
De Heidelberg-mens
Op 21 Oktober 1907 werd er druk gewerkt in een grint-
groeve bij Mauer (niet ver van Heidelberg in West-
Duitsland). In deze groeve waren al regelmatig fossielen
opgegraven, die dan naar de Universiteit van Heidelberg
werden gestuurd. Een van de arbeiders, Daniel Hartmann,
stak die ochtend zijn schop in de grond en groef een
bot op, dat vrijwel direkt in tweeen brak. Hij herkende er
een onderkaak in en bracht deze naar de eigenaar van de
groeve, J. Rosch. Rosch stuurde de onderkaak naar dr.
Otto Schoetensack.
Schoetensack bestudeerde en beschreef de onderkaak en
wees op de speciale eigenschappen ervan: de kaak heeft
geen vooruitstekende kin, wat aan apen en mensapen doet
denken, maar wel een gebit dat overeenkomt met dat van
een recente mens (afb. 14).
Afb. 14. Afgietsel van de onderkaak van de Heidelberg mens
De Peking-mens
In China worden al eeuwenlang ‘draketanden’, tanden en
kiezen van fossiele zoogdieren, genialen, omdat men
denkt dat van het maalsel medicijnen en elixers bereid
kunnen worden. Deze ‘draketanden’ kunnen bij apo-
thekers gekocht worden.
Voordat de eerste kies van de Peking-mens werd
gevonden, hadden al veel onderzoekers deze fossielen
gekocht en verzameld. In het begin van de jaren ’20 was
dat de Zweed Gunnar Andersson. Door de plaatselijk
bevolking werd hij op de hoogte gesteld van de aan-
wezigheid van een kalkgroeve bij Zhoukoudian (Chou
Kou Tien), zuidwestelijk van Beijing (Peking). Seimen met
dr. Otto Zdansky begon hij met opgravingen. Er werden in
groten getale fossielen gevonden, maar pas toen men in
Europa het materiaal ging uitprepareren, vond men een
menselijke kies. Zdansky beschreef deze als Homo sp. (=
species, een afkorting die wordt gebruikt om aan te geven
dat men niet weet aan welke soort het omschrevene moet
worden toegeschreven).
Na het vertrek van Zdansky begon Davidson Black, een
Canadees, zichte interesseren voor Zhoukoudian. Op 16
Oktober 1926 bracht iemand hem een kies die uit de
groeve kwam. Black onderzocht de kies zorgvuldig en
vergeleek deze met bekende menselijke kiezen. Uiteinde-
lijk stond voor hem vast dat de kies behoorde aan een
nieuwe soort mensachtige, welke hij de naam Sinanthropus
pekinensis, of wel de Peking-mens, gaf. Eigenlijk kan
dat niet; op basis van zo weinig gegevens een geheel nieuw
geslacht en soort maken. Black had echter geluk,
aangezien enige tijd daama een schedel werd gevonden,
die net zulke kiezen had. De naam Sinanthropus
pekinensis bleef daarom gehandhaafd. De Peking-mens
lijkt veel op de Java-mens van Dubois. Vandaar dat de
-zeker niet algemene - naam Pithecanthropus erectus
pekinensis bij het afgietsel in Teylers Museum zo vreemd
nog niet is (afb. 15).
Een niet zo leuke gebeurtenis deed zieh eind 1941 voor.
Of men de kaak toeschreef aan een aap of een mens, lag
aan het feit of men het gebit of de vorm van de kaak meer
benadrukte. De geleerden wisten nog niets van Homo
erectus, alleen de Java-mens was bekend, maar deze had
geen onderkaak opgeleverd, zodat er geen vergelijkings-
materiaal was. Er waren wel andere fossielen van mensen
gevonden: bijv. de Neandertaler (1856) en de Cro-
Magnon-mens (1860), maar velen gingen er van uit dat
deze fossielen geologisch gezien jong waren en zeker niet
zo oud als de onderkaak van Mauer, die volgens
Schoetensack ongeveer 400.000 jaar oud moest zijn.
Aan het eind van de jaren ’30 zijn vollediger vondsten van
de Aapmens gedaan (ook onderkaken) en toen heeft men
vastgesteld dat de Heidelberg-mens tot Homo erectus
moet worden gerekend.
Afb. 15. Afgietsels van de Peking mens
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was men
bang dat de Japanners, die China binnenvielen, de
fossielen zouden confisceren. men besloot daarom ze te
verschepen naar Amerika. De fossielen hebben Zhoukoudian
wel vertaten, maar wat er daama gebeurd is, weten
we niet; in ieder geval zijn ze spoorloos verdwenen.
