
uitgegeven; deze cn ook alle latere zegels dragen de
beeltenis van Victoria.
Tenslotte gaf Queensland zijn eerste postzegels uit in
1860; ook deze dragen, met uitzondering van de 9 penny-
zegel van 1903, met een allegorische afbeelding, alle de
afbeelding van Victoria. Ondanks het feit dat alle staten
voortdurend de afbeeldingen van Victoria op hun postzegels
gebruikten, was er allerminst sprake van een
postale eenheid; dit blijkt vooral uit de verschillende
watermerken die door de verschillende staten in hun
zegels werden aangebracht.
Voor het woestijngebied van het Noorder Territorium
werden nimmer postzegels uitgegeven.
A. van der Werff
Tentoonstelling, John Rädecker 1885-1956
Al tijdens zijn leven werd John Rädecker, wiens honderd-
ste geboortedag dit jaar herdacht wordt, beschouwd als de
belangrijkste Nederlandse beeldhouwer van de eerste
helft van deze eeuw; een reputatie die haar bekroning vond
in de opdracht voor het Nationale Monument in Amsterdam.
Maar Rädecker was niet alleen als beeldhouwer
bekend en gezocht: de schilderijen en vooral de vele
tekeningen die hij in de loop van zijn leven maakte werden
gretig verzameld door musea en particulieren en staan
dikwijls op één hoogte met het beste uit zijn beeldhouw-
werk. In tegenstelling tot veel andere beeldhouwers
beschouwde Rädecker het tekenen niet als een secundaire
activiteit. Sommige aspecten van zijn artistieke persoon-
lijkheid kwamen zelfs beter tot uiting op het platte vlak van
het schetsblad dan in de drie dimensies van een sculptuur.
Toen dan ook het idee ontstond om dit najaar in Teylers
Museum een tentoonstelling aan deze kunstenaar te
wijden, werd in eerste instantie gedacht aan een expositie
van diens tekeningen en schilderijen, aansluitend op de
traditie van het muséum. De viering van het herdenkings-
jaar heeft anders doen besluiten. In de nieuwe opzet
worden de verschillende facetten van Rädeckers kunste-
naarschap in gelijke mate belicht
John Rädecker, geboren op 5 September 1885 te
Amsterdam, was de tweede zoon van de houtsnijder en
modelleur Willem Rädecker, die zijn zoons in zijn eigen
kunstambacht opleidde. Toen John ongeveer achttien jaar
oud was, had hij zodoende al een grote technische vaar-
digheid in het bewerken van hout en steen. Samen met zijn
broers kwam hij in verzet tegen het ondergeschikte,
ambachtelijke karakter van zijn vaders métier dat, naar
hun mening, weinig met kunst te maken had. Rädecker
sloot zieh aan bij een groepje jonge Amsterdamse
kunstenaars en bezocht met hen de Rijksakademie. De
beeldhouwklas daar liet hij al spoedig vallen, maar de
tekenlessen ’s avonds bleef hij vier jaar lang volgen. In
1912 vertrok hij met enkele vrienden, waaronder Jacob
Bendien (1890-1933), naar Parijs, waar ze in armoe
leefden maar waar ze uitgebreider dan in Nederland
mogelijk was, kennis konden maken met de nieuwste
stromingen in de schilderkunst: fauvisme, kubisme en
futurisme. In die jaren schijnt Rädecker zelfs - in het voet-
spoor van Bendien - enkele abstracte doeken geschilderd
te hebben, maar die experimentele werken moet hij later
zelf weer vemietigd hebben. In ieder geval is in de
bewaard gebleven schilderijen uit de vroege jaren de be-
Î a n g s tfillin g voor de avant-garde in Frankrijk duidelijk
zichtbaar.
Rädeckers vroegste sculpturen staan nog dicht bij de
ambachtelijke traditie waarin hij was grootgebracht; het
zijn vrijwel zonder uitzondering kleine, uit hout geneden
fïguurtjes. Ook zijn invloeden te herkennen van de oude
Egyptische en Voor-aziatische beeldhouwkunst, waarvan
Rädecker niet alleen in Parijs maar ook in Haarlem, in het
inm iHHpls niet meer bestaande Museum van Kunstnijver-
heid, kennis had kunnen nemen. Een kop als het Houten
zelfportret uit 1912, op de tentoonstelling aanwezig, laat
die Egyptische invloed duidelijk zien. Tegen 1920 vond
Rädecker langzamerhand een eigen stijl en ontstonden de
eerste ‘maskers’- fragmentarische gezichten, dikwijls
met gesloten ogen en een vage, onbestemde glimlach om
de lippen-die zo karakteristiek zijn voor de kunstenaar.
Belangrijk voor Rädeckers loopbaan was de steun die hij
ondervond van de vooraanstaande kunstcriticus H.P.
