andere dieren rond, o.a.: rund, nijlpaard,
neushoorn, gazelle, damhert, varken, krokodil en harte-
beest.
Ouderdom en voorkomen
De bloeiperiode van de Neandertalers valt tussen ± 100
duizend jaar geleden en ± 40 duizend jaar geleden (in het
Nabije-Oosten) ä ± 35 duizend jaar geleden (in Europa).
Uit de periode tussen + 300 duizend en + 100 duizend
jaar geleden zijn een aantal fossielen bekend die of Homo
erectus-achtig4 zijn, of Neandertaler-achtig, of een soort
overgang tussen deze twee vertonen. De status van de
Rhodesia-mens is nog onduidelijk en datzelfde geldt voor
een vondst van een Neandertaler-achtige op Java. Op
deze na zijn praktisch alle fossielen van Neandertalers
gevonden in Europa. Samen met het aan de koude
aangepaste lichaam van de Neandertalers, lijkt het erop
dat de Neandertaler een typische Europese verschijning
was, die aangeduid wordt als de ‘klassieke Neandertaler’.
Aanschaf van de afgietsels in Teylers Museum
In 1901 bestelde en ontving Dubois een aantal afgietsels
waaronder die van de Neandertalers van het Neanderdal
en Spy. Deze afgietsels zijn gemaakt in Bonn, door B.
Stürtz. In 1925 kocht Dubois afgietsels van de schedel (en
de binnenkant van de schedel met hersenafdruk) van de
Rhodesia-mens, bij de firma R F . Dämon in Londen.
Over de aanschaf van de afgietsels van de ‘oude man’ van
La Chapelle-aux-Saints is niets bekend. Vermoedelijk
zijn deze gelijk gekocht met het afgietsel van de onderkaak
van Mauer5. Ook over de aanschaf van het afgietsel van
Forbes Quarry is op dit moment niets bekend.
W. de Jong
Met veel dank aan dr. J. de Vos en J.C. van Veen.
Noten
1. In dit en vorige artikelen wordt de voorkeur spelling van Neandertaler
gebruikt. Ne ändert haierf met een ‘h’) wordt evenwel ook nog
gebruikt.
2. Zie het vitrine-overzicht (biz. 12) in Magazijn 7, lente 1985.
3. Ter duiding van de bevolking van Greenland verdient de
benaming Inuit (= het Volk in de autochtone taal) de voorkeur
boven de door de Indianen gegeven schimpnaam Eskimo's;
hetgeen rauw-vlees-eters betekenL
4. Zie het vorige artikel: Homo erectus (Magazijn 8, zomer
1985).
Gebruikte literatuur
Bordes, Franpois, Aan de wieg van de mensheicL Paleontologie
van het steentijdperk. Wereldakademie W. de Haan, J.M.
Meulenhoff.
Constable, G., De Neanderthalers. Time-Life, 1973.
Leakey, Richard, Op het spoor van de mens. Het Spectrum, 1981.
Reader, John, Missing Links. The hunt fo r earliest man. William
Collins Sons & Co Ltd., Londen, 1981.
Moerman, P., Op het spoor van de Neanderthal-mens. De Boekerij,
1977.
Van Noten, Francis, De evolutie van de mens. De speurtocht naar
ontbrekende schakels. Natuur en Techniek, 1981.
Wendt, H., Van aap tot Adam, op zoek naar de eerste mens. 1973.