
Hollandse tekeningen uit de 17de eeuw
Een gevarieerde keuze van minder bekende werken
De verzameling Hollandse zeventiende-eeuwse tekeningen
in Teyler is welbekend en omvat tal van dikwijls
geëxposeerde en gereproduceerde meesterwerken van
belangrijke kunstenaars. Daamaast zijn er echter ook vele
minder bekende bladen in de collectie, die in kwaliteit niet
onder hoeven te doen voor hun beroemdere soortgenoten
maar die, om welke reden dan ook, slechts zelden of nooit
tentoongesteld werden. Uit die tweede groep is tot en met
15 juni een kleine selectie te zien achter de gordijntjes in
het tekeningenkabinet van het museum.
De keuze was erop gericht een zo gevarieerd mogelijk beeid
te bieden van de uiteenlopende onderwerpen en tech-
nieken waaruit de tekenaars van de zeventiende eeuw
konden kiezen: er zijn landschappen en figuurstudies,
historische voorstellingen en genretaferelen, een dier-
studie en een enkel portret, sommige met de pen of het
penseel, andere met zwart of rood krijt getekend.
Sommige van de vertegenwoordigde kunstenaars zijn
beroemd: Jan van Goyen, Philips Koninck, Simon de
Vlieger, andere zijn minder bekend maar even vaardig in
de tekenkunst. Zo is er een boeiend intérieur van een
gotische kathedraal te zien van de Middelburgse schilder
en architect Daniel de Blieck(c. 1630-1673), datvolgens
een opschrift achterop de tekening de Onze-Lieve-
Vrouwenkerk van Antwerpen zou voorstellen.
Een klein, in grijze inkt uitgevoerd berglandschap van
Allart van Everdingen (1621-1675) herinnert aan de reis
die de kunstenaar maakte naar Scandinavie in opdracht
van de Amsterdamse koopmansfamilie Trip om daar hun
ijzermijnen in beeid te brengen. Het blad contrasteert
sterk met het ongeveer gelijktijdige pastorale landschap
van de Italianisant Jacob van der Does (1623-1673),
waar een herder zijn schapen weidt bij de ruine van een
klassiek gebouw.
Bijzondere aandacht verdient een pentekening, toege-
schreven aan de pre-Rembrandtist Jan Pynas (1583/84-
1631) (afb. 11), die recent verworven kon worden dankzij
de Vrienden van Teylers Museum. Het is een snelle,
spontane schets van een enigszins macaber bijbels
gegeven: uitgebeeld is hoe honden het lijk van koningin
Jezebel, die door dienaren van Jehu uit haar venster te
pletter geworpen was, uiteen scheuren. De tekening, die
uit Engels particulier bezit stamt, werd door Agnes
Tümpel op naam van Jan Pynas gezet. Het lijkt een
voorstudie te zijn voor een schilderij, maar of de
kunstenaar ook een geschilderde versie van dit thema
gemaakt heeft, is onbekend. Het blad vormt een welkome
aanvulling op de kleine groep tekeningen van andere
kunstenaars uit de generatie van Rembrandt’s leermeester
Lastman die reeds in de collectie aanwezig waren.
Carel van Tuyll
Afb. I I . Jan Pynas (1583/84-1631) - De dood van koningin
Jezebel. Pen en penseel in bruin, 161x193 mm.
De Schaar-Minerve: Joanna Koerten (1650-1715)
In het tekeningenkabinet van Teylers Museum is deze
winter een selectie getoond uit het Panpoeticon Batavum,
de verzameling portretten van Nederlandse dichters. De
nauwlettende museumbezoeker is het wellicht opgevallen
dat drie bladen, de portretten van Kaspar Brandt, Hubert
Poort en Gesine Brit (afb. 12) voorzien waren van een
gedichtje dat betrekking had op Joanna Koerten. Zo viel
bijvoorbeeld bij Gesine Brit te lezen:
‘Wie vlechte om Koertens hooft oit heerlijker kroonen,
Dan Brit, wanneer zy queelt op hare harder-toonen?’
Afb. 12. Arnold Boonen (1669-1729) - Portret van Gesine Brit,
olieverf op papier.
Afb. 13. Joanna Koerten (1650-1715) - Portret van koning-
stadhouder Willem III. Leiden, Stedelijk museum ‘de Lakenhal’.
Na enig speurwerk blijken zieh 15 dichtersportretten in
het Panpoeticon Batavum van Teylers Museum te
bevinden die een verwijzing bevatten naar Joanna
Koerten.
Wie was deze Joanna Koerten en waarom wordt zij
vermeld onder dichtersportretten? Het blijkt dat Joanna in
haar tijd (1650-1715) een beroemdheid was door haar
knipkunst; zij werd ook wel de Schaar-Minerve ge-
noemd1. Was deze tak van de kunstnijverheid toentertijd
bij vele vrouwen van de gegoede stand een geliefd tijd-
verblijf, Joanna Koerten bracht haar tot ongekende
hoogte2. Temidden van haar papieren kunstwerken gold
zij voor buitenlanders, die Amsterdam aandeden, als een
belangrijke bezienswaardigheid. Vorsten waaronder tsaar
Peter I, zijn bij haar op bezoek geweest en hebben haar
werk bewonderd. Voor de vrouw van Leopold I de Duitse
keizer zou ze een bloemstuk hebben gemaakt, waarvoor
ze / 4000,- ontving. Haar werk bestond voor een groot
deel uit portretten van belangrijke tijdgenoten, zoals Jan
de Witt, Willem III (afb. 13), Lodewijk XIV en Frederik
III van Pruisen. Hiemaast vervaardigde ze ook enkele
landschappen, zeegezichten en historiestukken. Van haar
werk resteert vrijwel niets meer; het portret van Willem III
te Leiden is een van de zeldzame stukken die de tand des
tijds heeft overleefd.
Tijdgenoten waren verrukt over haar werk en vele dichters
schreven verzen voor Joanna om haar en haar knipwerk te
loven. Deze bijna 150 gedichten, waaronder werk van
Hieronymus van Alphen, Balthasar Becker, de Feitama’s
en Johan en Kaspar Brandt zijn 20 jaar na haar dood
uitgegeven3. Arnold Houbraken nam in zijn De Groote
Schouburgh der Nederlantsche Konstschilders en Schilderessen
van 1721 het volledige gedieht van Gesine Brit,
die hierboven genoemd is, op. In deze negen pagina’s
teilende Harderszang laat Brit bij monde van de herder
Corydon ‘vermaard bij Gysbrechts erven’ [Amsterdammers]
de kunstwerken van Joanna Koerten de revue
passeren. Over het afgebeelde portret van Willem III
lezen we:
‘Komt Amstelnimfen, vlecht nu Palmen en Lauw’rieren
Om schrand’re Galatee [Koerten] gulhartig te versieren.
Haar eed’le Schaar verwint den Beitel, e n ’t Penseel,
En toont den Britsen Roem [Willem III], die ’t wreev’lig
Woudkrakkeel,
Gelyk een Hercules, grootmoedig klonk aan banden;
E n ’t wilde Boszwijn [Jacobus II] dreef uit Veneryks waranden.
Zy heeft dien dapp’ren Held, Satumus roem ten spyt,
In haar gekerfde blaen, aan de Eeuwigheid gewyd.’
Behalve dichters brachten ook schilders haar hulde. Jan
Luyken, Frans van Mieris, Nicolaes Verkolje, Abraham
Rademaker, Isaac de Moucheron, Jan Goeree, Herman
Afb. 14. Ottmar Eiliger (1666-1135)-Allegorie op Joanna Koerten,
potlood en penseel in grijs.