Gelukkig waren er door Franz Weidenreich, de opvolger
van Black in Zhoukoudian, prächtige afgietsels gemaakt,
zodat er tenminste iets is overgebleven.
Enkele kenmerken en vaardigheden
van Homo erectus
Alles duidt erop dat we met een mens te maken hebben.
De vorm van het gebit2 (hoefijzervormig) verwijst eerder
naar de mens dan naar een mensaap. Ook de relatief
kleine hoektand en de afwezigheid van een diasteem geven
geen grond voor twijfel. Toch zijn er wel verschillen tussen
het gebit van de Java- en Peking-mens enerzijds en de
huidige mens anderzijds. Zo zijn de valse kiezen (de pre-
molaren) bijna tweemaal zo groot als bij de huidige mens.
Verder zijn bij de meeste recente rassen de bovenste
snijtanden beitelvormig; bij de Peking-mens zijn ze schop-
vormig. Dit kenmerk treft men echter ook weer aan bij een
groot deel van het Mongoolse ras. Weidenreich, die de
Peking-mens uitvoerig heeft beschreven, beschouwd de
Peking-mens dan ook als voorouder van het Mongoolse
ras. Alle bekende Homo erectus onderkaken vertonen een
terugwijkende kin, in tegenstelling tot de huidige mens.
De hersenen van Homo erectus, zowel qua vorm als
inhoud, zijn verder ontwikkeld dan die van Australopithecus.
(Herseninhoud: Australopithecus ca. 500 cc.;
Homo erectus ca. 1000 cc.; Homo sapiens ca. 1400 cc.;)
wat interessanter is, is dat bij de hersenafdrukken (aan de
binnenzijde van de schedel te zien) van Homo erectus de
zone van Broca soms te zien is. De zone van Broca (aan de
voorkant van de linkerhersenhelft) coördineert de spieren
van de mond, tong en keel als we spreken. Die zone is niet
altijd te zien, omdat bij een groot aantal fossielen de
zijkant vaak beschadigd is. Mag uit de aanwezigheid van
de zone van Broca de conclusie worden verbonden dat
Homo erectus kon spreken? We weten het niet zeker,
alhoewel het verleidelijk is het aan te nemen. Indien
Homo erectus werkelijk een taal gebruikte, moeten we ons
daarbij waarschijnlijk geen taal voorstellen zoals wij die
kennen, maar wel een taal die voor hem optimaal
voldeed.
Wanneer we de schedel verder bekijken, zien we een vrij
laag voorhoofd en een zware beenwal boven de ogen. De
Java-mens verschilt hierin iets van de Peking-mens, maar
ze verschillen niet meer dan twee rassen van de huidige
mens.
Ook interessant is dat in de vindplaats van de Peking-
mens sporen van vuur zijn gevonden, in de vorm van
verbrande beenderen en as. Verder zijn er werktuigen
bekend die voor verschillende doeleinden gebruikt konden
worden. De vondsten van uitgestorven bavianen bij
Olorgesailie (Afrika) en uitgestorven olifanten te Torralba
en Ambrona (Spanje) lijken er op te wijzen dat Homo
TEYLER<§>MUSEUM
erectus systematisch deze dieren bejaagde tot de dood
erop volgde. Vondsten te Terra Amata (bij Nice,
Frankrijk) lijken er op te wijzen dat Homo erectus in Staat
was hutten te bouwen.
Het uiterlijk van Homo erectus
Zodra iemand weet dat Homo erectus wel eens een
direkte voorouder van de huidige mens kan zijn geweest,
vraagt hij zieh al snel af hoe deze voorouder er dan wel uit
heeft gezien: aap- of mensachtig, zwaar of licht gebouwd,
zwaar of licht behaard, enzovoort.
Zoals in het vorige artikel2) al is uiteengezet, is daar niets
met zekerheid over te zeggen. Het is sterk afhankelijk van
het inzicht van degene die de aanwijzingen voor een
reconstructie geeft. Iemand die ervan overtuigd is dat
Homo erectus nog niet menselijk was, zal al snel een
aapachtig wezen weergeven met een zware beharing.
Iemand met het tegenovergestelde inzicht zal hem veel
menselijker maken.
Afb. 16. Reconstructie van Pithecanthropus eretus, door Dubois
vervaardigd, foto en copyright; Rijksmuseum van Natuurlijke
Historie - Leiden