Bremmer, die in het door hem geleide tijdschrift Beeidende
Kunst regelmatig aandacht schonk aan Rädeckers
werk in de verschillende technieken. Bremmer was tevens
adviseur van mevrouw Hélène Kröller-Müller, die onder
zijn leiding haar kunstverzameling opbouwde. Via Bremmer
ontving Rädecker in de loop van de jaren twintig een
gestage reeks opdrachten voor kleinere sculpturen in
brons en hout voor een groeiende kring van toegewijde
verzamelaars, maar ook enkele grotere opdrachten voor
o.a. tuinsculptuur van mevrouw Kröller-Müller. Een
nieuw verblijf in Parijs (1929-1931), waar Rädecker
onder meer geïnspireerd raakte door het fameuze Bal
Nègre’, hep uiteindelijk op weinig uit, maar na terug-
komst in Nederland bleek zijn reputatie daar inmiddels
onaantastbaar. Enkele éénmanstentoonstellingen van
Afb. 19. John Rädecker - Gezicht op Blaricum ca. 1914.
coll. Mevr. A. Banting-Râdecker
TEYLER<§>MUSEUM
sculptuur, tekeningen en schilderijen en een aantal
publieke opdrachten waaronder het Toorop-monument in
Den Haag, brachten de kunstenaar sterk onder de
aandacht van het publiek.
Toen na mei 1945 van allerwege opdrachten loskwamen
voor monumenten ter herdenking van de doorstane jaren,
kreeg Rädecker behalve een monument in Waalwijk ook
de belangrijkste opdracht, die voor het Nationale Monument
op de Dam, toegewezen. In samenwerking met zijn
zoons en met de architect J.J.P. Oud, die verantwoor-
delijk was voor de architectonische opbouw van het
monument, heeft de kunstenaar de laatste acht jaar van
zijn leven aan deze grote opdracht gewerkt. De onthulling
ervan heeft hij niet meer beleefd: Rädecker stierf op 12
januari 1956.
Enkele maanden na zijn dood werd de kunstenaar
herdacht met een grote overzichtstentoonstelling in het
Stedelijk Museum in Amsterdam, een initiatief dat tien
jaar later herhaald werd in de Rijksakademie. Sindsdien is
zijn werk echter alleen nog maar incidenteel geexposeerd,
zodat de najaarstentoonstelling in Teylers Museum, die
meer dan honderd sculpturen, tekeningen en schilderijen
zal omvatten, voor velen - vooral jongeren-een eerste,
diepere kennismaking zal kunnen zijn met het werk van
John Rädecker.
In zijn beeiden zowel als in zijn tekeningen geeft Rädecker
blijk van een heel persoonlijke en opvallende visie. Zelden
realistisch, eerder ingekeerd en verstild, ademt zijn werk
een sfeer van vervreemding die dikwijls als ‘dichterlijk’ en
‘verdroomd’ is omschreven. Het Symbolisme heeft hem in
zijn jeugd sterk beinvloed en sporen ervan blijven in zijn
hele oeuvre doorwerken. Een aantal thema’s komt steeds
weer terug: dierfiguren, portretten van familieleden en
vrienden, maskers en - als meest constante motief in zijn
werk - het vrouwelijk naakt. Of ze nu met krijt getekend
zijn of uit steen gehouwen, Rädeckers naakten zijn
meestal onbewogen staand weergegeven, soms met een
hand geheven, de blik dikwijls afgewend, sensueel maar
afstandelijk. De kunstenaar mijdt iedere abrupte beweging
die de vloeiende contour van het lichaam zou verstoren.
Ondanks de grondige opleiding in het academisch tekenen
die hij aan de Rijksakademie gekregen had, verkoos
Rädecker het meestal om zijn naakten zonder model te
tekenen of te hakken, en werkte hij het liefst naar zijn eigen
verbeelding. In zijn werk zocht hij naar een uitstraling of
verdieping die zijn figuren uittilt boven de zichtbare
werkelijkheid. Pas na ca. 1934 ging hij - in navolging van
jongere beeldhouwers - weer naar het geposeerde model
werken, maar ook dan behouden zijn beeiden en teke-
ningen die sfeer van bovennatuurlijke geheimzinnigheid
die zo typerend is voor een groot deel van Rädeckers
■ B Afb. 20. John Radecker - Vrouwenkop ca. 1935. Particulière collectie
oeuvre. De voor de tentoonstelling gemaakte selectie van
beelden, schilderijen en tekeningen beoogt niet alleen een
zo compleet mogelijk overzicht te geven van Radeckers
mogelijkheden en ontwikkeling, maar ook die karakteris-
tieke kant van zijn artistieke verbeelding zo duidelijk
mogelijk tôt zijn recht te laten komen.
C. van Tuyll
De tentoonstelling ‘John Radecker 1885-1956 is van 8 September
tot en met 17 november 1985 in Teylers tweede schilderijenzaal
en tekeningenkabinet te zien. In de week van 3 t/m 6 September
wordt deze overzichtstentoonstelling ingericht. Hoewel het museum
er naar streeft het ongemak voor de bezoekers tôt een minimum te
beperken, is in die week de toegang tôt de kunstverzamelingen
niet gegarandeerd.
Opening tentoonstelling ‘John Radecker 1885-1965’
De tentoonstelling wordt geopend op zaterdag 7 September
om 11.30 uur.
Vanaf 11 uur is er gelegenheid een kopje koffie te drinken.
U bent van harte welkom.
Mededelingen
Mineralogie-prijs voor Lydie Touret
Op 11 mei 1985 heeft de algemene vergadering
van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen
besloten de bate uit het Pieter
Langerhuizen Lambertuszoon-Fonds te ver-
lenen aan mevr. dr. L. Touret, wetenschappe-
lijk medewerkster in het Mineralogisch en
Paleontologisch Kabinet van Teylers Museum.
Wellicht behoeft deze zeer eervolle onder-
scheiding voor dr. Touret enige toelichting.