i
\ i
IS
B. 151, 171. Geimailleerde aarde. Hetzejfde dier. Op de onderzijde Tan hel roetsluk n. 171. b een
koninUijk naamscIiUd Rc-cLcper-neb, waarraii het laalste teeken onMkcr ¡s; misschíen Dioct
gclczen worden Bé-chcpcr-mcn, (TOOF Kó-mcn-clieper, de Toornanm Tan Tliootkmosis III
uît liet XVIII" stamLiiis), of Ró-niohcpor-ncb (do voornaam van Amontuooncli, breeder Tan
Anicnootp 111, uil Letzelfde stamhuís).
178. Geëniai/leerde aarde. Kop van cenou LEEUW.
Gricksch of Romeinjch ncrk.
ISO. Ge'évtaiUecrdc aarde. Blasker T.in concn Leecw.
1S3. Ivoor of ßecn. De Toorste Iielfleii Taii tweo LEEUWEX, ín te8:enoTer5-estelde rigling anii
elkauder gelieclU.
1S8. Geëmaiileerde aarde. De TOorste bciftcn Tan ecneii LEEDW en Tan eencn SIIEIT ais boTeo,
aan elkauder solicdit; de kop Tan deu slier mot do %onneschijf ycvútrii. (t'BSC.)
190. Brons. De SPIII.M, con zinnobeeldiy dier, zamen^esteld uit hot lyf Tan cenen Leeuw, met
ceil menschenhoojd, dal met eenen uraeus Tcrsierd is. Regis cu links van dc Toorpooten ran liet
dier, cen zieh oprigtcnde «RA«<Í. — Hoog met hel voelituk 1.9 P. (L'ESC )
191. Marnier. Groole lijfgrende SPUI.NX, het hoofd met Let koningskapsel, de borst versierd
mot eeiie, aan cone hnlskolon Lan;j:eude, bulla (amulcl), zooais de kindoron (>ij de Romei non die
droejïcn. — Lang 1.09; /looj/ 0.70 £1.
Im siecht «uli na ÜCD noRisioKben qjd.
195. Gecmaillcerde aarde. Hetzclfdc dier zittende.
197. 20j. Geëmaiileerde aarde. Dc U n s , cen der zinnobcelden Tan Osi r is.
213. Geëiiiailleerde aarde. Kleine amulet, met Lclzelfdc dier in TerlieTen werk.
215. Geëmaiileerde aarde. Twee H A zi:.'« ncTeiis elkander; op dc ondcrzijdc Tan dien ter regle rsdjde
ecu uraeus, op de andere dc naam Tan .4mon.
216. Blaauivachlige lalk. De STIER Api s of 11 api , met dc zonneschüf en den uraeus tusjjolien
de horens; op don nck en liet kruis is ecu g'''^ iugesncden.
22i. Jìrons. llctzelfdo dier. met de tva¡sende maan, de maanschij/en den uraeus tusscbcn de
liorens; op den rug een dckkleed, op den uck en hot kruis een gier, aïs boTcn.
231, 23Ö- Geemailleerde aarde. Hetzclfdc dier m aar zonder het dekkleed en de gieren.
2â4. Geëmaiileerde aarde. Amulet in dc gcdaanlc Tan een tempel/je, met Lelzelfde dier, in
TerhcTen werk.
Plant XXir.
245. Boode gebakken aarde. Hoofd Tan den STIER Apis of Hapi.
246. Beschilderd hout. Plaalje met helzclfde dier in TCrhCTCn werk, staande op een e slede.
251. lirons. Helzclfde dier lig¡;endc. (L'ESC.)
25Í). Sei-pentijn. Hoofd Tan eenen STIER of Os.
201. Aalkstecii. Dc aan i latl ior geliciligde KOE, met de ionneschijf, den uraeus en de Iwee
s/riiisvogelsvrdrrx-n (het kapscl Tan Hal l ior) tussehen do horens. Vóór het dier zijn op iietzelfde
Toetstuk nedergeburkt een man en cene vrouw, dio cen offer- oí plengla/el/je op de knioon Louden.
De opschriften. die nog moor dan hot beeidwerk Tan het Toclit gelcden hcbbon, zijn met de opper-
Tlaklc op eiikelc plaatsen Tcrloren gegaan, en liier en daar bijna onkennolijk geworden. Er is
oTcnwol genoeg Tan oTcrgeblcTen om do bcstemming Tan het stuk als graf-monumcnt bniten twijfel
te alcUen. Op het kJeod Tan den man lezen wij zijno betrekJcing cn zijnen naam : den, boogdrager •)
Pi-book-oonch (?); op dal Tan dc Trouw, de vrouui des huiles Toër-liem-hba'i; rondom
Let TOC Is I uk, Tan Toren: offerande van den boogdrager Pi-book-oonch, soon van den boogdrager
S jooï ; regis: toewijding aan l/ulhor,opdal sy drank, spijs en eenen (gelukkigen} over logt
schenke aan den boogdrager J'i-book-oonch, den soon van den boogdrager S/oo'i, en de
vrouw des huizes Jtloelh-Hor: boTon op het TooUluk, regis, de li lois Tan den god Phtah den
') EigOLlúk Jit mr im boo, i>. volgeu de Itttolijke terUling «ta dn> hi
19
toedeeler der geregtigheid; op de linkerzljde Tan Let Toetsluk, 201. b, toewifding aan denzelfden
god, Toor cenen zoon Tan den boogdrager; tussehen de poo I en Tan de koe, regis, de n.imcn Tan:
1* syne» zoon, den priester Phtah-hem-ba; 2' syne» soon, t?e>i heiligen schrljver van den
tempel, den toedeeler der geregiigheid >) 5joo?, en 3' zijnen zoon, den priester ^menootp;
links, 2C1. J, 1" ztjne doohier de van Phtah, de vrouw des huizes Jf-n-ehio; 'I' sijne
dochler de ') van Phiah, Isis ; ca S' de vrouw deshiiizes Tovr-hcm-hba'i.~ Hoog ^ÂP. (ts.)
