1 B. 17C5. Zwartachlige talk, "j
1784. Zteartachtige talk. /
1802. Sc - pentijn.
1827. Geëmailleerde críirrfe.l
1828. Gecmaillcerde aarde.
H 1881. Geëmailleerde aarde.
18S3. Geëmailleerde aarde.
1884. Quartz.
MFI:
REVERS als de Toorjjnande. N. 1827 îs ecn langrwcrpiç rond plnaljo,
met liet bceld van deii kcTCr in vcrLeven wcrk; raii n. 1828 ziju de
Tjoiijels met TerscUUIcnde kleui-en ingclejd greweesl.
Nn. 754, 8G0, 932, 1005, 1020, 1134, 1205, 1258, 1263, I2D1, 1313, 1329, 1359, 1381, 1409,
1485, 1501, 1565, 1644, 1651, L"OI, 1724, 1725. L'ESC. — KII. 917 eu 934. ci. — Nu. 1802, en 1828.
AN. - ^N. 921, 1751 en 1827 aan^ekochl te LIVORMO.
1893—1895. Gccìnailleeì - de aarde. De SCBORI'IOÎS, ziimcbceld van de ¡jodiii Solk. (AM.)
189«. Ge'éma¡llee>- de aarde. SI-RISCHÍA.X, met liei beold eeiier godin met fo"ii<orsc/<e»(?) - ]ioord
onder op liet voelstuk.
1897. ^ S " " ' - •^•"«G- ( ^«0
1S98. Hristai. DE LÌTCS, een Visru. in Lei .IE^rptiscli Renili gcnaamd, zinnebeeld RNII don
b<ivcn - J \ 'ijl.
1899. Brom. De OXTRINCMCS {?}, een Vrscn. {A^.)
1901—1907. Gefimailleerde aai - de. Amuletten met eencii Visen iii verlievcn werk op de boveriz.'
ùde; op do onderzijdo liierofflyphisebc namen of Tersier.sels: 1901, 1902 Tooriiaain Uù-nioneheper
van Thoothmosis 111, uil het XYIIP slaniLuis: n. 1905, naain van Amon - ra; 1907 ^aii
Amon: op J906 het zinnebceldige hoofd Tan Hat iior eu op 1904 >
C. GEDESKTEEKEN-S, GF.REF.DSCOAP nEUOORENÜK TOT r
OPESLUKE OF AFZO.VDEEI.iJKE
Ondersclicldenc Toorwerpen raji deze Afdeeling:, zooals bijTb. al de ¡froote offer- of pleiig-tafel.'.,
behooreu door hunne opscbriften lot de LgKM0»cslE.fTE^; andere zjjn >au halskelens of mumio-nctleii
afkonistig-, en zouden inisscbieii ondcr de Amiüetten of de LijkTersJurseieii ccnc geseliikte plaais
geTonden kunncn Iiebben, fl ij Lebben echter geineend Lcn tot dcze Afdeelinsr le jnoeten bren.'jen,
omdat zij de oorspronkelpe Toorwerpen Toorslcllen, die voor de oponlijke ol' liuiíselijkií jfodsdlenst
be-stemd waren, en. waar dio Toorworpen ontbraken, in bunne plaals komcn. Daar het
balaemen der lijken zelf eene jjodsdicnslige Landelinn: was, hebben wi) natuurlljk ook al de daarloc
beLoorende werktuig:en tot dezn Afdeelinjj gebragt. De weiiiij;e Crieksche voorwerjieii komleii
hier, cTcmnin als in de Toorgaaiide Afdeelinj, een afzoaderlijk scheel Tornien.
Platen XXXI en XXXIt.
C. 1. Kalksteea. Twce fragroenlcn ran ecn ßas - relirf, lietwclk misscliieu eenen TEMI-EI. Tersierd
hceft. Wij zien er (PI. XXXI) cenen Aegyptischen ko»ing op, die teru{,'jckftcrd vaii eenen bi-i.ifjstojjt,
zieh tempelwaarts begeeft. om <len ¡»oden de Tniclilen zijner overwinningcn aan te bicilcii.
De naain Tan den koning is, niet bet groolsle ßredeclte van hol liicrojilyphischo opselirift boven zijn
hoofd, verloi-en ije.iaan. De konin«; in lanjje tu nica (fckleed, de hals met eene meniffle halsbctcns
of kra.icn TCrsicrd, het hoofd mel den koninklijkcn diadceni en uraeus onigevcn, scbijnl de ¡^elukwenschingen
en dankbcliiiifingpii to onlTangen Tan twco personen, van wcJkc de een, aan zijiio
reglerzijde, de prleslo - lijie kleedinjj drangt; dric andero prirslers l)rcngcn Iialskelens en andero
¡jescbcnken aan. Het ovcrigc van de Toorstellinf; is op drie, boven elkandcr gcplaalslc rijcii, ol"
jronden verdecld (zie Plant XXXII). Op de ini<lilcMe zien wij üciicii ^ffr'jptoiaar inet eoii sclirijftafclljc
in de linkerhaiid, on «ilf andere die de gevangrnen niel liunne vrouu - r^i en kinila - rn wegvoereu.
