
benadering ‘naïef zou kunnen noemen, komen dikwijls
herinneringen aan het Amelandse vissersleven voor:
zeegezichten, vissersschuiten en soortgelijke onderwer-
pen, weergegeven op en krachtige en zeer persoonlijke
manier. De linoleumsnede, met z’n abrupte overgangen
van licht naar donker, was duidelijk één van Oud’s meest
geëigende uitdrukkingsvormen; de voor Teylers Museum
verworven groep geeft een mooi beeid van de mogelijk-
heden van deze eigenzinnige en boeiende kunstenaar.
Afb. 21 Tames Oud - ‘Haven’ (zonder titel). linoleumsnede
Afb. 22 Tames Oud - Sint Maarten (1935-1950).
Linoleumsnede.
Tenslotte is het museum in het bezit gekomen van een
hotusnede van Jan Mankes (1889-1920), getiteld ‘De
zieke kraai’. Deze prent, een van Mankes laatste werken,
vormt een welkome aanvulling op de reeds aanwezige
serie grafiek van de kunstenaar.
R eadies van lezers
De stranding van een potvis
Naar aanleiding van het artikel ‘Een beeid van waarheid,
rond de stranding van een potvis’ in het lentenummer van
1984 van Magazijn hebben ons twee interessante reacties
bereikt.
Dr. D.A. Hooijer, oud-conservator van het Rijksmuseum
van Natuurlijke Historie in Leiden, wees ons op een
artikel van Husson en Holthuis. Daarin leggen de auteurs
de wetenschappelijke naam van de potvis vast als
Physeter Macrocephalus Linnaeus, 1758; zij verkiezen
deze naam boven Physeter Catodon Linnaeus, 1758.
Bovendien blijkt uit het artikel dat de tekening van
Goltzius - in Teylers Museum - van grote zoologisch-
systematische waarde is. Deze is namelijk aangewezen
als het lecto-type van de potvis, d.w.z. de afbeelding
waarop de eerste beschrijving van de potvis is gebaseerd
is. Bij gebrek aan een echte potvis kan een tekening of
afbeelding dienen als lecto-type.
Het grote aantal type-exemlaren van fossielen vormt de
trots van het Paleontologisch-Mineralogisch Kabinet van
Teylers Museum, maar de aanwezigheid van een zoologisch
type-exemplaar bij de kunstverzamelingen is wel
heel curieus.
Literatuur:
Husson, A.M. en Holthuis, L.B., Physeter Macrocephalus
Linnaeus, 1758, The Valid Name for the Sperm Whale,
In Zoologische Mededelingen, deel ' 48, no. 19 )1974) p. 205-
217.
Een brief van Prof. dr. Th.H. Lunsingh Schreurleer,
buitengewoon lid van Teylers Tweede Genootschap is de
tweede reactie op hetzelfde artikel:
‘Graag wil ik hierop een kleine aanvulling geven door U te
verwijzen naar het boek van wijlen mijn collega H. de
Waal, ‘Drie eeuwen Nederlandse Geschieduitbeelding’,
Den Haag, 1952. In deel I (biz. 19, 20) wijst hij erop -
onder het hoofdstuk ‘Allegorische uitleg van contemporaine
gebeurtenissen’ - hoe al in 1522 een gestrande
‘walvisch’ de gemoederen in Haarlem in beweging bracht.
Luther zag het feit als een ‘zeker teeken van toom’ van
God.
Van het gedieht bij Jan Saenredams prent uit 1602 geeft
Van de Waal een vertaling (deel II, biz. 8, noot 4), waaruit
duidelijk is, dat de gestrande potvis ook in de 17de eeuw
als een teken van toom Gods, wijzend op de nederlaag
moet worden gezien. Ook Uw afb. 7 wijst in diezelfde
richting.
De prent van Saenredam hing ook in de Leidse Anatomie.
Niet alleen omdat daar ook delen van die potvis bewaard
werden, maar zeker ook als zichtbaar blijk van de
‘wondertekenen’. Over dat laatste vindt U meer in mijn
artikel ‘Un Amphithéâtre D’Anatomie Moralisée’, dat
verscheen in ‘Leiden University in the seventeenth
Century’, Leiden, 1975, biz. 236/7, afb. 23 [...] (Ed. by
Th.H. Lunsingh Schreurleer en G.H.M. Posthumus
Meyes).
B