B. 262. Geëmaiileerde aarde. Ondersto gcdeellc van een TCrsiersol in de ged.iante van het tegenwigt
Tan cenen halskraag (zie G. 1187-1195); met het boeld Tan ecnc KOE in TorhcTen work; TÓÓr do
koe drie papyrus (?) stcngels, acLler haar bet leeken Tan do Ujkwlndsels; bovenaan de verkorting
Tan dc Lieroglypbische groep offerande. Op de achterzyde, 262. 6, leest men Siet laalsle gedeclte
Tan eeno Liëroglypliisehe legende met den naain Tan Amenirites oî^meniles. Dezc uaam cn
de slijl Tan het werk gcTen aanleiding om dit stuk tot do lijden van liet XXVI« slamhuis te brengen.
263. Brons. De aan Hathoi ' gehciligde KOE, met zonneschijf on slruisvogelsvedereii tussclien
de horens.
Plaat XXIMf.
273. Gebakken aarde. Eon paard, met loom e n gebil.
Grickscb of nomtiosch werk.
275. Brons. Een springend paard. — Lang 1.35 P. (iK.)
Grlekscb nerk.
276. Kalks teen. SPHISX met ramskop, op cen Toetstuk liggende. Eene opening boTen in den
kop sehijnt gediend te hcbben om het kapsel Tan Amon-Ra, beslaando uil de boksborens mal
sonneschijf en de twee vederen of palmen, daarop Tasi to Lecliten. Het zeer ruw ingelionwen
opsehrlft, rondom hcl Tootstuk, waarran wlj een gedeclte in dc oorspronkolijke grootle ondor
n. 276. e afgobecld hebbon, houdt in: op de reglerziide, d—a omloopende om dc achterzyde, b,
aanbiddingen van ^man-Ra, den koning dei' goden, den beheersekei', den eeiiwig levendcn,
den al/ijd ?ieerschenden. De linkeiaijde, 276. c, scbijnt den naam ran den toewijder te bCTutten;
dc Toorzijde <¿ den naam Tan den god Ainon-Ra, den heer des hemels, den heiligen bestuurder.
Het groot aanlal fouten en de uillalingen in dit opschrift schijnen aan te toonen dat de steiler, of
li|j die het uilgcLouwcn Leeft. do waarde der leekcns niet gekend heeft. — Lang 6.1, hoog 3.7 P.
277. JCalks/een. Kleine vierkanlc pl.iat, op welker beide zìjden een lUsi, Let leTcnd boeld Tan
Amon-Ra cn Knoephis in TOrLcTen werk is »lilgeliouwen. (is.)
282, 287. Geemailleerde aarde. Helzelfde dier, liggende cn slaandc. (cr.)
305. Elei. Kop T.-in helzclfde dier. (is.)
307. a, b. Goud. RIM met vier horeìis, ïinnebeeld T.IN Amon-Ra.
308. a, b. Geëmaiileerde aarde. Amulet op welts Toorxijde. re, in TerhcTen werk, de ORIX of
A «TI LOPE, zinncbeeld v.nu Tini ox: op de keerzijde, b, ingcdrukt, twee liggende dieren.
309. Brons. KAMEEL met twee pakkeu op den rug.
Grwksch of Romcinseh werk.
310. 315, 321. Geëmaillee>-de aarde. Het TARSEN, zinncbecld van <le TypLonischc godheden.
332. Geëmailleei-de aarde. Onderzijde van het TOCtsluk Tan eon V.IRKES als de Toorgaande, met
hot opschrift Isis, de leven-geveiide, de heerscheres der u-erelden.
334—336, 342, 344—347. Geemailleerde aarde. De ECEL. nan de zoìi geheiligd, met Terschil-
Icnde beeiden en opschriflen op de onderzijde van hot voelslnk, als: eene koe, 335. 6; den schorpioen
met Let Icekcn T.in goedheid, 336. b; den Toornaam Ro-mcn-cheper (in welken Let Iweedo
tecken bij Tergi.ssing licriiaaid is) Tan Thocthmosis III uit LctXVIIPslamhids, 342. ô; denzelfden
Toornnam tussclien twee stmisfogelsvederen, 344 b; een blad en drie zieh oprigtende u
235: of den naam T.in Amon-Ra, 346, 347-
<) Uiuchitn dm htOi^n ¡chñjKr (kim^immaíM) n
í) Wnnnchijalijk drukVcB d« líckcns op hrt oonpronki