De gevangcncn zijn mel de banden in een stidi houl vaslgebondcu, waarvau liel cene cindo
mot een tonw nan Ininncii bals hangt ; liet lo«w aan lict andci-e eiiide wordl <loor do Acgyplcnaars
Ta.stgeboudeii ; de vrouw hecft hare armen vrü, en draagt 2 kimlcrcn, liet cene in eenen doelc op
liaren regier scboudcr, bet andere op baren lials. Op de bovensto rij, waarvan alleen licl bcneden
gedcelle is overgeblcven, zien wij Aegyptenaars in lange tiinica's gekleed, sommigo met de zinncbeelilcü
der overwinning in do banden, gcTolgd cloor een deel der Aegyptisclie (!') niilurij; op de
onderste rij, waarvan Lei bcncden gcdeelte ontbreekt, aohtcr de 3 priM^crs mel de balskctcns,
iiog ecn aautal van 12 Aegyptenaars, vergeield najii- bet scliijnt van hunno Afrilcaansclic huJpben.lcri,
de gevangenen Toorl leidende, even als op de niiddelste rij. .lan de gelaalslrekkcn van bijna al de
gevangenen herkennen wij een AsiittiscL volk, misscbien dat der Oielo's. — Dil bas-reli.'f is vooral
bclaugrijk om de vcrscbillende uildrukkingcn cn boiidingen welke de kunslenaar aan de beeiden
gegeven Leeft, — Gcvonden le SA^OABA. Zarig 3 .05 El. (Gekocht te Liì orno door den Lt.-Col IIuMOtRT.)
C. 3. Xalksteen. Drie fraginenton, bij elkander behoorcndc, waarscLijnliik afJcomstig van den wand
van eenen TEMPEL. Op PL-iat XXXI I I , twce .^egypletiaars in lange tunica'« gekleed, de bals mel
eene nienigie halsketens versierd, den schepler met de siruisi - edcren, zinncbeeldeii (ior overirhtning,
eu cene sjerp in de linkeriiand lioudcndo, De con is naar eenen lewpcl of eenig ander grool gcbonw
gewend, waarvan nien den trap en eene kolom ziel. Vóór Iret.i in 3 lijnen hieroglyplien bot bcneden
gedeelte van een opscbrift: (1« lijn) aan kern, vtii ivege den jong - en koninklijken
gc/irijver, J/or - hem- hba'i, den gereglvaardigden, 11 ij iegf en an/it - oordi; (lict ovorige van dezen
zin i.s met bei bovengodeelle van de 2' lijn vcrdwenen) een groot aantal da gen, voor allijd.
De ivoordcn van haar (de godin) aan u. Zij verbergt het lichl wanneer ziJ door het land (rekken,
(3' lijn) in hunne harten, iooah zij uu - en naam sehi/lerend verheft. — De andere Aegypienaar,
naar de tegeuovergeste]de zijde gewend, hecft, bebalvc den ichcpier en de sjerp, nog eene
kleine biß in de hand, en geeft zijne bevclcn aan eenen Aegyptenaar van minderen rang. Een
woinig vorder (PI. XXXIY) .«preekt ecn Aegjplenaar tot eenen troep vijaiiden, die naar liet schynt
tot ccn Asiatisch volk bebooren : dcze laalsten op den grond liggendc, of nedergeknield. (jcven ziel»
aan den overwinnaar over, en schijnen eene aangenanie tijding le ontvangen. AcLier hen, op drio
rijeu, eenige jviarden, twee aan twce door majinen voorlgeleid, welker gelaaI.s 1 rekken en kleeding
een vreenid volk aanduiden, Uet hiöroglyphisch opscbrift op bot einde beval den zin: offerunde.
van den groolen hai'pspeler{?) van den heer der werelden, den konhiiclijken schrijver van, de
gpregligheid, den opiigter van het paleis J/or{ - hem- hba'iì).
Kaar ons voorkonit stellen de Iwee Loofdbeelden slccbls eenen pcr.soon voor, den koiii)iK)ijl>cn
scbrijvor lIor - Lcm-hbaV. die zidi in de ccrsic plaals toi den god van den tenipcl rigl. Het
anlwoord van den god ontvangen Lebbende wendt h(j zieh naar eenen ondergeschikten Aegyjilcnaar,
om dien zijne bevclen, of bei gedeelte van Let anlwoord der godlieid mede le deelcii, dal op
de vijandcn belrekkiug hcefl: cindclijk zien wij dezen Acgypienaar de bevelen ^an zijncn heer
Tolbreugen, — De iiildrnkking de gevegivaardigde, achler den na.im van Hor - hem- hbaV, in de
1' Ijjn >an het opschrifl (PI XX.MII), zoude bei vornioeden kunncn welligen, dal Lei bas-i-elief lot
een graf lieefl behoord, op welks wanden de daden lan den ovcrledcne voorgeslcld waren: in dil
geval zoude Let monunicnl lol de klasso der Lijkmonnmenicn bebooren. Do slijl van bet werk en
de naam van den koninklijken selirijver knnnen dit stuk tot de lijden van bel XVIII'—XX« slambuis
brengen. — Gcvonden te SAQQIRA. Lang2M3El . (Aangckocbl le Livorno door den Lt.-Col. IIIMHERT.)
Piatcn f« XXXJI.
5. Kalksleen. Fragment van ccn bas - relief; waarop negen neh uilgehouwen zijn, en het e inde
van den slok des Lorder.s die den Iroep drijft. — J/oog 4,5, lang 2.5 J'. (o.)
0. Kalksteen. Bas - relief, welligt uil eenen TEMPEL, eenen nraeiis voorsteilende, boven op eene
tafel of een allaar, tusschcn twce pilaslers, zieh opriglende, op bel hoofd de %oiineschi)f lusscben
do horens; zinncbceld van cene der dochlcrs van den god Ooh. — Jloofj 4,2, breed 3.6 P. (Ce-
Kocht ic Livorno door den Lt.-Col. IIUJIBKRT.)
Ronioiiiscli KCfk.
m
' F F I . 1
â
i' I
f. • 5|